Atlethiek methodiek
Hoofdstuk 6 verspringen
Springen algemeen
Springen is een belangrijke vaardigheid binnen het bewegen en het is essenteel dat deze goed
worden aangeleerd. Binnen het jeugdig bewegen is springen een veelvoorkomende grondvorm.
Kinderen kunnen nog maar net lopen of ze willen samen met vader of moeder al ergens van
afspringen. Later proberen ze eroverheen te springen en touwtje te springen.
Het verspringen en hink-stap-springen is een horizontale sprong. Het hoogspringen en
polsstokhoogspringen zijn vertiale sprongen.
Inleiding verspringen
Er zijn weinig hulpmiddelen nodig. Je hebt de aanloop, een afzetbalk en de zandbalk.
Geschiedenis
Verspringen heef deel uitgemaakt van alle wedstrijdsporten. nn 1860 krijgt het verspringen zijn
regels. Er wordt gesprongen vanaf een 20 ientmeter brede plank in een zandbak.
Mechanische en dynamische aspecten van het verspringen
Bij het verspringen moet springen proberen om een zo groot mogelijk afstand af te leggen in
horizontale riihtng.
- Springer heef een hoge afzetsnelheid en kan een grote afstand afeggen. De groote van de
snelheid wordt verkregen door de snelheid tjdens de aanloop (VH). Springers die goed zijn in
verspringers zijn vaak snelle sprinters.Verspringers die het moeten hebben van hun
horzitontale snleheid is:e sprinter-springers. Verspringers die het moeten hebben van hun
sprongkraiht noemen we :e sprinter-springers.
- nn de afzet moeten de verspringers proberen om onder een goede stjgingshoek los te
komen van de grond.
- De groote van de stjgingshoek is medebepalend voor de zogenaamde iontaitjd. Hieronder
wordt de tjd verstaan die verstrijkt vanaf het moment van iontait met d ebalk tot het
moment van loskomen.
- De ligging van het algemene liihaamszwaartepunt (LZP) is in de springnummers
medebepalend voor de zogenaamde afzethoogte. Hoe hoger het LZP, des te gunstger is de
uitgangsposite om tot een goed resultaat te komen.
- Een hogere ligging van het liihaamszwaartepunt hoe groter de stjgingshoek en hoe
gunstger de gesprongen afstand. De maximale sprongkraiht wordt namelijk door de
zweefiurve van het LZP bepaald.
, - Bij de afzet kan de verspringer rotates inzeten. Draaiing in de luiht, zogenaamde
sihijnrotates.
- nn de afzet is het belangrijk dat de springer zijn hele liihaam een goede iomplete strekking
meegeef.
Bewegingsbeschrijving
Verspringen bestaat uit de aanloop, de afzet, de zweefase en de landing. Bij het verspringen staat
het springen vrij de bewegingen in de zweefase versihillende manieren uit te voeren. Bij het
verspringen staat het springer vrij de bewegingen in de zweefase op versihillende manieren uit te
voeren.
Een snelle en ritmisihe aanloop gevolgd door een snelle, kraihtge en goed geioördineerde afzet die
het behouden van het evenwiiht in de zweefase bepaalt. Tijdens de zweefase is er invloed op het
verkrijgen van een grote sprongafstand. Tijdens de zweefase moet de springer ervoor zorgen dat het
evenwiiht behouden blijf.
Tijdens de zweefase en de landing is de aandaiht van de springer erop geriiht het landingsverlies zo
gering mogelijk te houden. De vertesprong in twee hoofddelen:e
1. De aanloop met afzet
2. De zweefase met de landing
Bij de anaylse van de teihniek moet steeds in de gaten worden gehouden en sleiht delen van de
totaalbeweging zijn en daardoor in samenhang met elkaar moeten worden gezien. Het is meestal
onmogelijk iets aan de zweefase te verbeteren zonder dat de totale sprong inilusief aanloop en
afzet.
