Welvaart = het beschikken over goederen en diensten voor de bevrediging van behoefen. Het bbp is
de maatstaf voor welvaart.
Schaarste = onvoldoende middelen om de behoefe doen doelen te realiseren.
Economische handelen = het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen. De
economische wetenschap bestudeert dit verschijnsel, dit kan op verschillende niveaus:
Bedrijven en gezinnen
Een groep bedrijven en gezinnen
Een land
Europa
De algemene economie wordt onderverdeeld in vier onderdelen:
1. Meso- en micro-economie = bestuderen de kenmerken van markten en bedrijfstakken
waarmee ondernemingen te maken hebben, de vraag naar goederen en het aanbod ervan,
en de veranderingen die plaatsvinden in vraag en aanbod als de prijzen veranderen.
2. Macro-economie = analyse van allerlei verschijnselen voor een heel land. Het gaat over
consumpte, bedrijven en overheid.
3. Monetaire economie = houdt zich bezig met het verschijnsel geld en de rol van banken in de
economie.
4. Internationale economische betrekkineen = buitenlandse handel van landen, internatonale
kapitaalstromen en monetaire betrekkingen tussen landen.
Conjunctuur = de totale vraag naar goederen en diensten in een bepaalde periode.
Bedrijfsomeevine = alle ontwikkelingen in de omgeving van een onderneming die invloed hebben op
de resultaten van een bedrijf.
Directe omeevinesfactoren = bijvoorbeeld de leveranciers en de afnemers. De directe omgeving is
beïnvloedbaar.
Indirecte omeevinesfactoren = de indirecte omgeving bestaat uit werknemers- en
werkgeversorganisates, de overheid en de media. De onderneming heef een geringe invloed op de
indirecte omgeving maar de indirecte omgeving kan wel veel invloed op de onderneming hebben.
Macro-omeevine = conjunctuur, wisselkoersen etc. Hier heb je als bedrijf totaal geen invloed op.
Absolute eeeevens = gegevens in getallen
Relatieve eeeevens = percentage, het is ten opzichte van een ander gegeven berekend
Nominale stijeine = dit bereken je door de procentuele verandering in hoeveelheid en de
procentuele verandering in prijs bij elkaar op te tellen. (waardestjging van een variabele)
Reële stijeine = de verandering in hoeveelheid in procenten (volume verandering)
Verband van deze begrippen = aantal * bedrag = waarde E
Arbeidsproductiviteit = de producte per eenheid arbeid per tjdseenheid. Door automatsering gaat
de arbeidsproductviteit omhoog en de loonkosten omlaag.
,Bbp = het totaal aantal werknemers (AV) x arbeidsproductviteit (AP) → als je dan de groei van het
bbp wil berekenen in procenten (relatef) krijg je dus:
Gbbp = Gav + Gap
Loonsom = Loonsom per werknemer (LWN) x de hoeveelheid werknemers (AV) → als je dan de groei
van de totale loonsom wil berekenen (relatef) krijg je dus:
GL = GLwn + GAv
Loonkosten per eenheid product = in elk product dat met behulp van de productefactor arbeid is
geproduceerd, zit een bedrag aan loon. Dit bedrag kan toenemen door een stjging van het loon per
werknemer, maar als de arbeidsproductviteit stjgt, zal het loon per eenheid product weer dalen. Dit
betekent:
LKp.e.p. = Loon per werknemer (LWN)/AP → en als je dan naar de veranderingen gaat kijken:
Glkp.e.p. = GLwn – Gap
Ondernemers zullen een stjging van de lonen altjd trachten te compenseren door een
arbeidsproductviteitsstjging om de winstgevendheid op peil te houden. Als het loon per werknemer
namelijk boven de arbeidsproductviteit uitstjgt, dan gaat dit ten koste van de winstgevendheid,
omdat het aandeel van de loonkosten per eenheid product dan toeneemt.
Pacht = vergoeding voor de natuur
Loon = vergoeding voor arbeid
Rente = vergoeding van kapitaal
Waarde producte inkomen
Hoofdstuk 2
Produceren = toevoegen van waarde aan producten.
Bbp = totale producte binnen de landsgrenzen = BBI
Bbp per hoofd van de bevolkine = geef de waarde aan van de producten die elke inwoner ter
beschikking staan. Het is dus als het ware het inkomen waarmee mensen producten kunnen kopen.
