Samenvatting Bewustzijnsfilosofie Tilburg University
79 views 4 purchases
Course
Bewustzijnsfilosofie (500184B5)
Institution
Tilburg University (UVT)
Book
8 Questions about the conscious mind
Dit document bevat een uitgebreide samenvatting van deel 1 en 2 van het vak bewustzijnsfilosofie. Aan het einde van het document zit ook nog van deel 1 en 2 een beknopte samenvatting die alle stromingen etc. duidelijk op een rijtje zet. Deze samenvatting bevat alle tentamenstof. Bewustzijnsfilosofi...
Samenvatting Bewustzijnsfilosofie
Hoorcollege 1: Hoofdstuk 1 & 2
Vraag 1: Wat is de bewuste geest?
Mentale toestanden vormen samen de bewuste geest, dit bestaan is niet te ontkennen, want zelfs hieraan
twijfelen wordt als een mentale toestand genoemd, en is dus bewijs.
Bewuste ervaringen hebben een kwalitatief aspect – qualia of what-it-is-likeness (WIIL) (Thomas Nagel); als
zintuigen worden geprikkeld, hebben we allerlei ervaringen. WIIL wordt gebruikt om fenomenale
ervaringen te beschrijven, deze worden gekenmerkt door hun kwalitatieve gevoel/qualia, het gaat erover
hoe iets voelt/wordt ervaren.
- Qualia/WIIL = kwalitatieve aspecten van fenomenale ervaringen
Cognitieve toestanden zijn intentioneel; ze gaan ergens over/hebben aboutness.
Mentale toestanden met intentionaliteit worden propositionele houdingen genoemd, propositie is
de betekenis van een zin.
Emoties; soort mentale toestand die WIIL & aboutness bevat. Er gaat een bepaald gevoel mee
gepaard en het is gericht op iemand of iets.
Dus: 3 mentale toestanden
1. Fenomenale ervaringen; gekenmerkt door qualia/WIIL
2. Cognitieve toestanden; gekenmerkt door intentionaliteit en opmerkzaamheid?
3. Emotionele toestanden; gekenmerkt door WIIL en overgave
Toestanden van onbewuste geest kunnen bewust worden, onder juiste omstandigheden. Ook zijn er veel
toestanden die nooit bewust zullen worden geen mentale toestanden, want niet in staat bewust te
worden.
Centrale geest-lichaam probleem: hoe past de bewuste geest in de fysieke wereld? 3 mentale toestanden,
dus 3 vragen. Maar emoties zijn combinatie van fenomenale ervaringen en cognitieve toestanden, dus
terugbrengen naar 2 vragen:
1. Hoe passen qualia in de fysieke wereld?
2. Hoe past intentionaliteit in de fysieke wereld?
- Cognitie = mentale toestanden met aboutness
- Bewustzijn = fenomenale toestanden van de geest
Metafysica: richting binnen filosofie die verder gaat dan fysica, ze verklaren wat er buiten de natuur is,
verkiest fantasie boven methodologische manieren om kennis te vergaren.
debat over bewuste geest wordt vaak als filosofisch debat gezien, kan ook metafysisch gezien worden
We moeten goed naar de wetenschap kijken, als we dit niet serieus nemen lopen we het risico te eindigen
met theorieën die misschien helemaal fout zijn, en als we dit te serieus nemen lopen we het risico te
ontdekken dat de wereld anders is dan gedacht. De wetenschap kan dingen geven die tegen intuïtie gaan.
Vraag 2: Kan de geest los van de hersenen functioneren?
Substantie-dualisme: de geest kan los van de fysieke wereld functioneren en bestaan
Bekendste voorstander hiervan is René Descartes, hij reageerde op Montaigne; deze was sceptisch over of
de geest los van de fysieke wereld kan bestaan en functioneren, hij deed geen beweringen, waardoor hij
eigenlijk juist een bewering deed, daarom stelde hij alleen de vraag: Wat weet ik/Que sais je?
Descartes methode van twijfel: hij twijfelde aan alles, zelfs aan zintuigen/leraren periode van radicale
twijfel: hij kon een kleine demon bedenken die hem kon laten twijfelen over het feit dat hij een lichaam
had of dat er een fysieke wereld bestond. lukte niet om te twijfelen aan eigen bestaan: Cogito ergo sum,
ik denk dus ik ben. Zijn ideeën zijn volgens hem van god, dus hij weet nu dat hij een geest+lichaam is.
