100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Nederlandse Samenvatting Educational Psychology (Anita Woolfolk) $5.35
Add to cart

Summary

Nederlandse Samenvatting Educational Psychology (Anita Woolfolk)

21 reviews
 657 views  78 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Nederlandse samenvatting (met overwegend behoud van Engelse termen) van Hoofdstuk 1 t/m 12 van het boek Educational Psyhcology, van Anita Woolfolk. Behorende bij het vak Ontwikkelings en onderwijspsychologie.

Preview 4 out of 48  pages

  • No
  • H1 t/m h12
  • June 12, 2018
  • 48
  • 2017/2018
  • Summary

21  reviews

review-writer-avatar

By: elinekamp97 • 11 months ago

review-writer-avatar

By: dagmargringhuis • 11 months ago

review-writer-avatar

By: dieuwkekemper • 3 year ago

review-writer-avatar

By: lvanbergen • 4 year ago

review-writer-avatar

By: JanaKappelmeier • 4 year ago

review-writer-avatar

By: HannahEmilia • 4 year ago

review-writer-avatar

By: margrietwiersma • 4 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Educational Psychology , Anita Woolfolk
Nederlandse samenvatting


Hoofdstuk 1. Teachers, Teaching and Educational Psychology

Leerlingen in deze tijd
Vandaag de dag kent het onderwijs een grote diversiteit aan leerlingen. In de USA zijn 13% van
leerlingen buiten USA geboren. 20% spreekt een andere taal dan Engels. Veell kinderen leven in
armoede. 1 op de 6 kinderen heeft een milde of ernstieg ontwikkelingsachterstand, in taal spraak of
cognitie. In High School experimenteert 71 % met middelengebruik.
In contrast hiermee staat dat veel kinderen vandaag de dag technisch veel meer onderlegd zijn dan
hun leraren. Ze besteden veel tijd aan tv en pc.
Er is een grote diversiteit aan kinderen wat betreft etniciteit, taal, sociaal economische status, maar
er is ook een grote diversiteit aan leraren.

School gaat over onderwijzen en leren, al het andere is secundair aan de basisdoelen. Maar
onderwijzen en leren in bovengenoemde contexten kan heel complex zijn. Veel onderzoek heeft
gekeken naar ‘teachers sense of efficacy’. Dit is het vertrouwen dat een leraar er in heeft dat hij ook
moeilijke leerlingen kan helpen te leren. Leraren met een hoge sense of efficacy werken harder voor
deze leerlingen en krijgen minder snel burn outklachten en zijn tevredener met hun baan. Dit
fenomeen is in scholen hoger wanneer andere leerkrachten dit ook hebben. Ook groeit het door
daadwerkelijk succes van studenten.

Een positieve relatie van leraar met leerling heeft veel betekenis voor leerlingen. Leerlingen met
problemen hebben het meeste baat bij een goede relatie met hun onderwijzer. Ze hebben later
betere prestaties. Slecht onderwijs kan grote gevolgen hebben voor latere prestaties. Maar wat is
dan een goede leraar?
Er zijn verschillende manieren om naar omgaan met probleem te kijken. Vanuit common sense of
vanuit wetenschappelijk onderzoek.
• Wetenschap zegt dat hoog presterende leerlingen prima een klas over kunnen slaan. Staat
sociale en academische ontwikkelingen niet in de weg.
• Hulp geven aan studenten voordat ze het vragen heeft vaak geen zin. Er moet motivatie zijn.
• Leerlingen meer controle geven over hun eigen leren is niet altijd aan te raden. Bijvoorbeeld
bij leerlingen met minder capaciteiten. Zij zullen waarschijnlijk veel doen wat ze al kunnen en
niet een moeilijkere taak aan gaan.

Ondersteunen van leren, 2 factoren:
- Persoonlijke factoren
- Sociale en contextfactoren.

Educational psychology: gaat over een breed gebied van training en werk van onderwijs psychologen
die psychologische theorieen, onderzoek en technieken toepassen voor kinderen en jong
volwassenen met mogelijk leermoeilijkheden, emotionele en gedragsmatige moeilijkheden.
Educational psychologists:

, - Werken met kinderen en jong volwassenen met moeilijkheden.
- Worden ingehuurd door locale educatie autoriteiten, of werken zelfstandig.
- Werken meestal samen met ouders, leraren ed.
In contrast staat de psychology of education: een discipline die zich bezig houdt met onderwijzen en
leerprocessen. Ze passen de methoden en theorieën toe was de psychologie om te onderwijzen en
te leren en hebben ook hun eigen methoden en theorieën.

