Het document bevat een samenvatting van de verplichte literatuur per week (van de twee boeken en de artikelen die per week zijn voorgeschreven)
Boek: M.J. Kronenberg en B. de Wilde, Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Boek: K. Rozemond, De methode van het materiële strafrecht
Materieel strafrecht
Week 1 en 2
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Hoofdstuk 3
Opzet
Opzettelijk handelen betekent: willens en wetens handelen. De dader die opzettelijk
handelt, weet waar hij mee bezig is en hij wil het ook doen. Opzet kent graduele
verschillen. Als een delictsomschrijving opzet vereist, dan maakt het voor het vervullen
van dit bestanddeel niet uit met welke graad van opzet er is gehandeld. De lichtste vorm
van opzet levert voor de wet nog steeds opzet op. Deze indeling is nodig om schuld
(culpa) van opzet te onderscheiden.
1) Opzet met bedoeling
Dit is de hoogste vorm van opzet. Wanneer A wordt mishandeld door B omdat B
zin had om iemand te slaan. Er is dan sprake van willens en wetens handelen.
2) Voorwaardelijke opzet
Van opzet is niet alleen sprake wanneer de dader het doel heeft gehad een
bepaalde handeling te verrichten. Wanneer een vrachtwagenchauffeur met een
zware vrachtwagen met hoge snelheid over een drukke tweebaansweg rijdt
onder het motto dat een leven zonder risico maar zo saai is, en hij daarbij een
personen auto raakt, en de 2 inzittenden overlijden, is de vrachtwagenchauffeur
schuldig aan doodslag. Omdat hij de 2 inzittenden opzettelijk heeft gedood. Er is
hier sprake van voorwaardelijke opzet (mogelijkheidsbewustzijn of kansopzet).
Er is bij voorwaardelijk opzet sprake van een aannemelijk kans dat iets door een
handelen gebeurt.
3) Opzet met noodzakelijkheidsbewustzijn
Dit is verwant aan voorwaardelijke opzet. De dader heeft een bepaald doel voor
ogen, maar hij weet dat het noodzakelijk is een bepaald –niet primair beoogd-
gevolg in het leven te roepen om dat doel te bereiken. Er is dus geen sprake van
een aanmerkelijke kans. De kans dat het gevolg intreedt is 100%. Wanneer
iemand erfgenaam is van een familielid en hij deze vermoordt omdat hij de
erfenis wil innen dan is er sprake van noodzakelijkheidsbewustzijn omdat het
primaire doel het innen van de erfenis is, maar daarvoor is de dood van het
familielid noodzakelijk.
In de meeste delicten waarin opzet een bestanddeel is (opzetdelicten) staat het woord
‘opzettelijk’ in de delictsomschrijving. Soms heeft de wetgever het opzetvereiste echter
anders uitgedrukt (wetende dat, oogmerk etc.). Bij andere delicten ligt opzet besloten in
de wettelijke terminologie. Mishandeling is bijvoorbeeld een opzetdelict. Het opzet
wordt als het ware ingelezen in het woord mishandeling. Men noemt dit wel eens
‘ingeblikt’ opzet.
Als hoofdregel geldt dat alle delictsbestanddelen die volgen na het woord ‘opzettelijk’
hierdoor worden bestreken. Er bestaan echter ook delictsbestanddelen waarop, ook als
zij tekstueel pas volgen na het opzetbestanddeel, het opzet van de dader niet gericht
hoeft te zijn. Deze worden geobjectiveerde delictsbestanddelen genoemd.
, Is er sprake van een aanmerkelijke kans dat door het gedrag van de verdachte het
(strafbare) gevolg intreedt?
Wanneer is sprake van een aanmerkelijke kans?
Als de kans objectief gezien aanmerkelijk is (ofwel: naar algemene ervaringsregels)
Zo ja, heeft de verdachte wetenschap van die kans? (= wetens)
En van weten?
Verklaring verdachte: wat wist en wilde hij?
Kennis van ‘normale’ mensen -> Normativeren
Zo ja, heeft de verdachte – ondanks die wetenschap – het intreden van het gevolg
aanvaard? (= willens). Anders gezegd:
Onverschillige houding ten opzichte van de gevolgen / elk gevolg op de koop
toenemen.
En van willen (het gevolg op de koop toenemen)?
Verklaring verdachte: wat wist en wilde hij?
