Diversiteit
Basisprincipes fylogenie
● fylogenie = evolutionaire voorgeschiedenis van een organisme, of een reeks
organismen
→ weergave: fylogenetische boom of cladogram
● zustergroepen = 2 clades die elkaars nauwste verwanten zijn
- soms onzekerheid: meerdere vertakkingen vanuit 1 knooppunt → polytomie
● belang fylogenetisch onderzoek:
- begrijpen v/d evolutie van organismen
- reconstrueren v/d bouwplannen van onze voorouders
- onderzoeken van co-evolutionaire processen
- evolutionaire hypothesen te testen
(concrete toepassingen)
- identificeren v/d mate van uniekheid van te beschermen soorten
- risico-analyse van invasieve en/of schadelijke soorten op basis van nauwe
verwantschappen
- gericht zoeken naar soorten met potentieel voor nuttige toepassingen
● clade = groep organismen waarvan men verondersteld dat ze onderling meer
verwant zijn dan met organismen buiten de clade
→ beperkt of uitgebreid gedefinieerd
- basale clade: ontstaan uit een vroege vertakking, zustergroep van de meeste
andere organismen binnen de clade
- afgeleide clade: ontstaan uit een latere vertakking, veel kleinere zustergroep
● LGV: laatste gemeenschappelijke voorouder = de meest recente voorouder waar een
bepaalde set organismen van afstammen
→ eerste knooppunt waaruit betrokken groep begint te vertakken
● kenmerken: eender welke eigenschap van een organisme kan als kenmerk gebruikt
worden in fylogenetische analyse
- morfologisch, embryologisch, fysiologisch of moleculair
- discreet (2 verschillende waarde of toestanden) of continue variëren
● ancestraal kenmerk = kenmerk dat overgeërfd is van een voorouder = plesiomorf
● afgeleid kenmerk = kenmerk dat nieuw ontstaan is = apomorf
● polariteit = het identificeren v/d ancestrale en afgeleide toestand van een kenmerk
, ● outgroup = clade waarvan wordt verondersteld dat ze niet nauw verwant is aan een
bepaalde clade
● autapomorfie = uniek afgeleid kenmerk dat behoort bij een specifieke clade
● synapomorfie = gedeeld afgeleid kenmerk dat ontstaan is in de LGV
- gebruikt als bewijs voor verwantschap
- ! kan soms secundair verloren gaan !
→ een synapomorfie voor clades A & B is per definitie een autapomorfie voor de
clade die A & B omvat
● symplesiomorfie = gedeeld ancestraal kenmerk dat reeds bestond in een oudere
voorouder dan de LGV
● homologie = indien het kenmerk overgeërfd is van een gemeenschappelijke
voorouder
● analogie = indien het kenmerk meermaals onafhankelijk is ontstaan
→ homoplasie of convergentie
● monofyletische groep = een groep organismen die de LGV & alle afstammelingen
omvat (= volledige tak)
● polyfyletische groep = een groep organismen zonder hun LGV
→ typisch gebasseerd op analoge kenmerken (homoplasieën)
→ fylogenetisch ongeldig
● parafyletische groep = groep organismen die de LGV maar niet alle
afstammelingen omvat
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marenbergen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.35. You're not tied to anything after your purchase.