100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Inleiding Theater en Dans: aantekeningen hoor- en werkcolleges $3.17
Add to cart

Summary

Samenvatting Inleiding Theater en Dans: aantekeningen hoor- en werkcolleges

3 reviews
 170 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Aantekeningen van de hoor- en werkcolleges die bij de cursus "Inleiding Theater en Dans" zijn gegeven. Het document bevat uitleg van verschillende theoretische begrippen en teksten die in de cursus zijn behandeld en zijn hier een aanvulling op. Studiejaar

Preview 2 out of 12  pages

  • June 3, 2018
  • 12
  • 2016/2017
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: suzannerijpma1 • 5 year ago

review-writer-avatar

By: boclaire • 5 year ago

review-writer-avatar

By: Ikhaatditgedoemetjeemail • 6 year ago

avatar-seller
Aantekeningen theater hoor- en werkcolleges

Hoorcollege 1 – Spektakel Maandag 24 april
Wat is theater?
• Live-karakter, voor een (betalend) publiek, (eventueel) in scène gezet, entertainment factor
• Reactie van publiek bereiken

Spektakel
• Etymologie: ‘specere’ (Latijn = kijken) (vergelijk ‘theatron’ (Grieks = plaats om te kijken)
• Gemaakt om naar de kijken, trekt de aandacht van het publiek
• Groots, imponerend, indrukwekkend
• Negatieve associaties: overdaad, protserig, overdreven
• Historische associaties: gladiatorengevechten, wagenrennen

Oorsprong
• Oude Griekenland: ‘theatron’ = plaats om te kijken
• Beroemdste voorbeeld: Epidauros theater
• Betekenis van theater heeft zich in de loop van de geschiedenis ontwikkeld/veranderd
• Spektakel connotaties: verfoeilijk, overweldigend, moreel verwerpelijk, groots, veel kritiek op “spektakelkarakter” van
het theater.

Vroegmoderne tijd
• Begrip “theater” heel breed gebruikt
o Alles wat gemaakt was om gezien te worden (op een verhoogd iets, dat aandacht trok van het publiek)
o Niet beperkt tot één overdekte plaats (gebouw), maar ook in de buitenlucht
• Theatro mundi: wereld is één groot toneel, iedereen is deel van een kosmische orde.

Spektakel
• 1581: Le ballet comique de la reine
• Spektakelstuk aan het hof (werd toen vaak daar opgevoerd)
• Oorsprong ballet
• Machtsvertoon
• Lodewijk XIV, zonnekoning, hele hofhouding georganiseerd als theater, was zelf ook balletdanser, ook terug te zien
in paleistuin Versailles, perfect geordend en gestructureerd (spektakel)
• Spektakel: tentoonstellen van de ‘ander’, dat wat afwijkt van de norm, object van het oog (Saartje Baartman)
• Kermissen, jaarmarkten, wereldtentoonstelling (voor het laatst in 1958 (!) wereldtentoonstelling in Brussel.

Spektakelmaatschappij
• Guy Debord: kritiek op ‘society of the spectacle’: in laat-kapitalistische maatschappij wordt iedereen passieve
consument (Westerse toeschouwer) en kan zelf niet ingrijpen/controle hebben over die wereld.
• “In societies where modern conditions of production prevail, all of life presents itself as an immense accumulation of
spectacles. Everything that was directly lived has moved away into representation.”
• Bijvoorbeeld Eiffeltoren, had geen nut om het te bouwen behalve om te bewijzen dat het gebouwd kon worden.

Dramaturgie
• Oorsprong: Grieks woord dat verwijst naar vorm als praktijk. Gotthold Ephraim Lessing: Hamburgische Dramaturgie
(1767 – 69)
• Betekenisvolle samenhang van theatrale middelen in tijd en ruimte (niet alleen op toneel, maar ook tussen toneel en
toeschouwer en in relatie tot de maatschappij)
• Marianne van Kerkhoven: ‘grote’ (met de maatschappij) en ‘kleine’ dramaturgie (in het theater)
• Voorstelling/theater is altijd deel van een bredere maatschappelijke context, niet ontstaan in een vacuüm (verwijst
niet alleen naar dingen binnen het theater maar ook naar gebeurtenissen buiten de voorstelling in de realiteit.
• Dramaturgische niveaus:
o Compositie: structuur van de voorstelling (geen vast rijtje theatrale middelen), maar bepaalde
technieken/relaties tussen personages die worden ingezet (waarmee verhaal wordt overgebracht)
o Toeschouwer: spelen met verwachtingen, je verwacht dat er “iets” gaat gebeuren. Worden we uitgenodigd om
te kijken/identificeren met wat er gebeurt, hoe wordt de toeschouwer betrokken? Vanuit welk perspectief kijk je
ernaar (compositie)
o Context: maatschappelijk (technologisch, politiek, sociaal etc.) waarin het wordt opgevoerd, en tegelijkertijd
artistieke ontwikkelingen (genre, stroming)

