100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting, biologie van de protista, fungi en lagere planten $18.72
Add to cart

Summary

samenvatting, biologie van de protista, fungi en lagere planten

 17 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Volledige en zorgvuldige samenvatting van dit vak. Heb voor dit vak alleen de samenvatting geleerd en was met een grote voldoende geslaagd.

Preview 4 out of 57  pages

  • January 26, 2024
  • 57
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Bryophyta
Algemene kenmerken van landplanten:
 Generatiewisseling: afwisseling van diploïde en haploïde fase
 Haploïde generatie = gametofyt (planten zich voort via gameten)
 Diploïde generatie = sporofyt (planten zich voort via sporen)
 Heteromorfe cyclus = fasen morfologisch verschillend (vb. Embryofyten)
 Gameten gevormd in gametangiën (mannelijke gameten in antheridiën, vrouwelijke gameten
in archegoniën)
 Sporen ontstaan in sporangiën (isosporie <-> anisosporie)
 Celwand -> belangrijke gevolgen voor celdeling en contact houden van cellen
 Autotroof (chloroplasten)
 Evolutionaire aanpassingen: bouw van de plant (transportweefsel, begrenzingsweefsel en
steunweefsel) en levenscyclus
 Geslachtelijke vermenigvuldiging: kerfasewisseling (bij iedere generatie komt steeds een
haploïde/diploïde kernfase voor
 Thallus = meercellig lichaam zonder differentiatie in wortels, stengels en bladeren <->
cormofyten



Bouw van de vegetatieve mosplant:

 Celwand bestaat uit cellulose (zonder lignine)
 Chloroplasten, kleine schijfjes en bevat chlorofyl a en b + carotenoïden
 Hauwmossen (Anthocerotopsida) en vele levermossen (Marchantiopsida) = thalleuze
levermossen (gametofytisch lichaam thallusvormig)
 Thalli groeien uit een enkele tweesnedige topcel (afwisselend van de ene naar andere zijde
produceren van dochtercellen, die door verdere deling de thallus opbouwen)
 Thalli vertakken dichotoom als een nieuwe tweesnedige cel zich vormt
 Bij gedifferentiële thallus = verschillende celtypes in lagen
 Geen geleidingsweefsel, wel soms overlangs spoor van gestrekte cellen
 Bovenepidermis van thallus: dunne cuticula; eventuele poriën voor gasuitwisseling
 Onderepidermis “ : eenlagige schubben + eencellige rizoïden
 Folieuze levermossen: tweerijig bebladerde stengeltjes, blaadjes één cellaag dik
 Bladmossen (bryophyta) bestaat gametofytisch lichaam uit: primitieve stengeltjes (fyllidiën),
primitieve blaadjes (caulidiën) en rizoïden


Geslachtelijke voortplanting:
 Heteromorfe generatiewisseling (haploïde gametofytische fase wisselt met diploïde
sporofytische fase af)
 Sporofyt komt op gametofyt tot ontwikkeling
 Ééncellige haploïde sporen kiemen tot groene, draadvormige protonema
 Groeit uit tot thallus of verspreide knoppen die tot bebladerde stengeltjes ontwikkelen
 Thallus/bebladerde stengeltjes = gametofytische fase
 Tweehuizige mossen: gelsacht spoor bij meiose haplogenotypisch bepaald -> gametofyten
van gescheiden geslacht (dragen mannelijke/vrouwelijke gametangiën)



