Hoofdstuk 1: Feminisme als strijdtoneel: Simone de Beauvoir en de geschiedenis van het feminisme
Begrippen:
- gender (individueel, structureel, symbolisch niveau)
- de Ander
- gelijkheidsdenken-verschildenken-deconstructiedenken
- eerste-tweede-derde feministische golf
- disidentificatie
-hegemoniale/medeplichtige/ondergeschikte/gemarginaliseerde mannelijkheid
- performativiteit / sociale constructie van gender
- heteronormativiteit
- binaire tegenstellingen
Pagina 19/20:
• Le deuxième sexe (1949) van Simone de Beauvoir (1909 – 1986): de manier waarop over vrouwen wordt gedacht.
• Vrouwen zijn ten opzichte van mannen tweederangsburgers en bevestigen dit keer op keer door keuzes en
handelingen die ingegeven zijn door vastgeroeste patronen
• Mannen beheren economie, geschiedenis, educatie, verbeelding. Vrouwen kunnen zich optrekken aan mannen
door geschikte huwelijkspartner, maar zodra ze kinderen krijgen is er geen tijd meer voor persoonlijke groie en een
zinvolle bijdrage aan de maatschappij.
• ‘Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt vrouw gemaakt.’ Vrouwen en vrouwelijkheid is gemaakt, dus kan er een
alternatief ontworpen worden (vrouwen zitten niet gevangen in hun biologie)
• Voor een nieuw soort vrouwelijkheid en een gelijkwaardige relatie tussen mannen en vrouwen zijn economische
zelfstandigheid en vrouwenkiesrecht een goede eerste stap, maar ook moreel, sociaal en psychologisch moeten ze
zichzelf bevrijden.
Pagina 21/22
• Beroept op werk van Franse verlichtingsdenker François Poulain de a Barre (1647 – 1723) ‘Al wat door mannen
over vrouwen is geschreven moet als verdacht worden beschouwd, omdat ze zowel rechter als partij in het geschil
zijn.’ → de positie van waaruit genderverhoudingen worden becommentarieerd meenemen in het commentaar zelf.
• De tweede sekse leidde er aan het eind van de jaren ’60 toe dat vele vrouwen zich bewust werden van de
uitzichtloze situatie van vrouwen in het algemeen en van zichzelf in het bijzonder.
• De Beauvoir vond ‘feminist’ en vies woord, maar wordt gezien als ‘moeder van het feminisme’.
Pagina 23/24
Golven en generaties
• Feministische geschiedenis wordt vaak geschetst als een golfbeweging van feministische hoogtijdagen en het
(tijdelijk) ondergronds gaan van het feminisme, altijd in beweging (continuïteit en discontinuïteit).
• Eerste feministische golf (hoogtepunt rond 1900): concentreerde zich op vrouwenkiesrecht
• Tweede feministische golf (tussen 1965 en 1980): radicale stellingnamen over het vrouwelijke lichaam,
seksualiteit en relaties.
• Kritiekpunten over golf-metafoor: wie bepaald wanneer er een top van een golf is? En, de toppen van golven gaan
gepaard met generationele markering.
• Vooral de babyboomers droegen bij aan de tweede feministische golf, hadden een vrije seksuele moraal, radicale
politieke stellingname, waren hippies, tegen de Vietnamoorlog, hadden kritiek op eerste feministische golf.
• Eerste feministische golf was ‘niet radicaal genoeg’, vrouwenkiesrecht alleen verworven ‘op papier’ en niet in het
echte leven, waren alleen vrouwen uit hogere klassen die alleen opkwamen voor hun eigen belangen.
• Het gemeenschappelijke (radicale stellingname over ongelijke man-vrouwverhoudingen) verdwijnt naar de
achtergrond bij generationele golven: generationele dialectiek is per definitie dialectisch, de jongere generatie zet
zich altijd af tegen een oudere en doet dat niet per se op grond van historisch correcte informatie over de oudere
generatie (er wordt gebruik gemaakt van stereotypen).