Bbp delen door het aantal inwoners.
Om het bbp van landen te kunnen vergelijken moet men dus:
Het bbp per hoofd van de bevolking bepalen
Het bbp omzeten in één munt
Corrigeren voor de verschillen in koopkracht van de munt per land
De groei van het bbp is de maatstaf voor economische groei. Door middel van economische groei
kunnen landen voorzien in de toenemende behoefen die een gevolg zijn van de bevolkingsgroei.
Een maatstaf voor de gelijkheid van de inkomensverdeling is het aandeel van de armste en de rijkste
mensen in het totale inkomen. De inkomensverdeling is van invloed op de hoogte van de welvaart.
Een belangrijke oorzaak voor verschillen in inkomens is het verschil in arbeidsproductviteit: mensen
die veel bijdrage in producte willen ook veel ontvangen (een gelijke inkomensverdeling is ook
nadelig voor de welvaart: als het inkomen niet in verhouding staat tot de geleverde
arbeidsproductviteit, gaan veel producteve vermogens verloren). In het geval van een erg ongelijke
, inkomensverdeling hebben de armste groepen van de bevolking onvoldoende mogelijkheden om
gebruik te maken van elementaire voorzieningen. Hun welstand is te laag om minimaal in de
economie te kunnen functoneren.
Verschil welvaart en welzijn: welvaart is materieel: hoe meer goederen en diensten je kunt
verwerven, hoe hoger je welvaart. Welzijn is immaterieel: milieu, redelijke verdeling van rijkdom etc.
Een stjging van het BBP gaat alleen over materiële behoefe (welvaart in enge zin)
HDI = maatstaf voor het welzijn:
Een lang en gezond leven: levensverwachtng bij de geboorte
Kennis, gemeten als de deelname aan het lager, voortgezet en hoger onderwijs
Een redelijke levensstandaard: het inkomen per hoofd van de bevolking
De producte en dus het bbp, kan ook gemeten worden door alle beloningen die de
productefactoren ontvangen bij elkaar op te tellen (inkomensbenaderine). Het inkomen dat mensen
ontvangen, besteden zij aan goederen en diensten. De totale bestedingen zijn daarom ook gelijk aan
de producte (bestedinesbenaderine).
Toeeevoeede waarde = in een onderneming voegen ze waarde doe. De toegevoegde waarde creëert
een inkomen. Inkomen leidt tot bestedingen en bestedingen leiden tot meer toegevoegde waarde.
Bruto toegevoegde waarde (omzet – inkoop)
Neto toegevoegde waarde
Nationaal product: totale producte gerealiseerd door ingezetenen van Nederland
Binnenlands product: som van toegevoegde waarde van bedrijven en overheid die in een jaar op
Nederlands grondgebied is gerealiseerd
Reëel binnenlands product: hoeveel goederen en diensten in de economie geproduceerd zijn
Opbrengst van de verkopen – inkopen = bruto binnenlands product tegen marktprijzen → dit is gelijk
aan de toegevoegde waarde. Tegen marktprijzen houdt in dat wat de klanten ervoor betalen.
Van het bruto binnenlandsproduct worden de kostprijsverhogende belastngen en de kostprijs
verlagende subsidies afgetrokken. Daar blijf het bruto binnenlandsproduct tegen factorkosten van
over. Als je hier dan ook nog de afschrijvingen afaalt, krijg je het neto binnenlands product tegen
factorkosten wat bestaat uit lonen en rente/winst. → AIQ = loon/ neto binnenlandsproduct tegen
factorkosten.
Bruto nationaal inkomen = het inkomen dat voortvloeit uit de productefactoren die in het bezit zijn
van ingezetenen. Hierbij horen niet de buitenlandse bedrijven die in Nederland gevestgd zijn. Alle
bedrijven die van jouw land afomstg zijn.
De prijs van het eindproduct is gelijk aan de toegevoegde waarde in heel de bedrijfskolom.
De bestedingen van de overheid zijn overheidsbestedingen. Volgens internatonale afspraken is de
toegevoegde waarde van de overheid gelijk aan de door de overheid betaalde lonen en salarissen
van het overheidspersoneel.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller wiardabruntink. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.