Verklaring van getuigen: zij kunnen iets vertellen over het gedrag van verdachte ->
Objectiveren
Risicoaanvaarding van ‘normale’ mensen -> Normativeren
Culpa
Schuld als element = verwijtbaarheid. Van verwijtbaarheid is sprake als van de dader
in redelijkheid kon worden gevergd dat hij zich anders gedroeg dan hij deed. Als iemand
een reëel gedragsalternatief had.
Schuld als bestanddeel = culpa. Als het woord ‘schuld’ in de delictsomschrijving
voorkomt, dan betekent schuld niet verwijtbaarheid, maar culpa.
Her en der in de strafwet is strafbaar gesteld het plegen van een feit, niet door dit
opzettelijk te doen, maar door onvoorzichtigheid. Culpa is een verwijtbare
aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Om in een individueel geval te kunnen vaststellen
dat sprake is van culpa, moet van de dader gezegd kunnen worden dat hij onvoorzichtig
is geweest. Er moet vastgesteld worden dat het feitelijke gedrag onder de concrete
omstandigheden strijdig is met de eisen van zorgvuldigheid. Het bestaan van deze
feitelijke onzorgvuldigheid is echter niet voldoende voor de culpa. Culpa kan pas
aangenomen worden als die onvoorzichtigheid de dader te verwijten valt. In
uitzonderingsgevallen is het mogelijk dat het onvoorzichtige gedrag niet verwijtbaar is.
De onvoorzichtige persoon heeft dan een goede reden waarom die onvoorzichtigheid
hem niet kwalijk te nemen is.
Bij culpoze delicten staat het woord ‘wederrechtelijk’ niet in de delictsomschrijving. Bij
deze delicten ligt de wederrechtelijkheid echter besloten in het woord ‘schuld’. De
overtreding van de zorgvuldigheidsnorm is ongeoorloofd en om die reden in strijd met
het recht (en derhalve wederrechtelijk). Het feit dat zowel de verwijtbaarheid als de
wederrechtelijkheid deel uitmaakt van de culpa brengt met zich mee dat bij een culpoos
delict de verwijtbaarheid en de wederrechtelijkheid deel uitmaken van de
delictsomschrijving. Beide liggen besloten in het woord ‘schuld’ uit de
delictsomschrijving. De verwijtbaarheid en de wederrechtelijkheid zijn geen elementen
maar delictsbestanddelen.
,Omdat met het bewijs van culpa tevens wordt vastgesteld dat er verwijtbaar en
wederrechtelijk gehandeld is, krimpt het rechterlijk beslissingsschema als het ware tot
maar twee vragen (de eerste twee materiële vragen). Indien het culpoze delict bewezen
is verklaard en is gekwalificeerd, dan is het stellen van vragen naar het bestaan van
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid niet meer nodig. Deze vragen zijn tenslotte al
noodzakelijkerwijs beantwoord bij de vraag of het culpoze feit bewezen kan worden. Bij
een geslaagd beroep op een strafuitsluitingsgrond, ongeacht of het een
rechtvaardigingsgrond of een schulduitsluitingsgrond betreft, zal de rechter de
verdachte dus moeten vrijspreken wanneer een culpoos gevolgsdelict ten laste is
gelegd.
Evenals opzet kent culpa graden. Een belangrijk onderscheid binnen de culpa is dat
tussen bewuste culpa en onbewuste culpa. Het onderscheidende criterium tussen
beide culpavormen (bewust en onbewust) is de bewustheid van de onvoorzichtigheid.
Als de culpoze dader zich realiseert dat hij onvoorzichtig bezig is, dan spreken we van de
bewuste culpa. Als de wetenschap omtrent de onvoorzichtigheid niet bij de dader
aanwezig is, dan heet het onbewuste culpa. De strafwaardigheid van onbewuste culpa
schuilt in het niet beseffen, het niet weten, waar dat wel nodig was, dit is hetgeen men
hem kwalijk neemt.
