Statistiiek in k EBP k
Stel je hebt de volgende nummers: 1, 2, 7, 10, 59. Het gemiddelde is 16. Als je de cijfers rangt van 1-5 kom je op
een gemiddelde van 3. Deze 3 correspondeert met het getal 7. Dit is het giran etik gimiddildi. Het voordeel
hiervan is dat ze niet zo erg zijn beïnvloed door outliners (extreem hoge of lage waardes).
P ositiieilyk seiwid = data die vooral uitschieters naar rechts heef. Dit zie je bij
bijvoorbeeld aantal nachten in het ziekenhuis, inkomen of gezondheidskosten.
Nigatieilyk seiwid = data die vooral uitschieters heef naar links.
De data zijn op verschillende manieren georganiseerd:
- Ordin alik data = variabelen met verschillen tussen de groepen. Bijvoorbeeld: goud-zilver-brons
- Nomin alik data = variabelen met dezelfde waarde tussen de groepen. Bijvoorbeeld: man-vrouw
- In tireal = verschillende waarden die duidelijk aan te geven zijn. Bijvoorbeeld: IQ van 100-110
- Ratio = hetzelfde als interval, maar dan met elke mogelijke waarde. Bijvoorbeeld: percentages %
De keuze van een statstsche test hangt af van het type outcome variable, de verdeling en het aantal groepen.
Voor het vergelijken van groepen kan je deze testen gebruiken:
Two-samplik t-tistk = je wilt nagaan of de ene groep dezelfde gemiddelde score op een variabele heef als de
andere groep. Het gaat hierbij om het gemiddelde, want ze hangen niet van elkaar af.
Man n -whitn iyk Uk tist = om 2 groepen te vergelijken, met een contnue/ordinale uitkomst, zonder dat hij
normaal verdeeld is. Hij verschilt met de two-sample t-test omdat de data bij deze test niet normaal verdeeld
is, terwijl hij dit bij de two-sample t-test wel is.
ANOVA/earian tiian alysi = een toetsingsprocedure om na te gaan of de populategemiddelden van meer dan 2
groepen van elkaar verschillen (generalisate van de t-toets voor 2 steekproeven).
Chi-squarik tist = om na te gaan of twee of meer groepen (in een 2x2 tabel) van elkaar verschillen. Dit doe je bij
categorische data, waarbij de waarden dus bepaalde groepen zijn.
Lon gitudin aalk on dirzoiek = aantonen van verandering bij een individueel persoon
Cross-siction iil/tran seirsaalk = ieder individu wordt op een en hetzelfde tjdstp geobserveerd en gemeten
Bon firron i-corrictii = een methode ter bestrijding van kanskapitalisate. Als je een a hebt van 0.05 en je hebt
5 testen, dan weet je pas of het goed is bij a/aantal testen. Dit is dan 0.05/5 = 0.01. Dit is p > 0.01 en dus een
99% confdence interval. Je komt dan op een kleinere p en groter confdence interval.
Multi-armk trial = meerdere behandelingen/groepen testen in 1 trial. Stel dat je 3 types medicate hebt. Dit
betekent dat je 6 hypotheses moet testen. 3 keer is het de behandeling vs controlegroep en de andere 3 zijn
behandeling vs andere behandeling (A-B, A-C, B-C). Bij al deze testen is er dus een kans van 30% op vals
positeve resultaten. Want normaal is het 0.05 en dus 5% en nu heb je die kans 6 keer dus ongeveer 30%.
1 – probability (no false positves) =
1 – (1 – aper comparison) k
1−( 1−0.05 )6=0.2649) = 26.5%
Meerdere data onderzoeken kan dus, maar om valspositviteit te voorkomen kan je dit het beste doen met de
ANOVA test doen, minder subgroep analyses uitvoeren, de outcomes combineren met een enkel eindpunt, een
kleiner signifcantelevel instellen en focus leggen op de eerste vergelijking (research queston).
In tirpritatiik ean k risultatin k ean k ran domizidk clin icalk trialk (RCT)
Ran domizidk con trollidk trialsk =k je geef hierbij de helf een placebo medicijn en de rest een bepaalde
behandeling. Iedereen is hierbij blind en dit is het beste echte studie design.
, Giran domisiird = hierbij splits je de groep random in 2 delen, zonder selecte. o kan je voorkomen dat de
groepen op het begin al verschillen en de uitkomst daarop wordt aangepast.
RCT heef voordelen en nadelen:
- voordelen: veel interne validiteit, accurate metng van de efcacy
- nadelen: beperkte externe validiteit, complex, langdurend, duur & vaak niet ethisch
In een onderzoek doe je vaak een of meerdere groepen blinderen, voor betrouwbaardere resultaten. Er zijn 3
groepen die geblindeerd kunnen worden: partcipanten, onderzoekers & verwerkers van info
- Sin glik blin d = 1 van de 3 groepen weet niet van de intervente (partcipanten)
- Doubli-blin d = 2 groepen weten niet van de intervente (partcipanten en onderzoekers)
- Triplik blin d = alle groepen weten niet van de intervente
Dipin dan tk eariabli = de variabele die wordt getest. Hij wordt beïnvloed door andere factoren. Dit is
bijvoorbeeld een toetsresultaat, die afangt van je stemming, hoeveel je geleerd hebt en of je je best doet. Je
vraagt je bij onderzoek dan af hoe het komt dat hij hierdoor wordt veranderd.
In dipin dan tk eariabli = variabele die wordt veranderd om de efecten op de dependant variabele te meten. Hij
wordt zelf niet beïnvloed door andere dingen die je meet. Dit is bijvoorbeeld je leefijd, deze wordt nergens
door beïnvloed.
Con tin ous = kan alles zijn (rood/groen/blauw)
Dichotomous = heef 2 optes (dood/levend)
Power = de kans dat je het verschil echt gaat vinden. Deze is groter met
grotere N of groter verschil. Hoe groter de studie, hoe groter de power
en hoe kleiner de p-waarde.
Type 1 error = elke keer dat je een statstsche test doet, is er 5% kans
dat je een p-value van 0.05 vindt door kans.
Type 2 error = kans op valsnegatviteit
Niet signifcant verschillend p > 0.05
Niet signifcant verschillend p < 0.05
Signifcant verschillend p < 0.01
Signifcant verschillend p < 0.001
Formule voor sample size = n for 80% power per groep =
Niurologiik
Functonele bewegingsstoornissen zijn stoornissen die tussen de oren ziten. Het heef een neurologische
diagnose, het is in principe reversibel (lastg behandelen), het berust niet op structurele afwijkingen van het
zenuwstelsel, maar er kunnen wel predisponerende factoren zijn (abnormal sens of agency) die mogelijk een
fysiologische basis hebben.
Er zijn veel termen voor: conversiestoornis, hysterie, functonele symptomen of psychogene symptomen
SOLK (somatsch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten)
Benaderingen die je moet aannemen als je denkt dat iemand dit heef:
1. Kan het niet verklaren/weet niet wat de oorzaak is
2. Klachten hebben psychologische oorzaak
3. Klachten zijn het gevolg van een nog niet vastgestelde ziekte
EBP
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller radboudstudent123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.