Descartes is dus zeker van 2 substanties: stoffen die op zichzelf kunnen bestaan
Denkende substantie = res cogitans, iets denkt
, Fysieke substantie = res extensa, iets neemt plaats in een ruimte in, iets is uitgebreid
volgens Descartes zijn dit 2 onafhankelijke dingen en hebben zij elkaar niet nodig om te bestaan, mens
bestaat uit denkende/fysieke substanties en een dier alleen uit fysiek.
Prinses Elizabeth kwam met interactieprobleem/Patrick Swayze probleem: hoe kunnen het fysieke lichaam
en de niet-fysieke geest op elkaar inwerken? volgens Descartes kunnen deze 2 elkaar beïnvloeden in de
pijnappelklier, ziel heeft de macht om dierlijke geesten in pijnappelklier in beweging te brengen en deze
dierlijke geesten brengen het lichaam in beweging.
Maar hoe kan de ziel omgaan met de uitgebreide wereld als deze zelf niet uitgebreid is? (Elizabeth)
Descartes antwoord: Misschien denken we ten onrechte dat de manier waarop een ziel een lichaam
beweegt, hetzelfde is als de manier waarop een lichaam een ander lichaam beweegt. Ziel heeft geen
fysieke extensie dus kan niet botsen tegen een lichaam. Hij kwam met een antwoord over dat de zwaarte
van een lichaam naar het middelpunt van de aarde beweegt.
Elizabeth nog niet tevreden, Descartes kon de vraag niet beantwoorden en wisselwerking is vaag.
- Occasionalisme: god is de enige oorzaak van elke gebeurtenis, alle natuurlijke oorzaken zijn geen
ware maar gelegenheidsoorzaken; gebeurtenis die voor god een aanleiding is om een andere
gebeurtenis te veroorzaken. God is volgens hun de oorzaak van geestelijke of lichamelijke
gebeurtenissen.
- Parallellisme: eerst door Geulinex, daarna door Leibniz: lichaam en ziel lopen parallel aan elkaar en
deze bewegingswil is afhankelijk door god die dit zo heeft gemaakt.
deze 2 geven beide geen verklaring voor interactieprobleem omdat ze god gebruiken, want hoe doet
god dit dan?
Ondanks het feit dat de dualisten geen goede verklaring hebben voor geest-lichaamsprobleem, stellen zij
dat zij goede redenen hebben waarom dualisme de juiste positie is in het debat, een reden:
Parapsychologie = onderzoekt beweringen over paranormale verschijnselen
Buitenzintuiglijke waarneming (ESP) is bewijs van het vermogen van de geest om los van het lichaam te
kunnen functioneren en bestaan. Elektronische stem: als je radio tussen 2 zenders zet kun je witte ruis
horen en deze opnemen, dit is onzin omdat dit niet bovennatuurlijk van oorsprong is. Slecht bewijs.
Conclusie dualisme = interactieprobleem en geen empirische ondersteuning.
Neemt de geest zeer serieus, maar de wetenschap niet serieus
Hoorcollege 2: Hoofdstuk 3 & 4
Vraag 3: Is er alleen geest?
Substantiemonisme: er is 1 substantie, het interactieprobleem verdwijnt. 2 soorten:
- Materialisme/fysicalisme: alles in wereld is fysisch of bestaat uit materie, geldt ook bewuste geest
- Idealisme (res cogitans/denkende substantie): alles in de wereld is mentaal (Berkeley)
Locke; Empirist, beweerde dat we alleen kennis konden vergaren via zintuigelijke ervaringen, maar
eigenschappen bestaan niet zonder de waarnemers.
Primaire eigenschappen: eigenschappen die dingen echt hebben, niet afhankelijk van waarnemer
Secundaire eigenschappen: eigenschappen die dingen niet echt hebben, maar worden toegekend
wanneer wij ze waarnemen, afhankelijk van waarnemer
Locke’s idee van zintuiglijke ervaring leidt tot een probleem op het gebied van primaire kwaliteiten: een
kwaliteit is ene eigenschap, en een eigenschap is altijd een eigenschap van iets. We nemen alleen de
eigenschap waar en niet het ding dat alle eigenschappen heeft. Locke zei dat er iets te zien is en dat er een
substantie aan primaire eigenschappen ten grondslag ligt, maar hoe weet hij dit als empirist? Hij kan dit
onderliggende namelijk niet met zintuigen waarnemen.
