100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
MGZ Q4 samenvatting $7.07   Add to cart

Summary

MGZ Q4 samenvatting

 88 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

MGZ Q4 samenvatting aanval en verdediging

Preview 4 out of 45  pages

  • June 5, 2018
  • 45
  • 2016/2017
  • Summary
avatar-seller
Aangeboren/innate:
- eerste reactie
- snelle respons
- globale patronen (gevaar en alarm)
→ NK cel, neutrofiele granulocyt, basofiele granulocyt, eosine granulocyt, monocyt, dendritische cel, mestcel
en macrofaag

Verworven/adaptive:
- tweede instantie
- specifiek
- geheugen
→ Plasmacel, geheugencel, t-helpercel en cT-cel

Complement:
Reeks plasma-eiwitten die via kettingreactie aanleiding geven tot lysis, aantrekken fagocyterende cellen,
contractie van gladde spiercellen en het vrijmaken van histamine en lysosomale enzymen.

Er zijn 3 routes in het complement:
Lectine: MBL en ficolin binden aan koolhydraten op oppervlak pathogeen
Klassieke route: C1q interacteert met een pathogeen oppervlak of met
antilichamen op het oppervlak
Alternatief: C3 ondergaat hydrolyse, wat zorgt voor depositie van C3
convertase op pathogeen oppervlak (ook op lichaamseigen cellen, maar deze
kunnen ze eraf halen)

Hierna gebeurt er:
C3 convertase waarbij C3b gebonden wordt aan het oppervlak van het
pathogeen oppervlak en waarbij C3a weggaat.
Wat zorgt voor:
- C3a en C5a zorgen dat fagocyten naar de infectie gaan en zorgen voor
ontsteking (chemotaxis).
- Fagocyten met receptoren voor C3b vernietigen pathogenen (opsonisatie
door prophagocytic molecules).
- Formatie van membraan aanval complexen (cell lysis).

Myeloïde reeks
- granulocyten: hebben granules met stofjes die micro-organismen doden. Deze
zorgen voor een infectie reactie.
x neutrofielen: meest voorkomend. Gespecialiseerd in vangen, slikken en doden
van micro-organismen. Ze bewegen snel naar de plek van het pathogeen. Ze leven
kort, zorgen voor pus en kunnen onder anaerobe omstandigheden werken.
x eosinofielen: beschermen tegen parasieten (en dus wormen)
x basofielen: minst voor. Hij bevat histamine en ontstekingsmediatoren.
- monocyten: leukocyten die door bloed circuleren. Ze zijn groot, hebben een kern en
constante vorm. Ze zijn voorlopers van:
x macrofagen: die resten van dode of beschadigde cellen veranderen in
intercellulair materiaal door fagocytose en pinocytose. In weefsels rijpen ze uit en
blijven ze lange tijd zitten. Lokaal nemen ze pathogenen en cel resten op door
fagocytose. Ze activeren vervolgens andere cellen van het aangeboren
immuunsysteem door de productie van chemokines en cytokines.
x dendritische cellen: treden op als messengers die een adaptieve immuunreactie
op kunnen roepen. Ze controleren het lichaam op pathogenen. Als hij geactiveerd
wordt zal het cytokines en chemokines maken die het pathogeen onschadelijk maken.
Hij zal hierbij naar lymfeknopen verhuizen en daar antigenen presenteren.
x mestcellen: zitten in alle connectieve weefsels. Ze hebben granules als basofielen (met specifieke IgE
antilichamen), maar komen uit een andere voorouder. De activatie heeft grote invloed op de infectiereactie. Ze
bevinden zich in slijmvliezen.

,Lymfoïde reeks
- NK-cellen: grote granulaire lymfocyten. Het zijn de effectorcellen van het innate
immuunsysteem. Ze zijn belangrijk bij virale infecties en tumorcellen. Ze maken virus-
geïnfecteerde cellen dood en secreteren cytokinen (geen vermenigvuldiging). Ze
scannen op MHC-I-moleculen (remming).
- kleine lymfocyten: voor adaptieve immuunreactie
x B-cellen: met immunoglobinen (oppervlaktereceptoren)
x plasmacel: getransformeerde B-cellen die actief antistoffen (Ig) maken.
x geheugencel: worden bij primaire respons geproduceerd en blijven daar leven
tot tweede gelijke infectie (ze kunnen een 2e respons meemaken)
x T-cellen: met T-cel receptoren
x cT-cellen: CD8+ maken geïnfecteerde cellen dood.
x T-helpercellen: CD4+ maken cytokinen
x Regulatoire: remmen andere T-cellen

Aangeboren
Binnen het immuunsysteem wordt communicatie tussen cellen voor een belangrijk
deel uitgevoerd door cytokines en chemokines.
- Cytokine is een eiwit dat door een cel wordt uitgescheiden en invloed heeft op andere cellen.
Hun functie is het bevorderen van celgroei en/of differentiatie en het aanzetten tot productie van andere
cytokines/chemokines.
- Chemokines spelen een rol in het aantrekken van cellen van het immuunsysteem. Bij ontsteking worden op
die manier cellen naar de goede plek geleid.

