Dit is alle stof voor DT1 van MGOT inclusief samenvattende vragen van deel 1 en 2 over planten en micro-organismen voor de studie Biologie. Hiermee heb ik mijn eerste toets makkelijk gehaald en bevat dus alle informatie die nodig is. Op mijn account staan ook andere samenvattingen van de studie bio...
HC 2 en 3:
Genetische elementen:
Chromosoom: circulair (prokaryoten) en lineair (eukaryoten).
Bij eukaryoten zijn er meerdere ORI’s vergeleken met prokaryoten.
Verder is er geen terminatiezone bij eukaryoten aanwezig en kunnen de replicatievorken
fuseren, terwijl er wel een terminatiezone is bij de prokaryoten.
Bij prokaryoten kan een replicatie starten terwijl er nog een bezig is, terwijl dit niet kan in de
eukaryoot.
Bij prokaryoten geen condensatie van de chromosomen waarbij er een rijtje chromatine
ontstaat. Hier is er sprake van een nucleoid die tijdens de celafknijping al plaatsvinden.
Plasmiden: relatief klein circulair DNA (uitzonderlijk in eukaryoten).
Virale genomen: DNA of RNA, geïntegreerd of vrij in de cel.
Transposons: mobiele genetische elementen.
Organellen: mitochondriën / chloroplasten in eukaryoten.
In Eukaryoten kunnen mRNA’s niet vertaald worden terwijl ze nog afgeschreven worden van het DNA.
Dit komt doordat de locatie van transcriptie en translatie op verschillende plekken plaatsvindt.
Plasmiden:
Deze plasmiden bevatten vaak niet de essentiële genen dus zonder deze kunnen ze leven,
maar zorgen wel voor een groter aanpassingsvermogen van bacteriën. Door resistentie tegen
antibiotica / afbraak van giftige stoffen.
Deze repliceren onafhankelijk van het chromosoom. De compabiliteit, host range en copy
number worden bepaald door de ORI.
o Single copy: replicatie lijkt op die van het chromosoom met één replicatie per
celcyclus waarbij gecontroleerde segregatie over de dochtercellen is.
o Multiple copy: meerdere replicaties per celcyclus waarbij de segregatie random
verloopt.
DNA coiling: dit wordt gedaan door een enkelstrengse knip te maken, daarna draai je deze een aantal
keer extra om zodat er meer spanning op zit zodat het DNA opgerold zal worden. Dit speelt een rol in
DNA geleketroforese. Het is belangrijk dat dit eraf is en in lineaire vorm voorkomt om een goed idee
van de lengte van het DNA te krijgen.
Aanwezigheid van Ehtylium Bromide zorgt ervoor dat de mobiliteit van het DNA verandert.
Genoverdracht mechanismen:
Conjugatie: vorming van een F-pili waardoor het afgeschreven enkelstrengs DNA door de pili
getransporteerd wordt naar de andere bacterie waar het dubbelstrengs wordt gemaakt. De
tra genen voor F-plasmide bevinden zich aan het begin van de ORI zodat het gelijk wordt
afgeschreven. Het kan ook worden opgenomen in het genoom (episoom) met een oriT,
waardoor grote stukken plasmide van het ene genoom overgebracht kunnen worden naar
een andere bacterie.
Transductie: Een faag heeft DNA met complementaire uiteindes in het hoofd waardoor als
het geïnjecteerd wordt circulair zal worden. Het kan in het genoom integreren (lysogene
cyclus / profaag) of gewoon aanwezig zijn in de cel (lytische cyclus). Soms gebeurd het dat
fagen tijdens de ontwikkeling in de bacterie een deel E.coli-genoom meenemen waardoor het
bij overdracht aan een andere bacterie een deel van het genoom worden meegegeven.
Transformatie: inname van DNA (in natuur / lab). Dit wordt dan gebruikt en ingebouwd in het
genoom wat evolutionair voordelig is voor de diversiteit.
, DNA transformatie methoden:
Calciumchloride methode: hierdoor wordt de celwand meer permeabel en na een heatshock
kan het DNA in de bacterie komen.
Electroporatie: afgifte van een puls waardoor gaten in de celwand ontstaan waardoor het
DNA naar binnen kan.
Particle bombardment: kleine bolletjes met DNA in de bacteriën schieten.
Insertie Sequenties (IS):
Kleine bacterieel transposon met eigen transpositiegenen.
Korte ‘inverted repeats’.
Target site wordt gedupliceerd bij insertie.
Een IS element heeft terminal inverted repeats en transposasegen nodig om te kunnen springen.
1. De twee DNA-strengen worden gekliefd op verschillende plekken en zullen er blunt ends
ontstaan.
2. Hier zal het IS element worden geïnjecteerd en daarna zal DNA synthese de gaten aan beide
kanten opvullen waardoor de target site gedupliceerd is.
Typen mutatie:
Spontane mutaties:
o Transitie mutatie: van een A naar een A (deze zie je niet).
o Transversie mutatie: van een A naar een C (deze zie je wel).
o Depurinatie: hierbij worden purines willekeurig verloren in DNA, waardoor een base
kan worden verwijderd.
o Deaminatie: hierbij worden amine-groepen verloren waardoor C-G -- > T-A. Als het op
een gemethyleerd cytosine gebeurd zal er thymine ontstaan waardoor het lastiger te
zien is of dit mutatie is of niet.
Geïnduceerde mutaties:
o Mutatie met Ethyl Methanesulfonate (EMS): hiebij wordt een ethylgroep gekoppeld
aan een base waardoor er een thymine wordt geplaatst en dus G-C -- > A-T.
o Intercalating mutagens: platte moleculen die tussen de basenparen kunnen waardoor
DNA-helix moet wijken waardoor er additie of verlies van bases zal plaatsvinden
tijdens de DNA replicatie.
Silent mutation: no change in protein sequence
Missense mutation: change in amino acid sequence
Nonsense mutation: creates a stop codon
Frameshift: caused by insertion / deletion of base.
Ames test: hierbij wordt getest of Salmonella typhimurium his auxotroof (zelf geen histidine maken)
zijn omgezet tot prototroof in aanwezigheid van een substantie. Hierbij is het histidine gen
gemuteerd waardoor het kan zijn terugveranderd naar het wildtype gen.
Defect DNA herstel en defecte proofreading leiden tot hogere mutatiefrequentie.
DNA repair:
Proofreading to prevent DNA damage
Classes to repair systems:
o Damage reversal: DNA methyltrasnferase repairs alkylates bases + Photolyase repairs
pyrimidine dimers
o Excision repair: Base excision repair + Nucleotide excision repair + Mismatch repair
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yanniekvos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.58. You're not tied to anything after your purchase.