LEERPAD BIOVEILIGHEID
INLEIDING
Bioveiligheid is de combinatie van alle maatregelen die worden genomen om het risico op
introductie en verspreiding van ziekten op land-, regio-, kudde- of koppelniveau te
verminderen.Bioveiligheid: alle maatregelen om verspreiding en binnenkomen van ziektes
tegen te gaan
Bioveiligheid vormt de basis van alle ziektebestrijdingsprogramma's. Als de bioveiligheid
goed is ingeburgerd, zullen aanvullende preventieve maatregelen een grotere impact
hebben en kan de noodzaak voor curatieve behandeling tot een minimum worden beperkt.
Klik op de cijfers (1-3) voor meer informatie over bioveiligheid als basis voor
ziektebestrijding
MODULE 1
PRINCIPE 1
Wanneer contact tussen de dieren of compartimenten met een hoog en een laag risico niet
kan worden vermeden, moeten voorzorgsmaatregelen zoals een quarantaineperiode of het
wisselen van kleding en schoeisel worden geïmplementeerd.
Kennis van de belangrijkste transmissiepatronen en factoren die daarmee samenhangen, is
belangrijk bij het vaststellen van effectieve controlestrategieën. Sommige ziekteverwekkers
gebruiken bij voorkeur één transmissieroute, terwijl andere via verschillende routes kunnen
worden overgedragen. Bovendien zijn de transmissieroutes voor verschillende
ziekteverwekkers vaak hetzelfde, waardoor bepaalde voorzorgsmaatregelen infectie door
meerdere ziekteverwekkers kunnen voorkomen. Hieronder vindt u een overzicht van de
meest voorkomende transmissiepatronen.
Aankoop dieren: direct contactroute
Huisdieren: indirect
Injectienaalden: indirect
Lucht: indirect
Runderen in weide er naast: direct
Aankoop 1 dags kuiken: direct
Schoenen: indirect
Fecaal-orale transmissie: het maag-darmkanaal biedt voor veel ziekteverwekkers een zeer
efficiënte uitweg en daaropvolgende verspreiding, vooral als de infectie gepaard gaat met
diarree.
Overdracht door fomites: fomites zijn levenloze voorwerpen die, eenmaal besmet met
ziekteverwekkers, dienen als infectiebron voor gevoelige dieren. Voorbeelden van fomites
zijn onder meer kleding van mensen, laarzen, voertuigen, dierenkratten of algemene
landbouwuitrusting. Permanente constructies zoals waterbakken, hekken en poorten kunnen
,ook als fomites dienen, net als elk oppervlak dat vaak met de handen wordt aangeraakt,
zoals computertoetsenborden, lichtschakelaars en telefoons.
Door vectoren overgedragen transmissie: deze transmissieroute is afhankelijk van de
overdracht van ziekteverwekkers van de ene gastheer naar de andere via vectoren. Veel
voorkomende vectoren zijn onder meer verschillende soorten muggen, muggen, vliegen of
teken.
Transmissie op waterbasis: deze transmissieroute verwijst naar indirecte transmissie via met
pathogenen verontreinigd water. Dit kan gebeuren door te drinken, maar ook door andere
activiteiten zoals zwemmen of het gebruik van vervuild water om te spoelen.
Seksuele overdracht: seksuele overdracht verwijst naar de overdracht van ziekteverwekkers
die worden uitgescheiden via reproductieve afscheidingen. Dit kan gebeuren tijdens
natuurlijke paring, maar ook tijdens kunstmatige voortplantingsprocedures.
verticale transmissie: verticale overdracht heeft betrekking op de overdracht van
ziekteverwekkers van de moeder op haar nakomelingen via de placenta of tijdens de
geboorte. Alle andere overdrachtsroutes van het ene dier naar het andere worden als
horizontaal beschouwd.
Iatrogene transmissie: iatrogene overdracht verwijst naar door de mens veroorzaakte
overdracht. Het kan optreden tijdens operaties of invasieve procedures (bijvoorbeeld
injecties) met besmette medische apparatuur. Door bloed overgedragen ziekteverwekkers
kunnen op deze manier van het ene dier op het andere worden overgedragen, maar ook van
dier op mens tijdens prikaccidenten.
PRINCIPE 2
Bij het ontwerpen van bioveiligheidscontroleprogramma's is het belangrijk om eerst te
focussen op transmissieroutes met een hoog risico en vervolgens op transmissieroutes met
een lager risico.
Sommige transmissieroutes, zoals direct contact met dieren, kunnen zeer efficiënt zijn bij het
verspreiden van een breed scala aan verschillende ziekteverwekkers, terwijl andere indirecte
transmissieroutes (bijvoorbeeld transmissie via de lucht of voedsel) minder efficiënt zijn.
Vaak wordt ten onrechte de nadruk gelegd op verkeerde maatregelen en wordt er veel
energie gestoken in het voorkomen van transmissieroutes met een laag risico en het negeren
van routes met een hoog risico.
