100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting pathologie 3 voedings- en dieetkunde odisee gent - antwoorden examenvragen $10.74
Add to cart

Summary

Samenvatting pathologie 3 voedings- en dieetkunde odisee gent - antwoorden examenvragen

 11 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Bevat antwoorden op ALLE mogelijke examen vragen

Preview 4 out of 39  pages

  • January 28, 2024
  • 39
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Examen pathologie III

1. Welke laboratoriumtesten worden gebruikt om schildklierproblemen te
diagnosticeren? Beschrijf ze aan de hand van het fysiologische
mechanisme bij de secretie van schildklierhormoon.

Hypothalamus TRH thyrotropine releasing hormone

Adenohypofyse/voorkwab TSH thyroid stimulating hormone = thyrotropine

Schillklier schildklierhormoon (thryoxine = T4)

Vermindert TSH secretie door hypothalamus

Tyroid Stimulating Hormone (TSH):
- Wanneer de schildklier te snel werkt, is de homeostase gestoord. De
hypofyse zal hierop reageren door minder TSH te secreteren. Door
bepaling van een te laag TSH-gehalte in het bloed kan men een
hyperthyreoïdie vaststellen.
- Omgekeerd gaat het wanneer de schildklier te weinig werkt. De
hypofyse zal meer en meer TSH secreteren. Een te hoog TSH-gehalte
wijst uit op een hypothyreoïdie.
- In elke behandeling van schildklierstoornissen zal de arts streven
naar een normaal TSH.
- Dit betekent dat de hypothalamus, die in wezen de thermostaat van
ons lichaam is, tevreden is met de aanwezige hoeveelheid
schildklierhormoon.

Thyroxine (T4) en Triiodothyronine (T3):
= schildklierhormonen
- T4 is een soort voorloper, T3 is de actieve vorm
- Schildklier werkt te traag: te weinig productie van T4 en T3: lage
waarden in bloed (ook minder negatieve terugkoppeling dus hoge
TSH waarden)  hypothyreoïdie

2. Geef vijf effecten van respectievelijk glucagon en insuline in de
menselijke cel.

Glucagon is een peptidehormoon dat gesecreteerd wordt als de
glucosespiegel in het bloed te laag is.
Insuline is een peptidehormoon dat wordt gesecreteerd als de
glucosespiegel in het bloed te hoog is.

Glucagon Insuline
Verhoogde afgifte van glucose Toename snelheid van
glucosetransport naar intracellulair
Gluconeogenese Toename van de snelheid van
glucoseverbruik
Afbraak van glycogeen tot glucose Vorming van glycogeen
Verhoogde afbraak van vetten Synthese van vetten

1

,Proteolyse (afbraak EW) Synthese van eiwitten

3. Beschrijf hoe glucose doorheen een celmembraan getransporteerd
wordt en leid hieruit de gevolgen af voor de pathologie.

Transport van Glucose door het Celmembraan:

Algemeen Mechanisme:
- Glucose is te groot en hydrofiel om passief door het celmembraan te
diffunderen.
- Transport gebeurt via membraanproteïnen (=carriërs) in plaats van
kanalen.
- Het proces lijkt op een kanaal, maar in plaats van er rechtstreeks door
te gaan, wordt glucose aan de ene zijde gebonden aan het eiwit en aan
de andere zijde weer vrijgelaten.

Natrium/Glucose Cotransport:
- In sommige cellen, zoals enterocyten in de dunne darm en
epitheelcellen in de niertubuli, wordt glucose samen met natrium
getransporteerd via de Na+/Glucose cotransporter (SGlT1 en SGlT2).
- SGlT1 voornamelijk in de darm, SGlT2 vooral in de niertubuli.
- Natrium transporteert mee met de gradiënt, waardoor glucose tegen de
gradiënt in de cel kan binnengaan.

GLUT Carriërs:
- Op andere locaties vindt het transport van glucose naar de cel plaats
via GLUT-carriers door gefaciliteerde diffusie.
- Ze werken door glucose van de meer geconcentreerde zijde naar de
minder geconcentreerde zijde te laten diffunderen, met behulp van de
carrier.
- Belangrijke GLUT-carriers zijn GLUT 1, GLUT 2, GLUT 3, en GLUT 4.
o GLUT 1: vooral RBC en endotheelcellen.
o GLUT 2: vooral lever.
o GLUT 3: vooral neuronen.
o GLUT 4: Vet- en spiercellen, insulineafhankelijk.
 GLUT 4 bevindt zich in rust in vesikels dicht bij de
celmembraan.
 Insulinereceptoren stimuleren de migratie en fusie van deze
vesikels met de membraan, waardoor het aantal GLUT 4-
carriers in spier- en vetcelmembranen toeneemt