• Eerstegolffeministen waren wel degelijk radicaal in hun manier van doen, en de tweede feministische golf is
bekritiseerd door de generatie X (die zich ‘postfeministisch’ noemen), waren ‘klaagfeministen’.
Pagina 25
• Tweedegolffeministen presenteerden zich niet alleen als anders, maar ook als beter, omdat zij ervoor kozen het
verschil tussen mannen en vrouwen te benadrukken en het vrouwelijke te herwaarderen/ontwikkelen.
• Strategie van feministen rond 1900 (het mannelijk domein toegankelijk maken voor vrouwen) was minderwaardig,
want de veronderstelling zou daar schuilgaan dat mannelijke domeinen niet hoefden te veranderen, er hoeven
alleen vrouwen aan toegevoegd te worden.
• Lage waardering van eerste golf is aanvechtbaar om 2 redenen:
o Gelijkheidsdenken van eerste golf is nog steeds in gebruik en de meest efficiënte manier om bepaalde
problemen op te lossen (die strategie is dus niet minder waard)
o Het is wel degelijk een radicale strategie: domeinen zijn mannelijk dan wel vrouwelijk geconnoteerd (arbeid
versus zorg) dus is het niet makkelijk om vrouwen aan mannelijke domeinen toe te voegen (grensoverschrijding)
,• Ene strategie is dus niet beter dan de ander, want gelijkheidsdenken verdween niet in de jaren ’70 en er is een
radicale variant die rijmt met het ‘nieuwe’ gedachtegoed van de jaren ’70.
• Generationele dialectiek is daarnaast ook bekritiseerd omdat het vrouwen gevangen houdt in de positie van moeder
of rebellerende dochter, beide onderworpen aan de Wet van de Vader.
Pagina 26
• Deze kritiek bouwt voort op de freudiaanse psychoanalyse: noodzakelijk conflict tussen moeder en dochter, die
beide streven de geliefde van de vader te zijn en dus in competitie zijn.
• Volgens Lévi-Strauss is dit patroon is het fundament van vele westerse (en niet-westerse) samenlevingen die
bestaan bij de gratie van het uitwisselen van vrouwen door mannen tussen gezinnen (of stammen)
• Vanuit feministisch en postkoloniaal perspectief is die universele competitie tussen vrouwen van ongelijke leeftijd
problematisch, maar de modellen blijven geschikt voor de beschrijving van concrete situaties van ongelijkheid
tussen mannen en vrouwen en tussen vrouwen van verschillende generaties
• Op Freud gebaseerde feministische kritiek zegt dat generationele dialectiek de golfbeweging in de ontwikkeling van
feminisme niet verklaart, maar slechts (dis)continuïteit tussen vrouwen (her)bevestigt door aan te sluiten bij die
relaties tussen vrouwen die door de patriarchale cultuur worden toegestaan.
Pagina 27
De vrouw als historische Ander van de man
• De tweede sekse biedt ook een verklaring voor de ongelijke man-vrouwverhoudingen: binaire opposities
• Binaire opposities vormen de kern van haar betoog: sociale structuren, psychologische processen, de moraal en
representaties zijn gestructureerd volgens elkaar wederzijds uitsluitende tegenstellingen.
• Iedere oppositie is ‘gegenderd’: fenomenen die op zichzelf sekseneutraal zijn, krijgen een sekse (mannelijk dan wel
vrouwelijk geconnoteerd).
• Man: het subject, actieve, zijn, het rationele, het bewustzijn, zelfdefinitie, geest, cultuur, het vrije, verantwoordelijke.
• Vrouw: object, passief, het niet, het irrationele, het onbewuste, gedefinieerd worden, het lichamelijke, natuur, het
onvrije, het onverantwoordelijke
• Bovendien zijn genderspecifieke connotaties niet alleen binaire tegenstellingen, maar verhouden zich op
hiërarchische wijze, waarbij het mannelijke altijd hoger wordt gewaardeerd dan het vrouwelijke.