,PRINCIPE 3
Het doel van bioveiligheidsmaatregelen is om de infectiedruk onder een niveau te houden
waarbij de natuurlijke immuniteit van de dieren in staat is infecties het hoofd te bieden.
Zelfs met de best mogelijke bioveiligheidsmaatregelen is het niet altijd mogelijk en
waarschijnlijk niet eens wenselijk om dieren in steriele omstandigheden te houden. Het is erg
moeilijk om elk contact met potentiële schadelijke infectieuze agentia te voorkomen.
Biosecurity heeft tot doel de infectiecyclus te doorbreken en de belasting van het
immuunsysteem van de dieren te verminderen. Biosecurity is dus geen kwestie van ‘alles-of-
niets’, maar van het zoveel mogelijk beheersen van de infectiedruk.
PRINCIPE 4
Hoe groter de kuddes, hoe belangrijker de bioveiligheidsmaatregelen zullen zijn.
Grote kuddes hebben meer dieren die mogelijk geïnfecteerd zijn en onderhouden een
infectiecyclus, waardoor de infectiedruk hoger wordt dan de limiet die de dieren aankunnen.
Grotere kuddes hebben ook vaker contact met de buitenwereld, zoals verplaatsingen van
dieren, voertransport en professionele bezoekers. Deze brengen allemaal een zeker risico
met zich mee dat ziekten worden geïntroduceerd. Ook kunnen hoogproductieve dieren in
grotere en productievere kuddes gevoeliger zijn en kunnen de gevolgen van de introductie
van ziekten ernstiger zijn in vergelijking met kleinere kuddes. Helaas worden
landbouwbedrijven vaak geleidelijk groter, zonder hun bioveiligheidsmaatregelen
fundamenteel aan te passen.
PRINCIPE 5
Als een bepaalde transmissieroute een lage kans heeft om te voorkomen, maar de handeling
zeer frequent wordt herhaald, is de kans op ziekteoverdracht zeer groot
Stel het volgende: het risico dat ziekten op uw kudde worden geïntroduceerd door
voerlevering is 1 op 1000, en de voervrachtwagen komt wekelijks.
Wat is het jaarlijkse risico?
, Duizend keer wordt een kleine kans een grote kans! De frequentie van voorkomen van de
transmissieroute is zeer significant. Zo is de kans op besmetting via de hand van
dierverzorgers klein, maar als de dierverzorger de dieren meerdere keren per dag zonder
voorzorgsmaatregelen aanraakt, is de kans op ziekteoverdracht zeer groot. Richt u daarom bij
het ontwerpen van bioveiligheidsprogramma's ook op acties die zeer regelmatig worden
herhaald, want ook al hebben ze een laag risico, ze zullen belangrijk worden vanwege de
frequentie waarmee ze worden uitgevoerd
Ter herhaling:
Scheiding van geïnfecteerde en zieke dieren
Om overdracht te voorkomen moeten de infectiebronnen (bijvoorbeeld dieren, personen,
ongedierte) zoveel mogelijk gescheiden worden van de gevoelige contacten.
Niet elke maatregel is even belangrijk
Bij het ontwerpen van bioveiligheidscontroleprogramma's is het belangrijk om eerst te
focussen op transmissieroutes met een hoog risico en vervolgens op transmissieroutes met
een lager risico.
Het laag houden van de infectiedruk
Het doel van bioveiligheidsmaatregelen is om de infectiedruk onder een niveau te houden
waarbij de natuurlijke immuniteit van de dieren in staat is infecties het hoofd te bieden.
Grootte maakt uit
Hoe groter de kuddes, hoe belangrijker de bioveiligheidsmaatregelen zullen zijn.
frequentie doet ertoe
Als een bepaalde transmissieroute een lage kans heeft om te voorkomen, maar de handeling
zeer frequent wordt herhaald, is de kans op ziekteoverdracht zeer groot
Er bestaat geen twijfel over dat bioveiligheid de basis vormt van elk succesvol
ziektebestrijdingsprogramma. Bij het ontwerpen van bioveiligheidsprogramma's zijn er een
aantal algemene principes waarmee rekening gehouden moet worden, ongeacht de
diersoort. Zowel externe als interne bioveiligheidsmaatregelen zijn van het allergrootste
belang om de introductie van ziekteverwekkers te voorkomen en de verspreiding van ziekten
tussen dierenpopulaties op boerderijen te voorkomen. Als een biosecurityprogramma
eenmaal is ontwikkeld, zal de implementatie ervan alleen succesvol zijn als alle betrokken
partners (boeren, dierenartsen, overheden, adviseurs etc.) samenwerken en voldoende
gemotiveerd zijn om zich aan de regels te houden.
MODULE 2
Reiniging en desinfectie zijn een cruciaal onderdeel van bioveiligheid. Voor een goede
reiniging en desinfectie is een volledig protocol nodig.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller diergeneeskundestudentjee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.