Gevolgen voor de pathologie (ouderdomsdiabetes):
- Te frequente simulatie receptoren  verminderde aanmaak receptoren
(downregulatie)
DUS
- Een chronisch verhoogde glycemie, bijvoorbeeld door slechte
eetgewoontes of obesitas  te frequente stimulatie  downregulatie
insulinereceptoren  verminderde insuline gevoeligheid  glycemie
nog stijgen  vicieuze cirkel

2

,- Omkeerbaar: sport en beweging: upregulatie GLUT4: glycemie
makkelijker dalen: insulinegevoeligheid verbeterd




4. Geef de basis functionele pathologische indeling van longpathologie, en
zoek bij elk item een voorbeeld.

Ventilatie versus perfusie

Indeling Houdt in Voorbeeld
Ventilatie Lucht in de longen moet continu - Pneumonie
ververst worden
Perfusie Langs de longblaasjes moet voldoende - Longembolie
bloed stromen om de stroom van aan - Shunt
en afgevoerde gassen te onderhouden
Dode ruimte Een deel van de longen wordt wel - Longembolie
ventilatie geventileerd maar niet doorbloed. De
lucht gaat onveranderd terug uit de
long omdat er geen gasuitwisseling
plaats heeft gevonden
Een shunt Omgekeerd: een deel van de longen - Pneumonie
wordt wel bevloeid maar niet
geventileerd. Het bloed gaat dan
gewoon door de longblaasjes en komt
onveranderd terug in het linker hart
Diffusiestoo Geen gasuitwisseling plaatsvindt - Emfyseem
rnis ondanks een normale ventilatie en
perfusie. Meestal door destructie van
bepaalde microstructuren thv de
alveolen (longblaasjes)

Obstructief versus restrictief

Indeling Houdt in Voorbeeld:
Obstructief Ontstaat wanneer de alveoli - Astma
longlijden door een pathologisch proces - COPD
vernauwd zijn.
Restrictief De totale longcapaciteit is lager - Longfibrose (deel
longlijden dan de referentiewaarde. Ook de interstitieel weefsel
vitale capaciteit en het residueel niet meer soepel
volume zijn kleiner dan normaal, genoeg om long
maar de onderlinge voldoende te laten
verhoudingen blijven wel uitzetten)
bewaard. De uitstroomsnelheid - Centrale obesitas
van de lucht wordt in veel (diafragma kan de
mindere mate aangetast grote massa van de
buikinhoud niet

3

, voldoende naar
beneden duwen)
- Zwangerschap

5. Beschrijf het ECG, en de ziektetoestanden die hiermee kunnen
aangetoond worden.

ECG = elektrocardiogram
Het is een basisonderzoek van het hart waarbij elektrische stromen in het
hartoppervlak van de huid worden gemeten door elektroden te plaatsen
op de huid van de patiënt. Dit levert een grafisch tracé op dat de
elektrische activiteit van het hart weergeeft.




- P-top: Een kleine heuvel aan het begin van de hartcyclus =
depolarisatie vd voorkamers
- QRS-complex: Een scherpe piek in het ECG dat onderverdeeld kan
worden in drie delen: een kleine negatieve (Q-golf), een grote positieve
(R-top), en opnieuw een kleine negatieve (S-golf). Dit complex geeft de
depolarisatie van de kamers weer.
- T-top: repolarisatie van de kamers.

Ziektetoestanden:
- Ritmestoornissen, stoornissen van het geleidingsysteem, gestoorde
repolarisatie
o Zuurstoftekort in het hart: tekort aan ATP in de cellen: tekort ATP
voor ATP-afhankelijke K+-kanalen in de spiercel: gestoorde
repolarisatie
o S-T segment afwijkend
- Hartfalen
- Ischemisch hartlijden
- Circeltachycardie
- Voorkamerfibrillatie

6. Geef een overzicht van de verschillende tekens en symptomen die bij
hartziekten voorkomen.

Pijn op de borst (agnina pectoris, angor)
- Een benauwd gevoel dat ontstaat wanneer het hart onvoldoende
zuurstof krijgt.
- Het wordt vaak beschreven als een dof, drukkend gevoel op of onder
het borstbeen.
- De pijn kan uitstralen naar verschillende gebieden, waaronder de
linkerarm, rug, of kaken.

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller KoopHier. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.74
  • (0)
Add to cart
Added