100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting SV Verpleegkundige zorgverlening 4.1 - Wat weet jij over dementie $3.25   Add to cart

Summary

Samenvatting SV Verpleegkundige zorgverlening 4.1 - Wat weet jij over dementie

1 review
 143 views  3 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting Verpleegkundige zorgverlening 4.1 - Wat weet jij over dementie Saxion hogeschool deventer Leerjaar 2017/2018 periode 4 Theorie: Literatuur: • Bakker, T., Habes, V, Quist, G., Sande, J. van der & Vrie, W. van de (2015). Klinisch redeneren bij ouderen. Functiebehoud in levenslooppersp...

[Show more]

Preview 3 out of 16  pages

  • Unknown
  • June 11, 2018
  • 16
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: nienkeotten • 6 year ago

avatar-seller
SV VZ les 4.1 - Wat weet jij over dementie?

Leerdoelen:

 verschillende benaderingswijzen benoemen in de zorg voor mensen met dementie
 uitleggen waaruit de verpleegkundige zorg bestaat in het ondersteunen, begeleiden en
verzorgen van de oudere met dementie en zijn individuele zorgbehoeften
 benoemen welke rol en taken de verpleegkundige heeft in het begeleiden van
mantelzorgers bij zorgvragers met dementie

Literatuur:
 Bakker, T., Habes, V, Quist, G., Sande, J. van der & Vrie, W. van de (2015). Klinisch
redeneren bij ouderen. Functiebehoud in levensloopperspectief. Amsterdam. Reed Business
Education.
- Dementie
- Palliatieve zorg
- Mantelzorger onder druk

Hoofdstuk: Dementie:
Dementie is een hersenaandoening met een cognitieve stoornissen als gevolg. Dementie is een
syndroom geen ziekte.

Soorten dementie;

- Alzheimer (2/3 de van de gevallen)
- Vasculaire dementie
- Fronto-temporale dementie
- Dementie met lewylichaampjes (eiwitten die zich in de hersencellen ophopen)

Er zijn ook veel somatische aandoeningen die met dementie gepaard kunnen gaan namelijk;

- Traumatisch hersenletsel
- Hiv-infectie
- Prionziekte (infectie met een misvormt eiwit)
- Parkinson
- Ziekte van Huntington

Ze leven vaak 8 jaar met deze ziekte, waarvan 6 jaar thuis (afhankelijk)

DSM  volgens de DSM-5 spreek je niet van ‘dementie’ maar van ‘neurocognitieve stoornis’.

Cognitieve stoornissen dementie:

- Geheugenstoornis (dingen aanleren, of eerder geleerde informatie te herrineren)
- Afasie (zich niet kunnen uitdrukken in woord of schrift)
- Apraxie (geen doelbewuste handelingen kunnen uitvoeren)
- Agnosie (geen objecten kunnen herkennen)
- Stoornis in uitvoerende functies
- Stoornissen in aandacht/concentratie en/of mentale verwerkingssnelheid
- Stoornissen in visueel-ruimtelijke of –constructieve vaardigheden

Neuro psychiatrische symptomen (ontregelingen in stemming in gedrag):

- Depressief
- Angstig
- Achterdochtig
- Geagiteerd
- Agressief gedrag
- Nachtelijke onrust
- Wanen en hallucinaties

Prevalentie  in 2030 word er verwacht dat er één miljoen kwetsbare 65+’ers in Nederland zijn.
De helft hiervan zou een vorm van dementie hebben. Meest voorkomende vorm is alzheimer.

Anatomie en fysieke functies van het brein:
Functie brein  al bij simpele hersentaken is bij een groot gebied verspreid over de hele
hersenen actief betrokken, vele hersengebieden spelen tegelijkertijd een rol. Verschillende
symptomen kunnen daarom een gevolg zijn van uitval van hersenfuncties.

,Er zijn enkele afwijkingen in hersengebieden geïdentifceerd die kenmerkend zijn voor bepaald type
dementie. Brein falen komt niet door één oorzaak, maar een opeenstapeling van uiteenlopende
negatieve gebeurtenissen of aandoeningen

Ziekte van Alzheimer  gaat gepaard met het afsterven van hersencellen, een proces dat vooraf
wordt gegaan bètaamyloïd- en taueiwitophopingen (door ophopingen van eiwitten). Hier proces
begint in de hippocampus, het hersengebied dat belangrijk is voor het geheugen.

Er treedt een geleidelijke toename van functiestoornissen op. vervolgens word ook het
langetermijngeheugen aangetast en ontstaan stoornissen in het abstract denken en het
oordeelsvermogen, problemen met de taal (zoals moeite met het vinden van woorden of het
formuleren van zinnen) en met het handelen en/of het herkennen van de betekenis van voorwerpen
(zoals kunnen klokkijken of het herkennen van een stoel als een stoel).

