Aantekeningen van de hoorcolleges van het vak "Inleiding Televisie". In deze cursus worden de belangrijkste teksten en begrippen van televisietheorie behandeld. Deze aantekeningen zijn hier een aanvulling en een samenvatting van.
Studiejaar
Hoorcollege 1: televisie in transitie Maandag 24 april
Wat is televisie?
• Sport, nieuws, reality, fictie
• Apparaten (laptop, tv, etc.)
• Televisiezenders/ instituties
• Hoe je kijkt (met de hele familie in de woonkamer, media events, online, onderweg)
Televisie in transitie
• Televisie als vaststaan medium
• Tegenwoordige veranderingen
• Redenen voor veranderingen
• Televisie als dynamisch medium
Televisie als vaststaand medium
• Technologie
o Uitgevonden in 1872 (nog voor film dus) → maar de technologie was nog niet uitgewerkt en kon dus nog niet
gebruikt worden, het was vooral nog een idee om vanuit één centraal punt uit te zenden naar een heleboel
gebruikers (experimentele fase)
o In de jaren ’30 werd televisie geïntroduceerd in Duitsland en Engeland
o Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er weinig interesse (behalve in de VS, in Europa had men echter andere
dingen aan hun hoofd en ook geen geld vanwege de oorlog)
o In de jaren ’50 begon televisie zoals wij dat nu kennen (de eerste 40 jaar waren stabiel, weinig veranderingen,
analoog, terrestrisch (niet via kabel))
• Institutionele vorm
o Europa: publiek omroepen → denken na over welk soort programma’s ze willen maken/uitzenden, wat de
functie is van televisie etc.
o Verenigde Staten: commerciële televisie (vanaf 1989 eerste commerciële zender in Nederland)
• Programma’s (genre, stijl → bleef lang stabiel)
• Receptie
• Maatschappelijke functie: constructie van de natie door middel van politieke en nieuws.
Businessmodel van (commerciële) televisie
• TV 101: het oude vaststaande model met 3 zenders (ABC, NBC, CBS) die domineren wat er te zien is op de
Amerikaanse televisie. Zij laten programma’s produceren door productiebedrijven voor een bepaalde prijs.
• Probleem: als het programma succesvol is, kunnen producers/acteurs meer geld vragen en wordt het produceren
van een programma duurder voor de zender.
• Relevantie van kijkcijfers: adverteerders betalen meer voor de aandacht van kijkers
• TV moet een balans zien te vinden tussen de behoeften van de kijkers en de belangen van de adverteerders.
• Gevolg: weinig uitdagende, creatieve programma’s, maar hergebruik van bepaalde formules (acteurs, genres)
waarvan je zeker weet dat mensen er graag naar kijken.
• Bij publieke televisie: wordt ook betaald door mensen (belasting) en tegenwoordig ook gedeeltelijk door
adverteerders, dus daar spelen ook kijkcijfers een rol.
• Maar vroeger had men een ander idee van de publieke omroep: burgers opvoeden, laten nadenken, kritisch zijn →
uitdagende programma’s. Oftewel: heel ander soort programma’s dan bij de commerciële omroep, maakte niet uit
hoeveel er naar kijken omdat ze niet afhankelijk waren van kijkcijfers (nu is dat wél belangrijk)
• Commerciële programma’s: “least objectionable programming” → waarover geen kritiek op kan komen, waar
iedereen naar wil (en kan) kijken, zo veel mogelijk kijkers trekken (innovaties, controversiële inhoud,
grensverleggende ideeën waren bij commerciële programma’s dus niet toegestaan)
Tegenwoordige veranderingen
• Interactiever (op andere devices, andere media)
• Participatie van de kijker
• Overal te kijken (on-demand, niet alleen meer thuis)
• Betalen (subscription voor bijvoorbeeld HBO)
• Individualisering/fragmentering: niche-markten/programma’s, voor elke doelgroep wat (narrow casting)
• Ander soort programma’s (experimenteler, uitdagender)
• Nieuw businessmodel
o Ontwikkeling van goedkopere programma’s (zoals reality → geen acteurs nodig die je moet betalen) en formats
(die worden verkocht naar andere omroepen of landen, daar ingevuld met andere mensen/cultuur)
o Fictieverhalen met een bepaald soort verhaallijn/patroon, die lokaal wordt ingevuld
, o Sponsorship, product placement (Magder, 2004)
o Betaaltelevisie (subscription)
• Fragmentatie van het publiek
o Niet iedereen kijkt meer naar dezelfde programma’s, want er zijn heel veel zenders en aanbod.