1

,  Éénhuizige mossen: indien niet -> op eenzelfde gametofyt zowel vrouwelijke als mannelijke
gametangiën tot ontwikkeling
 Antheridiën = rond/kegelvormig + bevatten spermatogeen weefsel
 Iedere spermatogene cel deelt zich in twee spermatiden -> differentiëren zich tot
volwassenen spermatozoïde
 Spermatozoïde: langgerekte kern, geringe cytoplasmarest, twee vooraan flagellen, alleen in
water beweeglijk
 Archegoniën: meercellig, flesvormig, buik + halskanaal (enkele laag steriele cellen bekleed)
 Archegoniumbuik: grote, centrale cel -> deelt in één eicel en één buikkanaalcel
 Halskanaal: gevuld met halskanaalcellen (veslijmen bij vochtig weer en zetten stoffen vrij die
spermatozoïden doorheen het halskanaal naar eicel lokken)
 Bevruchte eicel deelt mitotisch -> embryo
 Embryo in archegonium en rol van embryotheca
 Zonder kiemrust -> embryo -> kort, langgesteeld sporogonium (vervult rol sporofyt)
 Sporogonium zit met haustorium/voet vast op gametofyt
 Groei sporogonium -> embryotheca scheurt
 Sporogoniën = sporangium
 De moedercellen van de sporen in de sporangium = sporogeen weefsel/archespore
 Tetraden: meiosporen in groepjes van vier gevormd
 Sporofyten -> niet zelfstandig leven -> halfparasieten via het
haustorium door gametofyt gevoed


CLASSIC ANTHOCEROTOPSIDA

 Gametofyten thallus-achtig
Ordo Anthocerotales
 Gametofyten zijn rozetvormige thalli, gelobd/gekroesd
 Epidermis van onderzijde: rizoïden + poriën (geen luchtholte maar slijmkamer)
 Thalluscel: één chloroplast met pyrenoïd
 Soorten met éénslachtige/tweeslachtige gametofyten
 Antheridiën en archegoniën ingezonken in bovenzijde van thallus
 Eerste deling van bevruchte eicel beslissend:
 Wanneer dochtercel naar de bodem van archegonium is gekeerd -> verdere deling ->
sporofytisch haustorium
 Wanneer dochtercel naar archegoniumhals is gekeerd -> ontwikkelt zich tot sporogonium
 Sporogonium: horenvormig gekromd staafje (met basismeristeem), in centrum columella,
daar rond archespore, door sporogoniumwand van meerdere cellagen omsloten
 Epidermis van wand vertoond huidmondjes
 Cellen van archespore -> meiosporen + steriele elateren
 Verdere groei sporogonium -> openen bij spits met twee kleppen
 Door beweging van ongelijke verdikte wanden van elateren -> verspreiding sporen


CLASSIC MARCHANTIOPSIDA


 Gametofyten zijn thallus-achtig
 Archegonioforen = waar groepen van antheridiën/archegoniën worden gedragen (soms)



2

,Ordo Sphaerocarpales
 Thalli: rond/licht gelobd, éénslachtig
 Gametangiën zitten op bovenzijde thallus, elk omgeven door dun omwindsel
met opening bovenaan
 Sporogoniën blijven in omwindsel
 Sporenkapsel: rond en bijna zittend
 Sporen komen in tetraden vrij
 Één tetrade: 2 mannelijke, 2 vrouwelijke sporen
 Sphaerocarpos: ontdekking geslachtschromosomen (mannelijke thalli, per cel, 7 autosomen +
één klein Y-chhromosoom; vrouwelijke thalli, per cel, 7 autosomen + een groot X-
chromosoom)
 Geen synapsvorming -> geen genetische recombinatie
 Iedere sporentetrade: dragen 2 sporen een X-chromosoom en 2 sporen een Y-chromosoom
 Ontstaan van 2 mannelijke en 2 vrouwelijke gametofyten
 Mannelijk geslacht van thallus wordt niet bepaald door Y-chromosoom maar door
afwezigheid van X-chromosoom


