Periodisering:
Oudheid (2000 voor Chr.-590 na Chr.) =
- Rome ontwikkelde zich tot een wereldrijk en hier ontwikkelde zich een rechtsstelsel.
- In de zesde eeuw na Christus: belangrijkste bron voor onze kennis van het recht van
de Romeinen = Corpus Iuris Civilis
Middeleeuwen (590-1500) =
- Rechtspluralisme = niet één, maar meerdere organisaties en verbanden bestaan die
het maatschappelijke leven beheersen, rechtsnormen kunnen opleggen en de
naleving ervan afdwingen
- Het recht bestond hoofdzakelijk uit gewoonterecht en verschilde van gewest tot
gewest
- Canoniek recht
Vroegmoderne tijd (1500-1800)
- Recht steeds meer in handen van wereldlijke gezagsdragers, vooral ten koste van het
canonieke recht
- Striktere scheiding tussen privaat- en publiekrecht
- Versmelting oud inheems recht en nieuwe Romeinsrechtelijke elementen
- Binnen continentale rechts denken ontstond denken van natuurrecht
- Juridisch humanisme ontstond, ze streefden ernaar het Romeinse recht weer te
verbinden met het Rome van de pre-Justiniaanse tijd en de teksten van het Corpus
iuris te interpreteren zoals deze oorspronkelijk moeten zijn bedoeld door de
Romeinse keizer of de juristen die ze hadden geschreven
Moderne tijd (1800-1945)
- Codificatie stond centraal, het van overheidswege vastleggen van grote, autonome
delen van het recht in systematische wetboeken
- Code Civil 1804, een van de belangrijkste eerste wetboeken van het burgerlijk recht
- Bürgerliche Gesetzbuch 1900, laatste grote Europese codificatie van privaatrecht
Huidige tijd (1945-heden)
- Toenemende eenwording van Europa door de vorming van de Europese Unie
In de Middeleeuwen was er
- Ius proprium = ‘eigen recht’, recht had een beperkt geldingsgebied
Voorbeeld: stad of gesloten rechtskring
- Ius commune = ‘gemeenschappelijk recht’, recht waarvan de gelding niet was
beperkt tot een afgebakend territoriaal gebied of een gesloten rechtskring
Voorbeeld: canonieke recht
Compilatoren = leden van de commissies, samengesteld door Justinianus om het corpus iuris
civilis te maken
Codificatie betekent het neerleggen van bestaande wetten op schrift, die daarvoor allemaal
in verschillende bronnen waren te vinden. Het is een uitputtende verzameling van al het
recht dat toen al bestond
,Corpus Iuris Civilis
Algemene kenmerken:
- Geen opbouw van algemeen naar bijzonder (zoals ons BW), maar op onderwerp: een
bepaald onderwerp staat in verschillende delen
- Ook bestuurs- en strafrecht
- De teksten in de Digesten en de Codex waren meestal casuïstisch, terwijl de teksten
van de Instituten vooral beschrijvend waren
Het was het eerste wetboek, de eerste codificatie, het kende nog geen opbouw van
algemeen naar bijzonder. Het was op onderwerp ingericht, meestal met een verhaal
beschreven (heel erg casuïstisch, vooral het juristenrecht). In de instituten zie je dit
casuïsitische het minst want dit moest zo simpel mogelijk worden gehouden de studenten
Onderdelen Corpus Iuris Civilis
- Instituten = lesmateriaal voor studenten
Voor groot deel is het Institutium Gaius gebruikt
4 boeken
- Digesten = oud juristenrecht
50 boeken
Was belangrijk omdat het recht door leken werd geregeerd. Pretor bepaalde of zaken
voor de rechter kwamen, maar hij had geen kennis van het recht. Rechter was een
burger en partijen hadden ook geen verstand van het recht
- Codex = keizerlijke constituties
Eerst: Codex Vetus
Later: Codex Justinianus -> de Codex Vetus werd na de invoering van de Digesten en
Instituten vervangen door Codex Justinianus omdat er nog veel onduidelijk was
De keizerlijke constituties (in de Codex) bestaan uit vier soorten rechtsbronnen:
1. Rescripten = antwoorden op verzoekschrift, een soort advies, gewone burgers
konden de keizer een vraag stellen en wanneer de keizer hier antwoord op gaf
dan was dat een rescript
2. Decreten = keizerlijke rechtspraak, rechtspraak, als je in beroep ging in eerste
aanleg kon je bij de keizer terecht
3. Edicten = keizerlijke verordeningen, zoals wij ministeriële regeling kennen, een
eenzijdige actie van de keizer
4. Mandaten = instructies voor ambtenaren, beleidsregels bijvoorbeeld
- Novellen
Strikt genomen behoren ze niet tot het Corpus Iuiris.
Keizerlijke wetten die zijn uitgevaardigd nadat het corpus iuris civilis was
uitgevaardigd, want Justinianus bleef nog ongeveer 30 jaar keizer.
