2 begrippen om uit te leggen + voorbeeld om dat te illustreren lijst in de studiewijzer
8 referenties goed inoefenen met voorbeelden
Meerkeuzevragen
HOOFDSTUK 1
1) Fasen in het onderzoeksproces
Evidence-informed handelen: wetenschappelijk
Geldigheid van resultaten uit een onderzoek? (validiteit)
Interne validiteit = Kunnen we deze conclusies trekken?
Externe validiteit = Voor wie zijn deze conclusies geldig
Methode = weg van probleemstelling → antwoord op het probleem
Methodologie = Leer van wetenschappelijke methoden → geldige kennis
Hypothese = een bepaalde verwachting waar men in een onderzoek van uitgaat maar die nog niet is bewezen.
Social learning theorie = de keuze voor een bepaald opvoedingspatroon wordt vooral bepaald door de rol die het
kind naar alle waarschijnlijkheid later als volwassene zal vervullen.
2) Problemen, theorie en conceptueel model
Problemen zijn soms maatschappelijk relevant = door onderzoek naar het probleem te verrichten hoopt men in de
toekomst iets aan de oplossing ervan te kunnen bijdragen.
Interpretivisme/ Naturalisme, fenomenologie, Semi-gestructureerde of open
hermeneutisch, symbolisch interviews
Constructivisme
interactionisme, etnografie,
Open observatie
Kwalitatief
Begrijpen grounded theory
Veldwerk …
Subjectiviteit
1. Observatie of een bepaalde vaststelling dat men wil
oplossen
2. Inductie: plaatsen in een theoretisch kader, je vertrekt
vanuit de algemene kennis en wetten die je al hebt
bepaalde hypothese afleiden
3. Deductie: Hypothese omzetten naar een toetsbare
voorspelling
4. toetsing: gegevens verzamelen (evaluatie van u
hypothese)
5. Evaluatie (klopt de hypothese of klopt ze niet? Anders
theorie gaan aanpassen.
Het eindpunt van een bepaald onderzoek vormt de
start van een nieuw onderzoek (herzien of aanpassen)
Agressie bij kleuters neemt toe
1. Observatie: Hoe zou agressie ontstaan?
2. Inductie: theorie van het sociaal leren dus leren op basis van observatie wat anderen aan het doen zijn
(misschien thuis van fysieke straffen/ geweld, ze leren dus miss thuis dat dat de manier is om met andere om
te gaan dat is de theorie van het sociaal leren en daardoor kan je dat agressief gedrag stellen)
3. Deductie: omzetten naar een toetsbare voorspelling: we verzamelen gegevens om te kijken of dat klopt of
niet, kinderen observeren in de thuissituatie en kijken hoe vaak ze dit gedrag stellen thuis agressie-
vragenlijst hoge score zo kan er een verband zijn)
4. Toetsing: afname vragenlijst en observatie
5. Evaluatie: hypothese wordt bevestigd op miss merk je dat jongens en meisjes anders worden opgevoed
, Deductief vertrekt ervan dat we voldoende kennis hebben om een hypothese af te leggen en we een theorie
hebben. Maar dat is niet overal mogelijk dus daarom het inductieve model: we vetrekken van gegevens en de
werkelijkheid en stellen dan een theorie op.
Je wil weten wat de motieven zijn van 18-jarige in de leiding
van JBW:
1. observatie: jeugdbewegingen
2. Onderzoeksstrategie: exploitief onderzoek
3. Dataverzameling: interviews
4. Theorie: lijst met motieven en zo een theorie rond
ontwikkeling en ook verschillen tussen
jeugdbewegingen, mannen en vrouwen, … startpunt
om naar het deductief model over te schakelen.
Soorten onderzoeksvragen / vraagstellingen:
1. Beschrijvend: vragen hoe vaak iets voorkomt, hoe frequent,…
2. Relationeel: verband tussen 2 vragen, samenhang
o Stel dat je een evaluerende vraag hebt kun je een relationele en beschrijvende beantwoorden dus altijd
naar boven. Relationeel wilt niet zeggen causaliteit.
3. Causaal: het ene leid tot het andere (is tv kijken de oorzaak van een toename in gedragsproblemen)
Correlatie: verband tussen 2 variabelen/dingen
4. Evaluerend: het effect van een bepaalde interventie.
Literatuurstudie
Literatuur
= geheel van verzamelde kennis rond een bepaald onderwerp in een bepaald domein van de wetenschappen
Literatuurstudie
= op een doelgerichte manier verzamelen, beoordelen en synthetiseren van de kennis over een bepaald thema
Soorten:
o Literatuurstudie als terugkerende fase in onderzoek
o Systematische review
o Meta-analyse
Thesaurus (keywords)
Truncatie: parent* = parents, parenting, parental, …. ; behavio*
Booleaanse operatoren: AND – OR – NOT
,3 Verwerken van de literatuur: Leesstrategieën
Oriënterend lezen
o Totaalbeeld
o Abstract/conclusie; kaft/inhoudstafel
o Doel = selectie i.f.v. relevantie
Skimmend lezen
o Algemene lijn
o Specifieke secties
o Doel = selectie; specifieke informatie
Integraal lezen
o Detail
o Kritische beoordeling methodologie (cf. les kritische beoordeling)
4 Literatuurstudie als onderzoeksvorm
Elk onderzoek is maar een (klein) stukje van de puzzel
Tegenstrijdige resultaten
o (cf. externe validiteit – waarschijnlijkheid – meetfouten)
5 Systematische review
Synthese van alle bestaande literatuur over een bepaald Negatief
Positief
resultaat topic
resultaat
o Gerichte onderzoeksvraag
o Expliciete zoekstrategie Positief
resultaat
o Kritische beoordeling
o Synthese
Systematische review
Meta-analyse
= Statistische synthese van alle bestaande literatuur over een bepaald topic
Haalt gegevens uit alle studies en gaat over alle studise een statistische berekening doen
Vergelijking tussen een interventie en een controle uitdrukken in een getal x gem 1 – x gem 2 / STA
(standaardafwijking)
Zwarte vierkanten zijn de effectgrootte per studie.