Ordo Marchantiales
 Thalli dichotoom vertakt
 Op onderzijde: ventraalschubben (één cellaag dik) +
ééncellige draadvormige rizoïden (wateropname +
verankering van thalli op substraat)
 Op bovenzijde (middenrib): broedbekers = bekervormige uitgroeiingen met getande rand van
epidermis, waarin zich broedknoppen = gemmulae bevinden
 Ontwikkeling broedknoppen op epidermale steelcel -> volgroeiing losmaken
 Broedknoppen: enkele cellagen dik + zorgen voor overvloedige ongeslachtelijke
vermeerdering
 Bovenepidermis: bedekt met cuticula met poriën (gasuitwisseling)
 Poriën: tonvormig, bestaan uit 4 op elkaar gestapelde ringen van elk 4 cellen
 Onder bovenepidermis: luchtkamers, begrensd door epidermis, aansluitend bodemcellen +
rechtopstaande wandjes (3-4 cellen hoog)
 Zuiltjes van cellen: kleine cellen van luchtkamer
Marchantia-thalli:
 Éénslachtig
 Sporogenese: paren van homologe autosomen + heteromorfe geslachtschromosomen X en Y
van elkaar gescheiden
 Antheridiën en archegoniën ontstaan op gametangioforen (orthotrope, verticaal groeiende
thallusvertakkingen)
 Onderste deel: steelachtig samengerold + rizoïden ingesloten
 Bovenaan: vormen gametangioforen stervormige schermpjes -> centrifugaal differentiëren
 Antheridium: door drie dichotomieën -> achtlappige vlakke hoed
 Bovenzijde: 8 veldjes van flesvormige holten + opening ( met buitenzijde in contact)
 In holte op korte steeltjes antheridiën
 Antheridiën: spermatogeen weefsel bedekt met één laag vegetatieve cellen
 Door regen -> vegetatieve cellen verslijmen -> rijpe spermatozoïden op oppervlakte hoed
 Archegonium: op bovenzijde in 8 radiale reeksen
 Uit één enkele epidermale cel -> ontwikkeling archegonium
 Archegoniumhals: lang + halskanaalcellen

3

,  Archegoniumbuik: één eicel en één buikkanaalcel
 Archegoniumwand: één cellaag dik
 Omhullende celmantel breidt rondom de archegoniumwand uit
 Rand jonge hoed groeit naar beneden -> archegoniumreeksen onderaan op de hoed met
halsopeningen naar beneden
 Perihelium: omgeeft elk radiale reeks
 Na bevruchting eicel -> eerste celdeling belangrijk
 Ofwel dochtercel naar archegoniumhals -> delen tot sporangium met archospore
 Ofwel dochtercel naar archegoniumbodem -> delen tot sporogoniumsteeltje
 Archespore: elke cel deelt in twee ongelijke dochtercellen (grootste -> meiosporen; kleinste
-> elatere)
 Meiospore: bij kieming vorming van protonema (jeugdvorm gametofyt)
 Protonema -> groeit uit tot dichotoom vertakte thallusvorm



CLASSIC JUNGERMANIOPSIDA

 Gametofyten bestaan uit bebladerde stengeltjes (bij meeste soorten)
 Geen gametangiumstanden
 Sporenkapsel verheven op sporofytisch steeltje (seta)


Ordo Metzgeriales
 Thalleuze, dichotoom, vertakte gametofyten
 Thalli: enkele lagen veelhoekige cellen + centrale streng van gestrekte cellen
 Bovenste lagen + epidermis: cellen met veel chloroplasten
 Onderste lagen: cellen met zetmeelkorrels + olielichaampjes (geen chloroplasten)
 Onder-epidermis vormt rizoïden
 Antheridiën en archegoniën -> bovenzijde van éénzelfde thallus
 Uit bevrucht archegonium -> groeit verticaal gesteeld sporogonium met terminaal
sporenkapsel
 Openbarsten gebeurd met kleppen
 Geen monofyletische groep


Ordo Jungermaniales
 Terrestrisch en epifytisch verspreid
 Gametofyten = folieus (bladachtige)
 Stengeltjes: dorsiventraal + kruipend + vertakt
 Blaadjes: één cellaag dik + schuin ingeplant in twee rijen van de stengeltjes
 Blaadjes eenzelfde rij -> gedeeltelijke overlapping + bevatten olielichaampjes
 Olielichaampjes = celorganel gevuld met terpenoiden bevattende etherische oliën
 Misschien chemische bescherming tegen herbivoren
 Amphigastria: op onderzijde derde rij blaadjes
 Eenslachtelijke gametofyten
 Sporogoniën vormen lange seta + sporenkapsels rond
 Kapsels openen zich met kleppen
 Sporen in elateren
 Sporofyten simpel van bouw

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinecolson04. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $18.72. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$18.72  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added