Diagnostiek: Op basis van een MRI-scan word de mate van atrofe (afsterven) van het
hippocampusgebied aangeduid. De mate word aangeduid in graad 1 t/m 4.
Hiernaast speelt er atrofe van de cortex (hersenschors), Die geassocieerd zijn met
geheugenproblemen en posterieure gebieden met visueel-perceptieve problemen. Atrofe van de
pool van de temporale kwab is geassocieerd met taalproblemen. Verder is vanuit
postmortemdiagnostiek bekend dat op weefselniveau (histologisch niveau) er relatief hoge
concentraties van amyloïdplaques en tau-tangles voorkomen in veel hersengebieden. Hoewel dit
kenmerkend is voor de ziekte van Alzheimer, is de rol - oorzaak of juist gevolg - van deze
histologische bevindingen nog niet opgehelderd.’

Fronto-temporale dementie  voornamelijk op jongere leeftijd (tussen 40 en 65 jaar). Het
begint met geleidelijke gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen. De ziekte word niet altijd gezien
als dementie door de op de voorgrond staande gedragsproblemen.

Diagnostiek: er is sprake van opvallende atrofe van de frontotemporale hersenschors. Vaak
zonder aantoonbare schade in andere hersendelen. Symptomen van deze soort dementie kunnen
ook voorkomen bij aandoeningen aan de dieper gelegene delen van de hersenen.

Vasculaire dementie  de doorbloeding van hersenen is slecht, waardoor hersencellen
beschadigd raken. Hierdoor ontstaan problemen met het cognitief functioneren. De klachten zijn
afhankelijk van de plaats en uitbreidbaarheid van doorbloedingsproblemen. Door bijvoorbeeld
herseninfarcten, hersenbloedingen en/of witte stofafwijkingen (bij witte stofafwijkingen bestaat
klachten uit traagheid, informatieverwerking, loopstoornissen, Parkinson verschijnselen en moeite
met ophouden van urine)

Het ontstaan van vasculaire dementie is in het begin van abrupter dan bij alzheimer. De toestand
verslechtert stapsgewijs en er kunnen langer durende stabiele perioden zijn.
Diagnostiek: word door de MRI gekenmerkt door lokale infarctgebieden en/of aantasting van de
witte stof, vooral rond de grote hersenventrikels. Bij veel alzheimerpatiënten, vooral op hogere
leeftijd is er eveneens sprake van vasculaire aandoeningen, vaak meer op microvasuclair niveau.

Lewy-bodydementie  een specifeke ophoping van eiwitten in de hersencellen
(lewylichaampjes). Worden gekenmerkt door den en bewegingsstoornissen. Lewy-bodydementie
wordt gekenmerkt door denk- en bewegingsstoornissen. De ziekte begint doorgaans met
aandachts- en concentratiestoornissen en vaak komen ook visuele hallucinaties voor. Later in het
ziektebeloop treden tevens bewegingsstoornissen op. Lewy-bodydementie wordt geassocieerd met
histopathologische intracellulaire ophoping van eiwit in de lewylichaampjes. Dit komt ook voor bij
parkinsondementie. Dit proces speelt zich voornamelijk af in de subcorticale hersengebieden en is
op de gewone MRI-scan moeilijk vast te stellen. Naast traagheid zijn parkinsonistische motorische
kenmerken en het hypergevoelig reageren op antipsychotica (vooral de klassieke antipsychotica)
kenmerkende symptomen.

(Patho)fysiologie
De neuronen (zenuwcellen), hun axon (uitloper), hun dendrieten (uitloper) en de bijbehorende
synapsen (contactpunt tussen twee zenuwcellen), worden in hun functioneren sterk beïnvloed door
zowel zintuiglijke prikkels uit de buitenwereld als door de algemene biologische omstandigheden
waarin de hersenen verkeren. Voldoende prikkels en goede biologische omstandigheden zijn allebei
voorwaarden voor optimaal fysiologisch functioneren van de hersenen op celbiologisch niveau.

Algemene biologische factoren betrefen, net als bij elk ander orgaan, onder meer de bloeddruk,
bloedvaten (arteriën/venen), zuurstof, voedingsstofen (inclusief vitaminen) en immunologie/afweer
(verdediging tegen infecties/vergiftigingen/carcinomen).