Gingen door tot het overlijden van Justinianus
Ontwikkeling CIC
1. Eerste leven
Codificatie in 534
Helpt ons te begrijpen hoe het recht van het Corpus iuiris zich door de eeuwen had
gevormd
, Alle bestaande rechtsbronnen werden samengevoegd om meer eenheid te creëren in
het Romeinse Rijk. Politieke reden die erachter zit is dat het Romeinse Rijk uiteenviel.
2. Tweede leven
Hernieuwde receptie Romeinse recht in Bologna
Vanaf de receptie een additionele rechtsbron in heel Europa
Het corpus iuris werd in de rechtswetenschap bestudeerd en het was een kenbron
voor canonieke regels; receptie
Streven naar die wetgeving betekenis te geven voor hun eigen dagen door onder
meer de teksten zonder enige interne tegenspraak te interpreteren. Zoals Justinianus
dat overigens zelf had voorgeschreven
Geldt meestal niet als eerste recht in een streek (het gewoonterecht was dat), maar
wanneer er universiteiten op kwamen werden de docenten geschoold in het
Romeinse Recht en zo werd het Romeinse Recht verspreid. Vanaf de receptie een
additionele rechtsbron in heel Europa
3. Derde leven
Leeft voort in de codificaties uit de 19e en 20e eeuw
Geen rechtsbron meer maar een historische bron
Het Romeinse recht werd in de codificatie eigenlijk afgeschaft maar heel veel delen
zijn in het huidige recht overgenomen
Codex Justinianus
Opbouw en totstandkoming Codex
- Aanvankelijk veel tegenstrijdigheden in de Digesten (meningsverschillen tussen
auteurs)
- Bemoeilijkte bundeling en harmonisatie
- Opgelost door uitvaardiging 50 nieuwe constituties
- Twaalf boeken (naar de Wet van Twaalf Tafelen (451 v. Chr.)
- Opbouw:
Boek I: kerkelijk recht, rechtsbronnen, de kanselarij
Boek II-VIII: privaatrecht
Boek IX: strafrecht
Boek X-XII: belastingrecht en bestuursrecht
Digesten
Algemene kenmerken:
- Adviezen van verschillende klassieke juristen (0-300 n. Chr)
- Kracht van wet sinds de constitutie Tanta
- Samengesteld door Theophilus en Dorotheus en Tribonianus
- Casuïstisch
- Voorzien van interpolaties
- 50 boeken
- Opbouw:
Pars 1 (boek 1-4): het begin
Pars 2 (boek 5-11): processen
Pars 3 (boek 12-19): het vermogen
Pars 4 (boek 20-27): het middelste
Pars 5 (boek 28-36)
, Pars 6 (boek 37-44)
Pars 7 (boek 45-50)
Juristen van de lex citandi: Gaius, Paulus, Papinianus, Ulpianus en Modestinus. = eerste
poging om het oude juristenrecht te ordenen in 426 door keizer Theodosius II. In deze
citeerwet werd een vijftal juristen uit de klassieke periode aangemerkt als de grote juristen,
van wie de adviezen bindende kracht hadden.
Interpolaties
Totstandkoming Digesten
- Opdracht aan commissie die Digesten om bepaalde verouderde, in onbruik geraakte
rechtsbegrippen en rechtsinstellingen uit de teksten te verwijderen en waar nodig de
teksten te wijzigen
- Resultaat: fragmenten losgemaakt uit hun oorspronkelijke context en opnieuw
gerangschikt te midden van andere fragmenten waarmee van oorsprong geen enkele
samenhang had bestaan. Ze werden geplaatst in titels die een bepaald onderwerp
beoogden te behandelen
- Later ontstaan twee interpretatiemethoden:
Bartholeaans: tekst interpreteren in Justiniaanse context
Interpolatiekritiek: tekst interpreteren in context van het klassieke recht
(reconstrueren)
De teksten tijdens dat Justinianus het maakte, waren al 100en jaren oud. Soms moet je dan
wat sleutelen om het toepasbaar te laten zijn op de huidige tijd. Hiervoor ontstonden twee
scholen. Justinianus heeft gekozen voor interpolaties, het is dus de teksten aanpassen naar
de huidige tijd. Er moest maar een selectie van de juristen in de Digesten worden gezet, de
beste dingen werden er uitgepikt, maar dit had als gevolg dat dingen helemaal uit context
worden gehaald. Hiervoor zijn twee interpretatiemethoden:
Bartholeaans: je kijkt niet naar waar de teksten daarvoor zijn gebasseerd, alleen kijken wat
er in de Digesten van Justinianus staat
Interpolatiekritiek: wat heeft de oude jurist destijds gemeend te zeggen met zo’n
rechstregel.
Instituten
- Leerboek voor studenten
- Tevens een rechtsbron en dus geldend recht
- Samengesteld door Triboniaus, Theophilus en Dorotheus
- Naar model van de instituten van Gaius
- Ook wel elementa
- Opbouw:
Boek 1: rechtsbronnen en personen- en familierecht
Boek 2: goederenrecht en erfrecht
Boek 3: vervolg erfrecht en overeenkomsten
Boek 4: delicten en procesrecht
Novellen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller notarieelstudentvu. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.72. You're not tied to anything after your purchase.