Leerdoelen periode 4:
• Herkennen en benoemen van de anatomie van het abdomen, de nieren en de daarbij behorende grote bloedvaten op MRI-afbeeldingen;
• Herkennen van pathologie van de nieren op MRI-afbeeldingen;
• Kan de beeldweging van de afbeeldingen herkennen en de keuze onderbouwen;
•...
Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken
MRI
All documents for this subject (53)
10
reviews
By: nukioo00 • 3 year ago
By: amber69 • 3 year ago
By: kathelyn • 4 year ago
By: sophiapeppel • 4 year ago
By: nikitabing1 • 4 year ago
By: roystokking • 2 year ago
By: lucapastore • 5 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
lotmbrt
Reviews received
Content preview
MRI periode 4:
Herkennen en benoemen van de anatomie van het abdomen, de nieren en de daarbij
behorende grote bloedvaten op MRI-afbeeldingen;
Herkennen van pathologie van de nieren op MRI-afbeeldingen;
Kan de beeldweging van de afbeeldingen herkennen en de keuze onderbouwen;
Kan de scanrichting van de afbeeldingen herkennen en de keuze onderbouwen;
Kan verbanden leggen tussen T1-, T2- en PD-afbeeldingen en de relevante parameters;
Kan beschrijven wat MRI-contrastmiddel is;
Kan beschrijven hoe MRI-contrastmiddelen worden toegepast;
Kan uit te leggen hoe het contrastmiddel bij MRI d.m.v. toediening van een contrastmiddel
gewijzigd kan worden;
Kan te beredeneren of MRI-contrastmiddel met T1- of met T2-gewogen afbeeldingen gedaan
kan worden;
Kan de verbanden tussen parameters en contrast-resolutie benoemen.
Kan bewegingsartefacten herkennen en de oorzaak ervan benoemen.
Kan benoemen wat de eventuele bijwerkingen zijn van MRI-contrastmiddel;
Kan te benoemen wat eventuele contra-indicaties voor toediening van een MR-contrastmiddel
zijn;
Kan voorbeelden te geven van praktische toepassingen van MRI-contrastmiddel.
Kan een patiënt screenen voor een MRI-onderzoek met MRI-contrast;
Kan een patiënt begeleiden voor een MRI-onderzoek met MRI-contrast;
Kan kennis omtrent contra-indicaties toepassen op individuele MR-casuïstiek;
Kan kennis van spoelen en positionering toepassen in MR-casuïstiek.
04-001:
Beschrijf de ligging van de organen ten opzichte van elkaar
Lever:
De buikholte wordt aan de bovenzijde afgesloten door het diafragma. Het diafragma bevindt zich direct
onder de longen. In de buikholte aan de rechterkant direct onder het diafragma bevindt zich de lever.
Als de lever niet vergroot is, komt hij niet onder de ribbenboog uit. Het model van de lever lijkt een
beetje op een driehoek waarbij de breedste kant tegen het diafragma ligt en de punt naar onder. De
lever is de chemische fabriek van het lichaam. De lever is zeer belangrijk in het op peil houden van de
bloedglucosespiegel, het ontgiften van het lichaam, het produceren van gal.
Maag:
Aan de linkerkant direct onder het diafragma bevindt zich de maag. De oesofagus (de slokdarm) komt
uit in de maag. Het einde van de oesofagus loopt door een gat in het diafragma naar de maag toe. De
maag kun je beschouwen als een soort ‘zak’. Deze zak heeft een grote ronding, deze bevindt zich aan
de rechterkant van de maag en een kleine ronding, deze bevindt zich aan de linkerkant van de maag.
De maag is een tijdelijke opslagplaats van voedsel. Ook wordt in de maag het voedsel ontsmet door
het maagzuur en fijner gemaakt.
Galblaas:
De galblaas bevindt zich aan de onderkant van de lever. Hij is met de lever verbonden via allerlei
afvoergangen. De galblaas dient voor de opslag van gal. Gal zorgt voor het emulgeren van vetten.
Emulgeren is het verdelen van vet in hele kleine druppeltjes.
Pancreas:
De pancreas ligt onder de maag. Hij bevindt zich tussen de milt en het duodenum. De kop van de
pancreas ligt precies in de eerste ronding van de dunne darm direct na het begin van de dunne darm
vanuit de maag. De alvleesklier speelt een zeer belangrijke rol in de spijsvertering, omdat de
alvleesklier belangrijke spijsverteringsenzymen secerneert. Ook speelt de alvleesklier een belangrijke
rol bij de regulering van de bloedglucosespiegel. De alvleesklier scheidt hiervoor insuline of glucagon
uit. Insuline komt vrij vlak na de maaltijd en zorgt ervoor dat de lichaamscellen glucose op kunnen
nemen. In de lever en spiercellen kan glucose in de vorm van glycogeen worden opgeslagen.
Wanneer de bloedglucosespiegel daalt scheidt de alvleesklier glucagon uit. Glucagon zorgt ervoor dat
glycogeen wordt afgebroken tot glucose.
,Milt:
De milt bevindt zich aan de linkerkant van de maag direct lang de staart van de pancreas. De milt ligt
verder naar achter dan de maag. De milt speelt een rol bij de fabricage van witte bloedcellen.
Dunne darm:
De dunne darm bestaat uit het duodenum, het jejunum en het ileum. Het duodenum is het begin van
de dunne darm en ontspringt direct uit de maag. Na het duodenum komt het jejunum en daarna het
ileum. In de dunne darm wordt voedsel verteerd en geabsorbeerd. Ook neemt de dunne darm veel
vocht op.