, metabool syndroom (stofwisselingssyndroom)  een benaming voor een serie van
gezondheidsklachten die nauw met elkaar verband houden, hoofdzakelijk overgewicht, hoge
bloeddruk, slechte cholesterolwaarden en een verstoorde bloedsuikerspiegel. Het syndroom
ontstaat door de combinatie van ongezond eten, weinig bewegen en andere negatieve
leefstijlfactoren, zoals roken en overmatig alcoholgebruik. Het metabool syndroom geeft een
verhoogd risico op onder meer diabetes mellitus en cardiovasculaire aandoeningen (herseninfarct,
hersenbloeding), met als gevolg een grotere kans op vervroegd overlijden en
multifunctieproblematiek.

De genoemde aandoeningen hebben grote invloed op de bloedvaten, de zuurstofvoorziening en het
metabolisme. Naarmate iemand aan meer aandoeningen van het metabool syndroom lijdt, nemen
de risico's navenant toe. Oplopende risico's op dit syndroom zijn al vanaf het 15e jaar te
identifceren bij kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische status (SES). Er zijn
aanwijzingen gevonden dat bij tijdige interventies op onderdelen hiervan (preventief en curatief) de
incidentie van dementie kan worden teruggedrongen.

Neuroplasticiteit  De hersenen maken tot op hogen leeftijd nieuwe neuronen aan, zo’n 1000
per dag. Dit is voor veel hersengebieden aangetoond, vooral de gebieden voor cognitief
functioneren. De nieuwe neuronen worden actief onder invloed van voldoende leerprikkels (stimuli)
in combinatie met optimale biologische omstandigheden.

Genexpressie  een proces waar bij informatie in een gen ‘tot expressie komt’. Dus de mate van
tot uiting komen van een gen in een eiwit. Dit word beïnvloed door omstandigheden.

Leerfactoren  hebben het hele leven invloed op de hersenfysiologie. Met name de rijke variatie
aan prikkels/stimulen.

Glucocorticoïde als cortisol (word door de bijnieren geproduceerd) dit bevorderen de omzetting van
eiwitten en vetten in glucose, deze hebben een belangrijke functie bij het reguleren van het
immuunsysteem en worden bij stress versterkt afgegeven. Optimaal leren is gecorreleerd aan een
optimaal niveau van 'stresshormonen'.

Een hoog niveau van glucocorticoiïden komt voor bij een langdurige staat van stress, dit heeft een
negatieve invloed op het functioneren van neuronen.

Bij ouderen is een verhoogd risico op stress, de stress houd langer aan. beweging heeft een
positieve invloed op het functioneren van de hersenen (use it or lose it). Breinfalen zouden snel aan
het licht komen bij iemand met veel neuronen dan iemand met weinig neuronen, dus een brein wat
suboptimaal ontwikkeld is zou minder snel breinfalen aan het licht komen.

Bij met een relatief kleine hippocampus, word gezien bij mensen die langdurige blootgesteld zijn
aan trauma’s in hun jeugd.

Andere factoren dan breinfalen die van invloed zijn bij dementie  de manier waarop de persoon
zelf de verandering van functioneren beleefd. Het gaat niet alleen om de cognitieve
functibeperkingen, maar ook op het verlies van onafhankelijkheid en zelfwaardering, de
veranderende sociale relaties en rollen. Een veranderde belevingswereld, onzekerheid, boosheid,
angst en frustraties die hiermee gepaard gaan.

De levensgeschiedenis (historie en trauma’s) en sociale en materiële omstandigheden zijn van
invloed op de belevingswereld.

Stress ontstaat wanneer de eisen vanuit de omgeving of de eisen die de persoon aan zichzelf stelt,
hoger zijn dan hij aankan. In de praktijk blijken mensen in geval van stress uit zelfbescherming een
variatie aan copingstrategieën te gebruiken om emotioneel in evenwicht te blijven, zoals
ontkennen, minimaliseren of normaliseren van problemen, benadrukken van de eigen competentie,
vermijden van sociale contacten of juist betrokken willen blijven, afhankelijk opstellen van anderen,
externe attributie van problemen (oorzaak van problemen buiten jezelf zien), façade ophouden,
confabuleren (gaten in het geheugen opvullen met gefantaseerde verhalen) en humor gebruiken.
Veelvuldig gebruik van copingstrategieën duidt erop dat men vaak stress ervaart. Dit is emotioneel
uitputtend. Efectieve behandeling van de oorzaken van gedrags- en stemmingsontregelingen zal
deze over het algemeen al snel doen verminderen of ophefen.

Bij de diagnostiek van dementie kunnen naast de huisarts en de verpleegkundige verschillende
medisch specialisten betrokken zijn, zoals de neuroloog, de klinisch geriater of internist
ouderengeneeskunde, de ouderenpsychiater en de specialist ouderengeneeskunde.

Vol

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller verpleegkundestudentjessaxion. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62555 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.25  3x  sold
  • (1)
  Add to cart