George Berkeley; Uitgesproken empirist, ideeën komen voort uit gezond verstand. Zijn is waargenomen
worden: Esse est percepi. Als er primaire eigenschappen bestaan, moet er iets zijn dat die eigenschappen
ook heeft, en dat is de substantie. Volgens B hebben fysieke objecten geen fysieke eigenschappen, en er
,bestaat dus geen fysieke substantie. Mensen vonden zijn ideeën onzin, dus hij bedacht een dialoog om hen
te overtuigen; Hylas (materie) is verbaasd over Philonous (geestelijk) zijn uitspraak dat er niet iets bestaat
zoals materiële substantie, P haalt H over om na te denken over secundaire eigenschappen.
B stelt dat secundaire eigenschappen alleen bestaan door waarneming van iemand (locke was het
eens), B vindt dat primaire eigenschappen ook secundair zijn: grootte van boom is anders voor mier.
- Bestaan van een ding is afhankelijk van het feit of het wordt waargenomen, niets kan niet worden
waargenomen, en wat waargenomen wordt moet echt bestaan.
Idealisme omdat ideeën centraal staan, wordt ook wel immaterialisme genoemd; ontkenning materiële
substantie. Er is wel materie (hetgeen wat gezien, gevoeld en geproefd wordt), maar geen onderliggende
materiële substantie.
B conclusie over de secundaire eigenschappen is ongeldig, omdat de eigenschap (grootte) van de boom
onafhankelijk is van de waarnemer, dit is bijvoorbeeld altijd 5 meter.
Ander probleem in Berkeley’s idealisme; wat gebeurt er met dingen als ze niet worden waargenomen?
Waar gaan ze dan heen? Volgens hem neemt god dit waar waardoor niks verdwijnt.
Ook het idealisme neemt de geest heel serieus, maar de wetenschap niet serieus.
Vraag 4: Is er alleen gedrag?
Behaviorisme: als de psychologie wetenschappelijk wil zijn, moeten zij geen niet-waarneembare mentale
entiteiten als onderzoeksobject accepteren en hier niet over praten.
Het ging volgens hen over het beschrijven, voorspellen en controleren van gedrag Watson was
grondlegger en vond al het gedrag reflexmatig van aard, door omstandigheden en input zou gedrag
kunnen worden voorspelt. input in zwarte doos, output eruit. Geen idee wat erin gebeurt.
- Psychologisch behaviorisme: (methodologisch) de wetenschap moet een objectieve methode
gebruiken waarmee alle waarnemingen onafhankelijk kunnen worden vastgesteld. Introspectie is
niet wetenschappelijk genoeg. Enige manier om echte wetenschap van psychologie te maken is om
op gedrag te richten, dit is objectief. Dus het bestuderen van de correlatie tussen stimulus en
gedrag.
- Filosofisch behaviorisme: (analytisch/linguïstisch), Ryle was tegen dualisme/mythe van de “geest in
de machine”: hoe kunnen we weten dat dieren hersenloze machines waren en mensen wel een
geest hebben? Het is beter om gedrag te bestuderen en niet na te denken over de immateriële
geest, geest is niets meer dan een reeks disposities om zich te gedragen en als je denkt dat het
meer is maak je een categoriefout.
Categoriefout: voorbeeld; campus en gebouwen, als je de gebouwen laat zien en daarna
vraagt, waar is de campus dan? Maak je een categoriefout omdat je niet inziet dat de
gebouwen in de categorie “campus” vallen. Dus als iemand denkt dat de categorie “geest”
iets anders is dan de categorie waartoe ons geheel van disposities behoort, dan maken zij
een categoriefout.
Disposities: gedragspatroon dat iemand onder bepaalde omstandigheden vertoont. We
hebben allemaal een bepaald gedrag wat we onder bepaalde omstandigheden vertonen en
om dit gedrag te verklaren is geen verborgen geest nodig. Een suikerklontje heeft de
dispositie dat het oplost als het in contact komt met water bijvoorbeeld.
Het geest-lichaamprobleem is een pseudoprobleem omdat het een categoriefout bevat, er
is geen interactie omdat het in dezelfde categorie valt. Het enige wat we moeten doen om
de geest te begrijpen is het begrijpen van onze gedragsbeschikkingen; betekent dat de geest
slechts een reeks gedragsbepalingen is, niet dat deze niet bestaat.
Logisch positivisme: Wiener Kreis (groep wetenschappers en filosofen) publiceerden een manifest. Doel =
zich ontdoen van de pseudowetenschap en betekenisloze uitspraken. Ze vonden dat een zin, om zinvol of
wetenschappelijk te zijn, gerelateerd moest zijn aan waarnemingen. Dus er kon geen subjectieve
psychologie bestaan.