Dikke darm:
De dunne darm gaat over in de dikke darm. In het onderste rechter kwadrant van de buikholte gaat het
ileum over in het cecum. Het cecum is het eerste onderdeel van de dikke darm. Daarna gaat de dikke
darm over in het ascending colon. Dit is het opstijgende deel van de dikke darm. Wanneer de dikke
darm weer naar boven is opgestegen gaat hij over in het transversum colon. Dit deel van de dikke
darm loopt van rechts naar links in de buikholte. Links aangekomen gaat de dikke darm over in het
descendum colon. Het descendum colon gaat weer over in het sigmoïd. Het sigmoïd gaat weer over in
het rectum. De dikke darm is met name belangrijk in de opslag. In het laatste deel van de dikke darm,
het sigmoïd wordt de ontlasting opgeslagen. Ook wordt in de dikke darm nog wat water en Vitamine K
geabsorbeerd. Vitamine K speelt een belangrijke rol in de bloedstolling.
Nieren:
De nieren bevinden zich aan de linker- en aan de rechter achterkant in de buikholte ongeveer ter
hoogte van de pancreas. De nieren spelen samen met de lever een belangrijke rol in het ontgiften van
het lichaam. Ook produceren de nieren erytropoëtine (EPO). EPO is een belangrijk hormoon in de
productie van rode bloedcellen. Ook activeren de nieren Vitamine D. Tevens reguleren de nieren de
bloeddruk op de lange termijn en maken glucose uit eiwitten bij langdurig vasten. Ook spelen de
nieren en bijnieren een belangrijke rol in de productie van hormonen (noradrenaline, adrenaline,
gluco- en mineralcorticosteroiden, ADH, aldosteron etc…).
Beschrijf de functie van de nier en de daarbij behorende weefsels
Afvalstoffen uit het bloed verwijderen:
In het bloed zitten allerlei stoffen die nodig zijn om het lichaam goed te laten functioneren. Het bloed
transporteert bijvoorbeeld zuurstof naar de cellen. In het bloed zitten ook afvalstoffen, bijvoorbeeld van
de spieren. Die afvalstoffen zijn schadelijk voor het lichaam en moeten worden opgeruimd. Dat is het
werk van de nieren.
Vocht- en zoutbalans regelen:
Het lichaam bestaat voor tweederde deel uit water. Het lichaam kan alleen goed werken als de
hoeveelheid vocht zo veel mogelijk gelijk blijft. De nieren zorgen daarvoor. Na veel drinken produceren
ze bijvoorbeeld extra urine en bij veel zweten minder. De nieren zorgen er ook voor dat de
hoeveelheid zouten in het bloed binnen bepaalde grenzen blijft.
Hormonen aanmaken:
Een hormoon is een signaalstof (boodschapper) die in een orgaan wordt aangemaakt. Het stroomt via
het bloed naar andere delen van het lichaam en zet de cellen waarvoor de boodschap bedoeld is, aan
het werk. De nieren maken:
- Renine, een hormoon dat een rol speelt bij het regelen van de bloeddruk.
- Erytropoëtine (EPO), stimuleert de aanmaak van rode bloedlichaampjes (erytrocyten).
,Rol bij botstofwisseling
Vitamine D bevordert de opname van calcium (kalk) uit de darm en de inbouw van calcium in de
botten.
Vitamine D is daarom belangrijk voor sterke botten. Onder invloed van zonlicht wordt in onze huid
vitamine D aangemaakt.
De nier is echter nodig om deze vitamine D om te zetten in een werkzame vorm.
Beschrijf de route van het bloed en urine.
Kleine bloedsomloop:
Hart en longen, in de longen neemt het zuurstof op en geen CO2 af. Het bloed vol zuurstof stroomt
terug naar hart
Grote bloedsomloop:
Via de grote slagaders gaat het bloed naar organen. De slagaders vertakken zicht tot fijnere
bloedvaten.
Urine omloop:
Urine wordt geproduceerd in de basiseenheden van de nieren, de nefronen. Water met opgeloste
stoffen wordt door de glomerulus geperst en opgevangen in het kapsel van Bowman. Dan heet het
voorurine. Van daaruit gaat het door verschillende buisjes (tubuli) naar de urineblaas:
de proximale tubulus: hier wordt water door osmose uit de voorurine verwijderd. Ook worden
glucose, zouten, aminozuren en ongeveer de helft van het in het filtraat aanwezige ureum actief
geresorbeerd.
de Lis van Henle: ook hier wordt veel water uit de voorurine verwijderd. Door het
tegenstroomprincipe worden natrium en andere elektrolyten uit de urine verwijderd.
de distale tubulus: nog meer zout wordt uit de voorurine geresorbeerd. Daardoor verandert de
osmotische waarde en gaat het water ook terug naar het bloed.
de verzamelbuis: onder invloed van het antidiuretisch hormoon (ADH) kan hier de urine nog
sterker geconcentreerd worden.
Uiteindelijk eindigt de urine in de urineblaas, waarna het geloosd kan worden
04-002:
, Abdomen:
Tractus digestivus:
- Oesophagus
- Maag (gaster)
- Dunne darm
o Duodenum
o Jejunum
o Ileum
- Dikke darm
o Coecum
o Colon ascendens
o Colon transversum
o Colon descendens
o Colon sigmoideum
o Rectum
- Anale kanaal
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lotmbrt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.26. You're not tied to anything after your purchase.