Pagina 28
• Gelijkheid die in eerste golf is bereikt, is in de praktijk alleen een papieren gelijkheid.
• De man vertegenwoordigt het positieve en neutrale (hoogleraar), de vrouw het negatieve (vrouwelijke hoogleraar)
Pagina 29
• Tussen man (Zelf) en vrouw (Ander) bestaat geen wederkerigheid (is normaalgesproken wel zo bij dualiteit)
• ‘Zelf’ en ‘Ander’ zijn afkomstig uit het existentialisme van Sartre, er zijn 2 typen ‘zijn’: en-soi en pour-soi. Mensen
kunnen pour-soi zijn en dingen een plaats en doel toewijzen, lezen en interpreteren, verantwoordelijkheid nemen en
keuzes maken. Maar één iemand kan in een situatie pour-soi zijn, terwijl beiden daar naar streven, dus een
ontmoeting tussen twee mensen leidt altijd tot een conflict, de pour-soi classificeert de ander tot en-soi.
• Het existentialisme is gegenderd, de vrouw is de historische, niet de biologische, Ander van de man. Man maakt
zich keer op keer tot het Zelf, ten koste van de vrouw die de Ander wordt.
• Het doel van De Beauvoir is een ‘androgyne wereld’, waarin vrouwen volledig tot waskom kunnen worden
Pagina 30/31
Denken in de vrouwelijke lijn
• De tweede sekse kwam uit na de Tweede Wereldoorlog, maar was nog niet meteen een succes, degenen die na de
oorlog het feminisme bepaalden vonden het te radicaal, en de vrouwen die later actief werden bij de Mouvement de
Libération des Femmes (MLF), waren nog te jong om het te lezen.
• Het boek was door De Beauvoir als communistisch geschreven, maar kwam via een omweg in Amerika, voordat het
boek in Frankrijk en Europa door feministen en masse werden opgepakt, werd het een feministisch boek.
Pagina 32
• Volgens De Beauvoir zijn vrouwen per definitie slechter af dan mannen, omdat mannen, in elke functie, doorgan
voor het neutrale en positieve en vrouwen voor het negatieve.
• Historisch gezien was De Beauvoir niet de ‘moeder’ van het feminisme, feministen van de babyboomgeneratie
pakten De tweede sekse op eind jaren ‘60/begin jaren ’70.
• Tussen vrouwen bestaat vaak een conflictueuze relatie, omdat zij de inzet zijn van maatschappelijke verhoudingen
die volgens een mannelijke norm vertekend zijn. Feministen willen de rollen weleens omdraaien.
• Onder het patriarchaat is de relatie tussen moeder en dochter verworden tot een relatie waar ze elkaar wederzijds
uitsluiten, en hiërarchisch geordend: het moederschap vertegenwoordigt het negatieve en de dochter het positieve
,Pagina 33
• Adrienne Rich: ‘de pijnlijkste vervreemding’: de woede die dochters voelen voor hun moeders, die hen hebben
losgelaten in een door mannen gedomineerde wereld, de ‘diepste wederkerigheid’ is wat er tussen moeder en
dochter had kunnen bestaan ware het niet dat het patriarchaat ertussen is gekomen.
• Rich wil met het feminisme de wederkerigheid tussen vrouwen tot stand brengen (en dus niet alleen tussen mannen
en vrouwen, zoals bij De Beauvoir).
• Rich wil op de vrouwelijke lijn voortborduren in plaats van de mannelijke (zowel biologisch als cultureel).
Pagina 34
• Denken in de vrouwelijke lijn (zusterschap) heet ook wel verschildenken: verder uitwerken van de radciale tak
van het gelijkheidsdenken (waarbij vrouwen werden toegevoegd aan mannelijk geconnoteerde domeinen)
• Verschildenkers richten zich op vrouwelijk geconnoteerde domeinen die onderbelicht zijn gebleven (in de
maatschappij en het feminisme) en deze niet-essentiële domeinen herwaarderen (dit kan alleen vanuit het domein
zelf gebeuren). Verschildenkers willen een vrouwelijke maat (in plaats van de algemene, mannelijk geconnoteerde
maatstaf) en gaat daarbij uit van horizontale/wederkerige relaties, in plaats van verticale/hiërarchische relaties.