• Nieuwe aanbieders: Niet alleen meer zenders (publiek/commercieel of 3 zenders) maar ook: Pay TV, DVD’s,
YouTube, VOD, streaming, downloaden, Netflix, Uitzending Gemist etc.
• Receptie: whenever, wherever
Redenen voor veranderingen
• Remediation (Bolter/Grusin, 2000): oude media veranderen door de opkomst van nieuwe media
• Politieke reden: deregulering → markt open voor nieuwe aanbieders
o Multi-channel-transition in de VS: veel nieuwe zenders naast de 3 grote
o Duaal omroepbestel in Europa (ook commerciële zenders toegestaan)
• Digitalisering: distributie niet meer van bepaalde drager afhankelijk (want meer mogelijkheden)
Televisie als een dynamisch medium
• The end of television??? (as we know it?)
• Media-archeologie: televisie was constant al in beweging, trans-media storytelling, betaalde televisie, participatie
en sponsorship bestond al in de jaren ’50 (wat is er dan “nieuw” aan de televisie van nu?)
• Flexibiliteit van televisie: technologie, cultureel gebruik → redenen voor fase van stabiliteit, is die er wel geweest?
• Permanent experiment: televisie verandert/verbeter constant (Keilbach/Stauff, 2013)
o Televisie als educatief middel, freeze en moonlanding, ontwikkeling van nieuwe programma’s (reality TV),
experimenten met online distributie.
Hoorcollege 2: broadcasting Maandag 1 mei
Van broadcasting (context: modernisering) naar narrow casting (context: globalisering)
“Phase of abudance” (John Ellis (distributie))
➔ veel materiaal via verschillende platformen (geproduceerd en) gedistribueerd.
Laat een belangrijke transitie zien:
➔ broadcasting (one to many) naar narrow casting (minderheidskanalen) (bestaan naast elkaar)
➔ Publieke en collectieve functie van televisie verandert als de context waarin tv wordt gebruikt verandert.
Broadcasting (= omroep)
Functie: antwoord op de toenemende individualisering en opdeling van de samenleving, namelijk die van:
➔ Centrale distributie van informatie naar velen: via omroepen, ten behoeve van een “imagined community”
(Benedict Anderson)
Men vreesde voor individualisering en de opdeling van de samenleving (als gevolg van de modernisering) en de
technologieën met betrekking tot transport en communicatie (telefoon, trein, radio (zendertechnologieën) die hierbij
kwamen → letterlijk en figuurlijk grenzen overschrijden.
Omroepen: geïnstitutionaliseerd door overheid om “imagined” nationale gemeenschap te creëren, omroepen gaan
deze “imagined community” vormgeven → alle burgers bereiken (ook die niet de krant kunnen lezen)
“Centralized broadcasting was both an answer to the need felt by the central powers to reach all citizens with
important information efficiently, and a highly useful instrument in the production of harmonizing, stabilizing
“imagined communities” of the nation state.” – Gripsrud: reader
De context van modernisering
Broadcasting was het gevolg van vele technologieën waardoor mensen/machines mobieler werden.
Ontwikkeling van de traditionele maatschappij naar moderne maatschappij via verdienste, participatie, specialisatie:
➔ Handel in diensten in ruil voor macht/geld)
➔ Ontwikkeling communicatiemedia: tv was niet alleen het gevolg van uitvindingen in de modernisatie, maar trok
deze ook verder (dus ook omgekeerd: moderne communicatiemedia zorgden voor de ervaring van moderniteit)
(bijvoorbeeld Philips, stond voorop bij ontwikkeling televisie in Europa
Televisie is het meest intensieve medium in het moderniseringsproces
➔ Door de combinatie van beeld en geluid en door de technische mogelijkheid van simultaniteit: tele – visie = ver
zien → iets zien waar je zelf niet bent
➔ Liet mensen kennis maken met andere culturen buiten de nationale gemeenschap (grenzen verleggen)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller wwijnja. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.