Een mening is dat onderwijzen een op theorie gebaseerde wetenschap is. Anderen zeggen dat
onderwijzen reflective is: bedachtzaam en inventief, deze denken terug over de situaties en denken
aan wat ze gedaan hebben en waarom en zich afvragen hoe ze dat kunnen verbeteren, met respect
voor plaats, tijd en taak.

Expert teachers: ervaren, effectieve leraren die oplossingen hebben ontwikkeld voor veel
voorkomende klasproblemen. Hun kennis over onderwijsprocessen en uitvoering is goed en goed
georganiseerd. Ze hebben systemen van kennis voor het begrijpen van problemen. Er zijn 7 gebieden
van professionele kennis:
1 Hun kennis is groot
2 Ze hebben algemene onderwijsstrategieen die opgaan voor ieder onderwerp
3 Ze kennen het curriculum aan materiaal en programma’s
4 Ze hebben onderwijsafhankelijke kennis
5 Ze kennen de karakteristieken en culturele achtergronden van leerlingen
6 Ze kennen de settings waarin leerlingen leren (paren, kleine groepen, klassen ed)
7 Ze kennen de doelen van het onderwijs
Verder hebben ze ook zelfkennis.
Om iets te weten over de psychologie van de educatie moet je kennis hebben over de leerlingen,
leren en motivatie en onderwijs geven

Educational psychologie ontstond in de mid 1900’s. in ’40 en’50 concentreerde het zich op de
individuele verschillen, assessment en leergedrag. In de ’60 en ’70 veranderde dit naar een richting
van cognitieve ontwikkeling en leren, hoe leren individuen concepten en onthouden deze. Nu wordt
er gekeken wat het effect is op het leren bij culturele en sociale factoren.
Educational psychology is een discipline met zijn eigen theorieën, onderzoeksmethoden, problemen
en technieken. Vroeger en nu bestuderen ze nog steeds leren en onderwijzen. Er zijn twee grote
taken in de educational psychology: 1) onderzoek uitvoeren om mogelijke relaties te onderzoeken. 2)
combineren van resultaten en theorieën.

Descritive studies: studies die gedetailleerde informatie verzamelen over specifieke situaties waarbij
ze vaak observeren, survey’s gebruiken, interviews afnemen of een combinatie van deze. Ze
beschrijven gebeurtenissen. Een benadering daarbij is klas ethnography: focust op het leven binnen
een groep en probeert de betekenis van gebeurtenissen te begrijpen. Ze richten zich hierbij op de
natuurlijke gebeurtenissen.
Soms wordt er gebruik gemaakt van participant observation: een methode waarin de onderzoeker
een participant wordt om zo een beter zicht te krijgen op het leven in een groep. Ook kan er gebruik
worden gemaakt van een case study: een uitgebreide studie van 1 persoon of 1 situatie, bijvoorbeeld
hoe een leraar een les plant.

,Correlation study: vaak worden de resultaten van een beschrijvend onderzoek vertaald naar
correlaties. Correlaties is een statistische beschrijving van hoe nauw twee variabelen met elkaar
gerelateerd zijn. Het gaat om de sterkte en de richting van de relatie. Het gaat van 1.00 tot -1.00.
Positieve correlatie: een relatie tussen twee variabelen bij welke meer of minder worden tegelijk.
Negative correlatie: een relatie tussen twee variabelen waarbij een vergroting van de ene
geassocieerd wordt met een verlaging van de ander.
Correlatie is geen causatie! (figuur 1.1, blz 17)

Een ander soort onderzoek is het experiment: een onderzoeksmethode waarbij variabelen worden
gemanipuleerd en de effecten beschreven worden. Participanten/subjects: mensen of dieren die
bestudeerd worden. Om mensen te selecteren is een manier: Random: selectie zonder zichtbaar
patroon die geen regels volgen. Als resultaten statistically significant zijn dan is het niet
waarschijnlijk dat ze bij andere omgevingen en gebeurtenissen veranderen.
In veel gevallen gaan descriptieve en experimentele onderzoeken samen.
Single-subject experimental design: systematische interventies om het effect te bestuderen op 1
persoon, vaak door het toe te passen en in te trekken van een behandeling. Bijvoorbeeld een ABAB
experiment.
Microgenetic study: gedetailleerde observatie en analyse van veranderingen in een cognitief proces
over een aantal dagen of een week. Dus het bestuderen van cognitieve veranderingen in een periode
van verandering.
Action research: systematische observaties of testen van methoden uitgevoerd door de leraar om
het onderwijs te verbeteren. Principle: een aangenomen relatie tussen factoren. Theory: een
geïntegreerde uitspraak van principes die uitleg geven aan een fenomeen en voorspellingen doet.