Verworven
Het verworven immuunsysteem bestaat uit een cellulaire component (T-cellen) en
oplosbare component (antistoffen van B-cellen).

De cellen die betrokken zijn bij de adaptieve immuunrespons, zijn georganiseerd in
lymfoïde weefsels en organen.
• In de primaire lymfoïde organen (thymus en beenmerg) vindt
de ontwikkeling en uitrijping plaats van lymfocyten.
• In de secundaire lymfoïde organen (oa. Lymfeknopen, tonsillen, milt)
vindt activatie plaats van rijpe lymfocyten in respons op antigenen.

T-cel ontwikkeling
1. Gen herschikking (a en b keten)
2. Selectie van T-cellen die aan zelf-MHC binden (positieve selectie)
3. Depletie van T-cellen die te sterk aan zelf MHC binden (negatieve selectie)
4. Ontwikkeling tot enkel-positieve CD4 of CD8 (door de 3 signalen)
5. Cytokineproductie
B-cel ontwikkeling
1. V-D-J-recombinatie (beenmerg)
2. Apoptose van auto reactieve B-cellen (negatieve selectie)
3. Ontvangen survival signaal in lymfeklier
4. Ontvangen hulp van T-cel
5. Isotype switching (in kiemcentra lymfeklieren, alleen verandering in constante deel zware keten)
6. Somatische hypermutatie (lymfoïde organen)
7. Affiniteits maturatie (in kiemcentra lymfeklieren)

Een T-cel kan geen intacte pathogenen herkennen. De T-cel receptor kan alleen fragmenten van eiwitten
herkennen (peptides) die worden aangeboden in de context van een MHC molecuul. MHC-moleculen tonen
aan T-cellen wat zich allemaal in een cel bevindt en wat zich aan de buitenkant van de cel afspeelt. Eiwitten
vanbinnen en buiten de cel, worden afgebroken en op het oppervlak van de cel getoond.

,Er zijn twee klassen van MHC-moleculen:
• MHC-klasse I moleculen presenteren eiwitten die in de cel worden geproduceerd en
daar in het cytosol aanwezig zijn, dat kunnen dus ook virale of bacteriële eiwitten zijn. Na afbraak
komen deze in het ER en worden dan via MHC-klasse gepresenteerd aan cytotoxische T-
lymfocyten (CD8+).
• MHC-klasse II activeert de T-cel receptor van een T-helper cel (CD4+). De peptide is
afkomstig van een extracellulair antigeen dat in endosomen van de APC is opgenomen.

Lymfoïde organen
Primaire/centrale lymfoïde organen:
a) Beenmerg (90% B-lymfocyten)
b) Thymus (100% T-lymfocyten)
Secundaire/perifere lymfoïde organen:
c) Lymfeknopen (60% T-lymfocyten en 40% B-lymfocyten)
d) Milt (45% T-lymfocyten en 55% B-lymfocyten)
e) MALT: mucosa associated lymfoïd tissue (tonsillen, platen van Peyer, appendix, bronchus)

Beenmerg
Het rode beenmerg komt voor in ruggengraat, borstbeen, ribben, sleutelbeen, schouderblad, heupbeen,
schedel en in bovenste uiteinde van lange botten, zoals dijbeen en bovenarm. Bij kinderen zit het nog in alle
botten, bij volwassenen niet meer.

Thymus
T-lymfocyten komen vanuit het beenmerg naar de thymus, waar ze rijpen en differentiëren tot verschillende
subtypen. Een groot aantal T-lymfocyten komt niet door de selectie heen en ondergaat apoptose. Een klein
aantal T-lymfocyten komt wél door de selectie, wordt aan het bloed afgegeven, en gaat dan de thymus-
afhankelijke gebieden van de lymfoïde organen bevolken.

Schors en merg hebben epitheliaal reticulum, lymfocyten en macrofagen.
Schors → 6:1 lymfocyten en reticulaire epitheelcellen.
Merg → 2,5:1 lymfocyten en reticulaire epitheelcellen.

De reticulaire epitheelcellen zijn in het lichtmicroscopisch beeld op sommige plaatsen goed te herkennen. Ze
hebben grote blazige kernen met fijn verdeeld chromatine. De uitlopers zijn verbonden door desmosomen. Het
cytoplasma heeft weinig opvallende organellen.