Pagina 35/36/37
Affirmativiteit
• De Beauvoir werd pas na het ontstaan van een transnationale vrouwenbeweging feminist, en was dus niet de bron
van het feminisme van de tweede feministische golf, maar werd juist door het feminisme de moeder ervan gemaakt.
• Feminisme heeft geen essentie: niet één oorsprong en niet één doel. Er is dus ook niet één juist verhaal over de
feministische geschiedenis, want sommige vormen worden dan niet als feministisch gezien of juist meer dan
anderen (bijvoorbeeld generationele dimensie, en niet-westerse vormen van feminisme). Verschillende acties geven
vorm aan feminisme, dat dus steeds opnieuw vormgegeven wordt.
• Disidentificatie: vroegere feministen zijn noch noodzakelijk onze aartsrivalen, noch onproblematisch onze zusters
(het liefst allebei: affirmatief (eens) over de manier waarop vroegere feministen stelling hebben genomen).
• Disidentificatie is een identificatie tegen iets/iemand in, terwijl tevens intieme gerichtheid op de andere persoon is.
• Het is geen weigering tot identificatie, maar een identificatie waartegen verweer komt (ik wil me niet met De
Beauvoir identificeren, haar feminisme wordt wél gezien als feminisme, maar niet als het feminisme van de door
derdegolffeministen gewenste soort.
• Er is zowel oog voor continuïteit tussen vrouwen als specifieke relaties van ongelijkheid tussen vrouwen onderling.
• Bij de feministische geschiedenis moet altijd dimensies van (nationale) locatie en generatie in ogenschouw
genomen worden, deze zijn trouwens niet stabiel (kunnen veranderen). Oog voor een mogelijke (trans-Atlantische)
reis en generationele overdracht (niet automatisch afwijzen noch klakkeloos overnemen van vroeger feministisch
werk). Nadenken over waar feministisch denken/theorievorming ontstaat, en wie dat denken produceert.
, Hoofdstuk 9: Mannelijkheid als strijdtoneel: William Stoner en mannenstudies (pagina 163 t/m 180)
-hegemoniale/medeplichtige/ondergeschikte/gemarginaliseerde mannelijkheid
- performativiteit / sociale constructie van gender
- heteronormativiteit
- binaire tegenstellingen
Pagina 163/164
• In 1965 verscheen John Williams’ roman Stoner, deze bleef vrijwel onopgemerkt. 40 jaar later is het een succes.
• Stoner is geen ‘traditionele held’, hij komt van het platteland, gaat letterkunde studeren en sterft aan kanker.
• In de 20ste eeuw vind een verandering plaats van een ‘cultuur van karakter’/’zijn’ naar een ‘cultuur van
persoonlijkheid’, waarin imago alles overheerst.
• In Stoner gaat het nog om uiterlijk vertoon en indruk maken op anderen, noch om grote daden en hun invloed op de
loop van de geschiedenis, maar de betekenis van het leven van een individu.
• De huidige westerse cultuur is een persoonlijkheidscultuur (personal branding, zelfmarketing, altijd online, zichtbaar
en beschikbaar zijn, uiterlijke verschijning lijkt belangrijker dan je gedrag in de privésfeer), er groeit een
tegenbeweging die meer tijd heeft voor de innerlijke ontwikkeling (slow food, mindfulness, yoga)
• Veel mensen vinden dat Stoner een triest leven had, omdat hij niet voldoet aan het cultureel dominante beeld van
de succesvolle man – aan hegemoniale mannelijkheid.