Behavioristen vonden dat in elke zin die een verwijzing bevat naar een soort subjectieve geestestoestand,
deze geparafraseerd kan worden, zonder verlies van betekenis. Voorbeeld; Ann wil op vakantie wordt Als
we Ann in de situatie zouden brengen dat we een reis zouden aanbieden, zou ze ja zeggen. En als we …
, Drukt deze lange zin dan uit wat er in de eerste zin bedoeld wordt?
- Behavioristische dilemma: Behavioristen zouden moeten beweren dat de menselijke geest
menselijk gedrag is, want anders zouden zij de geest niet bestuderen door gedrag te bestuderen.
Het dilemma komt neer op het ontkennen van de duidelijke waarheid, dat er meer is in de geest
dan gedrag.
2 redenen falen filosofische behaviorisme = onmogelijk om zinnen te herschrijven zonder dat dit betekenis
verliest omdat:
1. Onmogelijk om alle disposities vast te leggen
2. De zin verliest zijn betekenis zonder het subjectieve
Behaviorisme nam de wetenschap heel erg serieus, maar de bewuste geest niet.
Hoorcollege 3: Hoofdstuk 5
Vraag 5: Maakt de bewuste geest deel uit van de hersenen?
Identiteitstheorie: we hebben soortgelijke ervaringen omdat we soortgelijke hersentoestanden hebben,
ervaringen zijn identiek aan de hersentoestanden.
Identiteitstheorie is een soort materialisme: standpunt dat de wereld materieel/fysiek is en dat alle dingen
die bestaan daarom op de een of andere manier fysiek zijn. Materialisme neemt de geest wel serieus en
aanvaarden dat alles materieel of fysiek is.
- Materialisme stelt dat er als er een substantie is, er alleen een fysieke is er is wel een geest,
maar deze is afhankelijk van het fysieke.
Star-trek aanname = minimale aanname die materialisten moeten accepteren: het idee dat het fysieke het
mentale heeft bepaald.
- Supervenience = reeks eigenschappen is bepalend voor een andere reeks eigenschappen
Voorbeeld: LEGO brandweerwagen set maak je door instructies te volgen, als je deze daarna weer
gebruikt, volgt er een voorwerp in precies dezelfde vorm en hoogte als de 1 e vrachtwagen.
De lego-blokjes en hun relaties (set 1 eigenschappen) bepalen vorm en hoogte van brandweerwagen (set 2
eigenschappen). De vorm en hoogte zijn afhankelijk van blokken en onderlinge relaties.
- Mentale eigenschappen zijn superieur aan fysieke eigenschappen 2 dingen die precies gelijk zijn
in fysieke eigenschappen moeten precies dezelfde mentale eigenschappen hebben.
Geest-lichaam-superveniëntie moet aanvaard worden door materialisten: mentale eigenschappen zijn
superveniënt op de fysieke eigenschappen en de relaties daartussen.
Identiteit betekenissen:
1. Persoonlijke identiteit
2. Kwalitatieve identiteit: soort identiteit tussen 2 dingen die niet gelijk zijn maar op elkaar lijken
3. Kwantitatieve/numerieke identiteit: dit is die van de identiteitstheorie, 2 dingen zijn 1 en hetzelfde,
het gaat om symmetrie: als A B is, dan is B A.
Wet van Leibniz: als 2 dingen echt niet van elkaar te onderscheiden zijn, moeten ze hetzelfde zijn, er moet
dan dus een eigenschap zijn die de ene niet heeft en de ander wel.
Kripke: Als een uitspraak noodzakelijkerwijs waar is, dan zal ontkenning ervan leiden tot tegenspraak. Als
iets voorwaardelijk waar is, kan men het ontkennen zonder dat de ontkenning tot een tegenspraak leidt.
Kripke was tegen het idee dat empirisch ontdekte waarheden contingent waar zijn, als we het ontdekken is
het altijd al zo geweest en is tegenspraak onmogelijk.
- A priori: je kunt waarheid van bewering vaststellen door na te denken
- A posteriori: je kunt waarheid van bewering alleen vaststellen door onderzoek doen.
lang werd gedacht dat A posteriori ontdekte waarheden contingent waren, hier was Kripke tegen.
Place was een identiteitstheoreticus bij bewuste ervaringen, en voor cognitieve toestanden was hij
behaviorist. Alle mentale toestanden zijn (bepaalde) hersentoestanden, maar niet alle
hersentoestanden zijn mentale toestanden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lysareuvers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.12. You're not tied to anything after your purchase.