In het merg komen ook interdigiterende cellen voor. Dit zijn gespecialiseerde bindweefselelementen. Ze
hebben sterk vertakte uitlopers, die tussen de epitheliale reticulumcellen en de lymfocyten lopen en vooral
met lymfocyten in nauw contact staan. Deze cellen zie je ook vaak in T-celgebieden van perifere lymfoïde
organen. Ze zorgen voor antigeenpresentatie, waarbij ze in de thymus een rol spelen bij de selectie van T-cellen
die tegen lichaamseigen antigenen zouden kunnen reageren: de clonale deletie van autoreactieve T-cellen.


1 = capsule
2 = subcapsulaire sinus
3 = trabecula
4 = corona
5 = germinal centre
6 = paracortex

Lymfeknoop
Lymfevaten gaan over in lymfebanen die samenkomen in lymfeklieren (op bepaalde plekken). Er zijn 2
verzamelvaten (achter sleutelbeen in bovenste holle ader L/R), waar alle lymfe terechtkomt. Een
lymfklier/knoop dient enerzijds als filterstation voor het tegenhouden van bacteriën en afvalproducten die bij
ontstekingen vrijkomen, en anderzijds als productieplaats van lymfcellen en eiwitten die een belangrijke rol
spelen bij de afweerreacties van het lichaam.

, Het is een opslagplaats voor B- en T-lymfocyten. Als er een infectie voordoet, zal de dichtstbijzijnde lymfeklier
vaak gezwollen raken. Het lymfe dat de bloedbaan heeft verlaten, wordt vanuit de extracellulaire ruimte
opgezogen door lymfevaten. Die transporteren lymfe via de lymfeknopen terug naar de bloedbaan. De
beweging van lymfocyten tussen lymfe en bloed, heet lymfocyten recirculatie. Dit zorgt ervoor dat ze altijd op
de plek van infectie kunnen zijn en hem ‘’op kunnen lossen’’.

De lymfeklier heeft 3 delen:
- Merg/medulla:
x Macrofagen
- Paracortex (binnenkant):
x T-cellen
- Cortex (buitenkant):
x B-cellen
x Dendritische cellen (folliculaire en interdigiterende)

1. Lymfe komt in lymfeknopen via de afferente lymfevaten.
2. B- en T-cellen komen de lymfeknoop binnen via HEV.
3. Als een B-cel door HEV komt, gaat hij meteen naar de lymfoïde follikel.
4. Als een T-cellen door HEV komt, blijft het in de T-cel regio en interacteert hij met
dendritische cellen uit de afferente lymfevaten.
5. Lymfe en lymfocyten verlaten de lymfeknoop door de medullaire sinus en dan
naar efferente lymfatische vaten. Efferente lymfe komt eventueel terug in het
bloed via de v. subclavian.
6. Buiten de lymfeknoop begint nu een immunologische reactie.




Op dit plaatje zie je dat er veel lymfevaten en knopen lopen bij je benen. Uiteindelijk monden ze dan uit in de
ductus thoracicus.
Mediaal = inguinales Lateraal = poplitea
De ductus thoracicus is je borstbuis en dit is een verzamelkanaal van lymfevaten. Het vangt alle lymfe op van je
abdomen en de linkerkant van je thorax (rechts komt ergens anders uit). Hij loopt van beneden naar boven
langs de vena cava en boven buigt hij af naar de linker halsslagader om vervolgens uit te monden waar de
linker vena jugularis interna en de linker vena subclavia samenkomen.

Bij een zwelling ter hoogte van de ductus thoracicus (Virchow’s lymfeklier) kan er veel aan de
hand zijn. Dit kan dus door een ontsteking van je onderlichaam en je linker thorax of door een
tumor die is uitgezaaid en in de ductus terecht is gekomen.

Ter hoogte van de iliaca splitst hij in 2 vaten. De splitsing heet cisterna chyli.

Milt
De milt filtert ons bloed. Hij heeft alleen efferente lymfevaten en geen afferente. Hij heeft 2
functies:
- bij reageert op bloed borne antigenen, door antilichamen te produceren (vorming
plasmacellen).
- het verwijdert slechte bloedcellen en bloedplaatjes uit het bloed.

De milt wordt omringt door een capsule (1) van dicht verbinden weefsel en elastische vezels. De capsule gaat
door in de milt als trabeculae (2) die bloedvezels en zenuwen dragen. As de arteriën uit de trabeculae komen,
komen ze bij de PALS (peri-arteriolaire lymfocytenschede), om een centrale arterie. Hier komen B-cel follikels

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller radboudstudent123. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.07
  • (0)
  Add to cart