Als we alle studie statistisch samennemen hebben we dan een effect? Een ruit geeft een effect aan over alle
studies heen.
CONCLUSIE meta-analyse: Je gaat via statistiek over studies heen een uitspraak doen of iets een effect heeft of niet.
Verschillend van 0 = effect
Niet verschillende van 0 = geen effect
o We bakenen een interval af waarbinnen dat effect waarschijnlijk ligt.
Er is een band tussen betrouwbaarheidsinterval en significantie
2.3) Conceptueel model
1. ONDERZOEKSELEMENTEN = Op wie of wat heeft het onderzoek theoretisch betrekking
bv. Wel of niet stemmen OZE = de stemgerechtigden
2. VARIABELEN
Onafhankelijke = het kenmerk dat je manipuleert
Afhankelijke = wat je meet / onderzoekt
Interveniërende / mediator variabelen = een variabele in een onderzoek die zowel afhankelijk als
onafhankelijk is.
Verschillende mediatoren = causaal model
, Moderator variabelen = een variabele die een meer genuanceerde verklaring zal geven voor de
samenhang tussen de onafhankelijke en de afhankelijke variabele (sterke of minder sterke samenhang)
bv. Geslacht
Controle variabelen = alle variabelen die constant worden gehouden in een onderzoek. Het zijn
variabelen waarin je niet geïnteresseerd bent, maar waarvoor wordt gecontroleerd omdat ze de
uitkomsten kunnen beïnvloeden. Ze worden betrokken in een onderzoek om de garantie te hebben dat
de groepen die de onderzoeker wil vergelijken, in elk geval niet verschillen in de controlevariabele.
Test variabelen = een variabele die vaststelt of een samenhang tussen twee andere variabelen als een
causale samenhang beschouwd mag worden.
Storende variabelen = Hebben (mogelijks) invloed op het verband tussen OV & AV
3. HYPOTHESEN
= verwachte relaties tussen variabelen, de verwachting die je hebt bij een onderzoek, een veronderstelling
die je doet voor je een onderzoek uitvoert.
Lineaire hypothesen = men verwacht dat bij het stijgen van de waarde van het ene kenmerk ook de
waarde van het andere kenmerk toeneemt.
bv. Hoe groter de motivatie, des te beter de prestatie
Negatieve lineaire samenhang = het toenemen van het ene verschijnsel samengaat met het afnemen
van het andere verschijnsel.
Curvilineaire hypothesen = er wordt niet zo’n rechtlijnig verband verondersteld tussen twee variabelen.
Causale hypothesen = een onafhankelijke variabele beïnvloed een afhankelijke variabelen
Niet-Causale hypothesen = er zijn geen variabelen die elkaar beïnvloeden.
2.4 ) Toetsend, explorerend en beschrijvend onderzoek
1. Explorerend / exploratief onderzoek = als een onderzoek in zijn conceptueel model nog niet in staat is
expliciet hypothesen te formuleren over hoe bepaalde variabelen zullen samenhangen of elkaar zullen
beïnvloeden.
2. Beschrijvend / descriptief onderzoek = een onderzoeker is hier niet geïnteresseerd in de wijze waarop twee
variabelen met elkaar samenhangen of elkaar beïnvloeden. Centraal staat het geven van een beschrijving
van een aantal onderzoekselementen aan de hand van opgenomen variabelen in het conceptueel model.
2.5) het concretiseren van het conceptueel model
Onderzoeker begint met een probleem theoretische kader conceptueel model: onderzoekselementen,
variabelen en hypothesen hypothesen toetsen aan de realiteit wordt vertaald in een onderzoeksontwerp
theorie naar empirie
Operationaliseren = concreet maken, concreet bepalen bij wie we gegevens gaan verzamelen (theorie -> empirie)
Onderzoeksontwerp: (Wordt vastgelegd in onderzoeksprotocol opnieuw? Zelfde resultaten?)
1. Welke onderzoekselementen komen voor het onderzoek in aanmerking?
Het onderzoekselement is alleen theoretisch gedefinieerd, maar nog niet operationeel
Steekproeftrekking
2. Hoe worden de variabelen geoperationaliseerd?
Meten van variabelen
3. Hoe worden de gegevens verzameld?
Meetinstrumenten (test, vragenlijst, observatie)
4. Zijn de verzamelde gegevens geldig en betrouwbaar?
Validiteit: de vraag of de variabele die men wil meten, inderdaad gemeten wordt
Betrouwbaarheid: het zo nauwkeurig mogelijk meten van de variabele.
5. Hoe moeten de verzamelde gegevens verwerkt worden?
De gegevens omzetten in codes
Het toekennen van codes aan categorieën van een variabele gebeurt door middel van een codeboek.
6. Selectie van het onderzoeksdesign
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmajoris. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.39. You're not tied to anything after your purchase.