Als men de omschrijvingen van bewuste culpa en voorwaardelijke opzet naast elkaar
legt, doemt een ingewikkelde vraag op: waar ligt precies de grens tussen culpa en
opzet? Voorwaardelijke opzet is eerder omschreven als: zich willens en wetens
blootstellen aan de aanmerkelijke kans dat het strafbare gevolg van het handelen zich
voordoet. Bewuste culpa is het zich bewust zijn van het gevaar, maar (lichtvaardig)
vertrouwen op een goede afloop. Het antwoord op de vraag of in een bepaald geval
sprake is van opzet of culpa, lijkt te liggen in het hoofd van de verdachte. Immers, alleen
hij kan vertellen hoe hij omging met de mogelijke gevolgen van zijn gedraging. Lieten de
gevolgen hem koud, dan is er sprake geweest van voorwaardelijke opzet. Geloofde hij
echter vast en zeker in de goede afloop, dan ligt het meer voor de hand om bewuste
culpa aan te nemen. De wil van de verdachte met betrekking tot de gevolgen is dus van
doorslaggevende betekenis. Verdachten vertellen echter niet altijd over de risico’s die zij
kenden en over de mogelijke aanvaarding daarvan. Door te kijken naar de aard van de
gedraging (objectiveren) en naar wat een normaal mens weet en denkt
(normativeren), wordt in de meeste gevallen de knoop doorgehakt.
Schuld ‘per ongeluk’
Opzet ‘expres’
De methode van het materiële strafrecht
Hoofdstuk 1
Methode
Door middel van casuïstische vergelijkingen met standaardarresten en variatie-
arresten kunnen rechtsvragen naar aanleiding van nieuwe gevallen worden
beantwoord. Dit is de methode van het materiële strafrecht. In standaardarresten heeft
de Hoge Raad criteria geformuleerd ter verduidelijking van de algemene begrippen van
het materiële strafrecht. Voor meer duidelijkheid kan worden gekeken naar de wijze
waarop de Hoge Raad de algemene begrippen en de criteria toepast in variatie-arresten:
, de positieve variatie-arresten waarin een geval met behulp van een criterium onder
een wetsbegrip wordt gebracht en de negatieve variatie-arresten waarin een geval
met behulp van een criterium buiten een wetsbegrip wordt gelaten.
De methode om een materieelrechtelijke rechtsvraag over een bepaalde casus op te
lossen bestaat uit een aantal stappen:
1. Het opzoeken van het algemene begrip uit een materieelrechtelijk leerstuk in
een wettelijke bepaling.
2. Kijken naar het criterium voor het algemene begrip uit het standaardarrest van
de Hoge Raad waarin dit criterium voor het eerst werd geformuleerd.
3. Het vergelijken van de feiten uit de nieuwe casus met de feiten uit het
standaardarrest en uit latere arresten waarin de Hoge Raad het criterium op een
variatie van feiten toepast: de positieve en de negatieve variatie-arresten.
4. Het vergelijken van feiten uit verschillende zaken kan tamelijk complex zijn.
Moeilijke gevallen zijn de gevallen waarin de feiten liggen tussen twee zaken uit
eerdere rechtspraak waarin de uitkomsten verschilden.
Belangrijkste standaardarresten met de belangrijkste algemene begrippen en
criteria:
Elektriciteit (interpretatie)
IJzerdraad (daderschap) “beschikking en aanvaarding”
Letale longembolie (causaliteit) “redelijke toerekening”
Aanmerkelijke kans (voorwaardelijke opzet) “willens en wetens aanvaarden van
een aanmerkelijke kans”
Culpa in causa (ontoerekenbaarheid)
In de steek gelaten vrouw (psychische overmacht)
Opticien (overmacht in de zin van noodtoestand) “conflict van plichten”
Euthanasie Alkmaar (overmacht en euthanasie) “ondraaglijk en uitzichtloos
lijden”
Meta Hofman (noodweer)
Bijlmer noodweer (noodweerexces)
Cito (poging) “uiterlijke verschijningsvorm op voltooiing gericht”
Ford Transit (voorbereiding) “uiterlijke verschijningsvorm, gebruik en crimineel
doel”
Wormerveerse brandstichting (medeplegen) “volledige en nauwe samenwerking”
De methode van het materiële strafrecht
Hoofdstuk 6
De algemene betekenis van opzet is willens en wetens handelen. De dader moet zich
bewust zijn van datgene wat hij doet (weten) en hij moet de aard en de gevolgen van zijn
handelingen hebben beoogd of aanvaard (willen). Schuld betekent aanmerkelijke
verwijtbare onvoorzichtigheid, waarin een onderscheid kan worden gemaakt tussen
onbewuste schuld (onoplettendheid) en bewuste schuld (roekeloosheid).
Willens en wetens aanvaarden van een aanmerkelijke kans
Het criterium voor voorwaardelijke opzet is dat de verdachte zich willens en wetens
heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij verdovende middelen in een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nicoleversteege. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.