Hoofdstuk 2. Cognitive development and language.

Development: veranderingen die we doormaken van geboorte tot de dood in een vaste volgorde.
Deze ontwikkeling gaat in op een aantal aspecten:
- physical development: veranderingen in lichaamsstructuur en functie na verloop van tijd.
- Personal development: veranderingen in persoonlijkheid die plaatsvinden als je groeit.
- Social development: veranderingen in de tijd in onze relatie met anderen.
- Cognitive development: graduele ordelijke veranderingen waarin mentale processen
complexer en toegespitster worden.
Veel veranderingen zijn een vorm van groei en maturation: genetisch geprogrammeerd, ze gebeuren
natuurlijk in de tijd.

Drie theoretische vraagstukken:
- Nature versus nurture: aangeboren versus omgeving.
- Geleidelijk versus stapsgewijs (piagets theorie is voorbeeld van stapsgewijs)
- Kritieke periodes versus gevoelige periodes. Nu wordt er meer gesproken over gevoelige
periodes.

, Principes van ontwikkeling:
1 mensen ontwikkelen zich in verschillende sterkten (rates): het ene kind leest sneller dan
de andere.
2 Ontwikkeling is relatief ordelijk: je kunt eerst zitten voor je kunt lopen ed.
3 Ontwikkeling gaat geleidelijk: veranderingen komen zelden in een dag.

Cerebellum (kleine hersenen): coördinatie, balans en het soepel doen verlopen van bewegingen.
Hippocampus: zit in de temporale lob, belangrijk voor het ophalen van nieuwe informatie en recente
ervaringen.
Amygdala: sturen van emoties.
Thalamus: betrokken bij het leren van nieuwe dingen. Deze laatste twee liggen diep in de hersenen.
Formatio reticularis: is een deel van de hersenstam, speelt een rol bij attentie en arousal.
Corpus callosum: stuurt informatie van de ene kant van de hersenen naar de andere.

Cerebrale cortex: grootste buitenste plaat van de hersenen gaan over complexe problemen en taal.
Dit deel is bij mensen groter dan bij de lagere dieren. Deze ontwikkeld zich het laatst. Hier zitten ook
de meeste neuronen: zenuwcellen die informatie opslaan en doorsturen.

1 maand na bevruchting beginnen de hersenen te ontwikkelen. Neuronen leggen synapsen aan:
kleine ruimten tussen neuronen, er worden chemische berichten overgegeven tussen deze ruimten.
Bij de geboorte hebben we alle neuronen die we ooit zullen hebben. Het aantal synapsen neemt toe
in de eerste levensjaren. Alleen de neuronen die gebruikt worden overleven. Dit proces heet
pruning: Er zijn twee soorten overproductie en pruning.
- Experience-expectant: (ontwikkeling) synapsen worden over geproduceerd en wachten op
stimulatie. Deze vorm is erg belangrijk in grote delen van de hersenen. Bijv. Een Japans kind
gebruikt de R uitspraak niet, dus na 10 maanden verliezen Japanse kinderen het vermogen
de R uit te spreken.
- Experience-dependent: (leren) ‘use it or lose it’, hier worden synapsen gevormd die
gebaseerd zijn op de individuele ervaringen. Wordt gebruikt bij individueel leren, zoals het
leren uitspreken van een vreemde taal.
Bij beide is stimulatie belangrijk.

Als er schade optreed hebben de hersenen in ieder geval nog hun plasticiteit: kwaliteit van de
hersenen om in zekere zin het aanpassingsvermogen en flexibiliteit te behouden. Een andere factor
die van belang is bij het leren en denken is myelination: het proces waarbij neuronen worden omvat
met wattige scheden welke myeline heet. Hierdoor gaat berichttransfers efficiënter.

De cerebrale cortex ontwikkeld zich langzamer dan de rest van de hersenen. Eerst komt het gebied
van de fysieke motor-movements, dan komt visus en gehoor en als laatst de frontale kwab welke de
denkprocessen beheerst. De temporale kwab waarin emoties en taal zitten ontwikkelen zich zelfs tot
in de basisschool/begin middelbare school.

Lateralisation: de specialisatie van de twee hemisferen van de hersencortex. De ene hersenhelft
stuurt de andere helft van het lichaam aan. Wanneer er een defect is aan 1 kant, kan dit te zien zijn

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jankereitsma. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.35  78x  sold
  • (21)
Add to cart
Added