, Werkcollege 1 - Mise en scène Dinsdag 25 april
• Strategieën van theatermaker om iets te tonen aan het publiek en de relatie tussen het getoonde en de toeschouwer
o Fysiek gestalte
o Zichtbaar maken
o Organisatie van het getoonde
o Organisatie van tijd en ruimte
o Aandacht vragen ergens voor en interactie (met het publiek)
• Materialiteit: tastbare elementen in een performance (zoals een object)
• Auto-poësisch: event karakter van theater, als een open iets in het hier en nu. Het is onvoorspelbaar wat er gebeurt
(reactie van het publiek) kan ook nog aangepast worden
• Performer handelt, toeschouwer neemt waar
• Auto-poetic feedback loop: constante wisselwerking/interactie/reactie tussen publiek en performer.

Hoorcollege 2: spel en illusie Maandag 1 mei

Spel
• Een vrije handeling (niet gedwongen meedoen)
• Een uittreden uit het “gewone” of “eigenlijke” leven
• Belangeloos theater (niks mee te winnen)
• Binnen eigen grenzen van tijd en plaats
• Met een eigen ordening en regels

Hedendaags theater
• Toeschouwers moeten participeren/meedoen (niet meer veilig in het donker zitten) (en aan bepaalde regels houden)
• Spelkarakter
• Ervaringstheater

Theater als rollenspel
• A (acteur) speelt B (personage) terwijl C (publiek) toekijkt (Eric Bentley) → klassieke definitie van theater
• Nog steeds van toepassing (?)
• Theater als “rollenspel” of “doen alsof” komt nog steeds veel voor en beïnvloedt ons denken over theater.
• Acteermethode versus speelstijl
o Acteermethode: hoe jij als acteur een rol speelt (technieken, methodes)
o Speelstijl: hoe de rol en relatie tussen rol/acteur door het publiek wordt ervaren
o Diderot: paradox van de toneelspeler
▪ Acteur voelt zelf niet, maar laat de toeschouwer voelen
▪ Duidelijk onderscheid tussen de acteur en de rol die hij/zij speelt
▪ Juist doordat je zelf niks voelt, kun je het publiek beroeren, als je teveel opgaat in de gevoelens van je
personage, kun je je rol niet meer goed uitvoeren.

Kunst als schouwspel: Kant en Schiller
• Kunstfilosofie of esthetica (aisthesis = waarneming)
• Spelkarakter van kunst
o Spel tussen verstand en verbeelding (Kant) → schoonheid van kunst
o Spanning/spel tussen verschillende driften van de mens bij beleving van een kunstwerk (Schiller)
• Gadamer: nuances op kant en Schiller
o Spel is autonoom, een “heen-en-weer-bewegen”
o Kunst als bijzonder type spel: schouwspel
o Theater staat model
o Toeschouwer is de medespeler: staat niet buiten het spel
o Ervaring/beleving van de toeschouwer moet niet leidend zijn voor de definitie van het spel (zoals bij Kant en
Schiller), is autonoom”
o Voor de heen en weer beweging is niet per se een speler/toeschouwer nodig, maar als toeschouwer ben je ook
altijd betrokken bij het spel (in het publiek gebeurt ook van alles → meeleven etc.)

Theater en illusie
• Huizinga: spel is “niet echt”, een “doen alsof”
• Het “theaterspel” wordt ook vaak in termen van illusie en “doen alsof” begrepen
• Dit idee van theater als illusie is vooral verbonden met de westerse traditie van dramatisch theater
• Voorbeeld: perspectief
o Schilderkunst: eerste toepassing perspectief in Late Middeleeuwen en vroege Renaissance
o Theater: coulissendecor (17e – 19e eeuw) → soort schilderij, in perspectief geschilderd doek, niet alleen plat
(zoals schilderij) maar ook coulissen dus meer driedimensionaal

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller wwijnja. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.17. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50990 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.17
  • (3)
Add to cart
Added