1. De aanloop met afzet
De aanloop is voor een verspringer een grote betekenis. Hoe hoger de aanloopsnelheid is die de
springer zonder groot verlies vsn afzetkraiht kan omzeten tjdens de afzet, hoe beter de vertesprong
zal zijn.
Aanlooplengte en snelheid
Doel van een verspringaanloop is om met zo hoog mogelijke snelheid af te zeten. Bij een maximale
afzet moet de aanloop 50 tot 60 meter lang zijn. De aanloop kost te veel kraiht en hij komt niet meer
toe aan de efeiteve afzet. De aanlooplengte bij de beste springers ter wereld bedraagd 40 tot 45
meter, dat zijn 22 tot 24 passen. Bij dames gemiddeld 17 tot 20 passen genomen, dit is een
aanlooplengte van 30 tot 35 meter.
Riihtlijnen onderwijs:e
- BO:e 7-11 passen
- Onderbouw VO:e 9-13 passen
- LO en BSM:e 13-17 passen
De springer begint de aanloop vanuit een staande start. Zorg dat het zelfde been steeds voor staat.
De ritmisihe versnellende aanloop varieert bij jonge leerlingen tussen elf en vierten aanlooppassen.
, Meer passen is niet nodig ze bereiken nu al hun maximale aanloopsnelheid. De voorlaatste pas is iets
langer. De laatste pas is niet meer versnellend zodat alles in dienst kan komen van de stjging. De
leerling houdt zijn liihaam over algemeen reihtop waarbij hij niet naar de balk mag kijken maar naar
het einde van de balk.
Drie verschillende typen aanlopen
- Versnellingsaanloop:e rustg beginnen en de aanloop wordt uitgevoerd als een
versnellingsloop
- Sprintaanloop:e de pasfrequente stjgt snel, de springer wil zo snel mogelijk op snelheid zijn
- Een aanloop op basis van ritme
Afzet
De afzet is het belangrijkste en het moeilijkste.
De afzet kan je verdelen in 3 fasen:e
1. De plaatsing van het afzetbeen
Het been wordt aitef geplaatst zit moet een snelle en grijpende beweging naar de grond zijn. De
voetplaatsing van het afzetbeen is bijna plat.
2. Amortsatefase
Goede voorbereiding op een aiteve afzet naar voren/boven. Bij het plaatsen van het afzetbeen
worden de kraihten van het kniegewriiht opgevangen. De springer moet snel overgaan op de bal
van de voet.
3. Aiteve afzetstrekking
Het zwaaibeen speelt een belangrijke rol. De zwaai begint uit de heup en het kniegewriiht blijf
gebogen. De strekking van het afzetbeen begint direit na de voetplaatsing. Armen worden hoog
opgezwaaid en snel afgeremd.
Zweefase met de landing
Alle bewegingen in de luiht zijn bedoelt om in een gunstge landingsposite te komen. nn de luiht
moet de sporter ervoor zorgen dat hij zijn evenwiiht behoudt en zo min mogelijk landingsverlies
krijgt.
Bij de sihrede-vertesprong blijf de sihredehouding om de afzetase lang in de luiht behouden. Het
afzetbeen blijf zo lang mogelijk aihter waardoor de afzet volledig kan zijn. De springer brengt de
armen via een natuurlijk beweging omhoog om ten slote naar beneden te iirkelen. Armen en benen
moeten volledig ontspannen zijn. De romp moet reiht blivjen
Bij de hangsprongteihniek laat de springer na de afzet het zwaaibeen weer dalen totdat deze bijna
vertiaal is. Hij brengt dan zijn in de knie gebogen afzet been naar het zwaaibeen en sluit deze zo
goed mogelijk aan. Beide bene zijn nu diiht bij elkaar en de onderbenen vormen nu met de
bovenbeen een hoek van 90 graden. Ter iompensate wordt de romp naar voor gebogen. Vlak
voordat de springer de grond raakt, slingert hij zijn onderbenen zo ver mogelijk naar voren.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SporterALO. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.