• Het boek appelleert aan de witte, gepriviligeerde elite van lezers en recensenten (wit, westers, middenklasse,
hoogopgeleid), ze herkennen zich en voelen zich aangesproken door de representatie van deze ‘normale’ (dat wil
zeggen witte man) uit de middenklasse die net als zij niet aan het culturele dominante mannelijkheidsideaal voldoet.
Pagina 165/166
Mannelijkheidscrisis?
• Mannelijkheid zou in ‘crisis’ zijn, omdat ze niet langer meer de dominante sekse zijn. Deze verandering houdt een
herdefinitie in van wat het betekent om ‘man’ te zijn, op het gebied van werk, relaties, seks en sociale omgang.
• Dit is geen nieuw debat, gecombineerd met de sluiting van mijnen en het verplaatsen van fabrieken naar
zogenaamde lagelonenlanden maken nieuwe technologieën, de computer en digitalisering, traditionele ‘mannelijke’
waarden zoals kracht en autoriteit overbodig.
• De witte mannelijkheid is volgesn John MacInnes altijd in ‘crisis’ geweest, het maskeert dat wat op het spel staat,
het behoud van de privileges van witte mannen is: de voordelen die hen toekomen op basis van etniciteit en
geslacht, en het behouden van deze ongelijkheid.
• ‘Patriarchaal dividend’: de voordelen die mannen behalen door het behouden van (gender)ongelijkheid.
Pagina 167/168/169
Mannelijkheden
• Er ‘is’ niet één mannelijkheid, er zijn meerdere mannelijkheden die het product zijn van historische, sociale en
culturele praktijken en, als zodanig, relationeel en contingent. Gender ontstaat in sociale interactie en vormt een
hiërarchische structuur van relaties.
• Hegemoniale mannelijkheid: op een bepaald moment cultureel geïdealiseerde vorm van mannelijkheid (deze is
niet altijd en overal hetzelfde, maar verschilt per cultuur).
• Foto’s van presidenten die houthakken laten zien dat hij – en dus de natie – sterk is (directe koppeling tussen natie
en mannelijkheid), maar in Nederland is het niet ‘normaal’/de norm om in cowboyhoed rond te lopen en wordt aan
deze mannelijkheid niet de meeste macht en prestige toegeschreven.
• In hun politiek handelen is Amerika mannelijk en machtig, terwijl Europa met zijn softe onderhandelingscultuur
vrouwelijk en dus zwak zou handelen. Vanuit Europees perspectief is stoere spierballenpolitiek juist overdreven
machtsvertoon en wordt de ‘zwakke en vrouwelijke’ Europese aanpak juist gewaardeerd.
• Mannelijkheid is relationeel, een plek in een structuur van relaties, een manier van omgaan met die plek en de
effecten van die plek en de omgang ermee op individueel en cultureel niveau. Die relaties zijn constant in beweging
en liggen dus niet voor eeuwig vast.
• Naast hegemoniale mannelijkheid zijn er nog 3 relatiestructuren die de verhoudingen tussen (groepen) mannen
onderling: dominantie/ondergeschiktheid (bijv. heteroseksueel/homoseksueel), medeplichtigheid en marginalisatie
(zwarte mannen)/autorisatie. Verschillende mannelijkheden zijn vaak geen manifestaties van vrije keuzes en van
levensstijl, maar worden afgedwongen
Pagina 170
Hegemoniale mannelijkheid
• Hegemonie: overwicht bereikt door cultuur, instituties en overreding, niet een heerschappij door bruut geweld.
• Hegemoniale mannelijkheid: de vorm van mannelijkheid die op die plaats en in die tijd het meest met autoriteit en
sociale macht wordt geassocieerd. De dominantie wordt door anderen erkend, maar ook betwist.
• Culturele autorisatie is een cruciaal mechanisme van hegemonie, net als institutionalisering en het marginaliseren
en delegitimeren van alternatieven. Ze wordt ondersteund door sociale praktijken en instituties (betaalde arbeid,
huishoudelijk werk, zorg, geweld, seksualiteit).