100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting SV CS 4.2 Communiceren met persoon met dementie $3.21
Add to cart

Summary

Samenvatting SV CS 4.2 Communiceren met persoon met dementie

1 review
 76 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting CS 4.2 Communiceren met persoon met dementie Saxion hogeschool Deventer Leerjaar Theorie: Geelen, R. (2015). Dementiezorg in de praktijk - deel 2. doi:10.1007/978-90-368-0772-2 [via mijnBSL] Hoofdstuk 3: Contact- en communicatiestoornissen

Preview 2 out of 5  pages

  • June 15, 2018
  • 5
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: saskiavanstraalen • 5 year ago

avatar-seller
CS 4.2 Communiceren met persoon met dementie
Leerdoelen:
 Benoemen wat de gevolgen van dementie zijn voor de communicatie
 Uitleggen wat ROT, validation en snoezelen betekenen
 Aangeven hoe je deze technieken in kunt zetten in de communicatie met dementerende

Literatuur:
Geelen, R. (2015). Dementiezorg in de praktijk - deel 2. doi:10.1007/978-90-368-0772-2
[via mijnBSL] Hoofdstuk 3: Contact- en communicatiestoornissen

Hoofdstuk 3: Contact- en communicatiestoornissen
3.1 Onbegrepen maakt ongemind
Dementie en andere hersenproblemen gaan vaak samen met problemen in de communicatie. De
persoon begrijpt jou niet goed en kan zichzelf niet of onvoldoende duidelijk maken. Soms merk je
alleen bij gericht luisteren dat er taalproblemen zijn, doordat iemand meer stopwoorden gebruikt of
in korte zinnen spreekt. Soms is er een stortvloed aan emotionele klanken, waarin je geen lijn kunt
ontdekken. Of kijkt de cliënt alsof deze water ziet branden, terwijl je toch een concrete aanwijzing
gaf. Dat geeft beiderzijds spanning en frustratie.

3.2 Gewoon of ongewoon?
In gesprek met de ander proberen we het bedoelde te begrijpen door te luisteren naar de woorden
en het zinsverband en te letten op andere signalen. Dit lukt ons schijnbaar automatisch, zonder
speciale moeite. Wat we denken brengen we moeiteloos en vloeiend onder woorden. Het gaat hier
om heel ingewikkelde, deels nog onbegrepen processen, waarbij ons hele brein betrokken is.

Met de leeftijd verandert het taalgebruik. Jongvolwassenen en mensen van middelbare leeftijd
praten eerder in korte zinnen, met veel verschillende woorden (vooral zelfstandige naamwoorden
en werkwoorden). Zo kan snel veel informatie worden overgebracht. Ouderen maken langere en
complexere zinnen

Bij alzheimerpatiënten wordt de spreektaal geleidelijk armer aan inhoud en weggelaten woorden
worden vervangen door lege woordjes zoals ‘dinges’ of ‘iets’. Of verwijzende woorden zoals ‘zij’ of
‘hij’, zonder dat duidelijk is om wie of wat het gaat. Bij frontotemporale dementie wordt de spraak
vaak korter, als een soort steno. Bij gevorderde dementie spreekt de persoon vaak helemaal niet
meer (mutisme).

3.3 Profel: taalstoornis
Voorbeelden:
 Het spreken verloopt in vloeiende zinnen die voor de minder aandachtige luisteraar foutloos
lijken. De correcte zinsbouw verhult de vele ‘lege’ woorden en de onlogische of
onbegrijpeijke betekenis van het vertelde
 Het spreken verloopt in verbrokkelde zinnen, met zo veel verminkte en niet-bestaande
woorden dat het bedoelde moeilijk of niet te volgen is
 De persoon maakt niet-bestaande woorden of combineert onjuist bestaande woorden
 Op een vraag van jou reageert de cliënt instemmend, terwijl meteen daarna blijkt je niet
begrepen bent


Definities:
Afasie: Stoornis in taal. Van de taalfuncties kunnen sommige verstoord en andere behouden zijn,
zoals spreken, lezen, benoemen van voorwerken, begrijpen van gesproken taal, nazeggen en
schrijven. Je hebt verschillende soorten afasie;
 Expressieve ofwel motorische afasie: Vooral problemen in het taalgebruik: spreken,
schrijven.
 Receptieve ofwel sensorische afasie: Vooral problemen in taalbegrip: het begrijpen van taal
en/of lezen
 Gemengde ofwel globale afasie: Een combinatie van de eerste twee soorten.


Dysartrie: Door een verlamming of coördinatieproblemen van de spraakspieren, komt er een kink
in de kabel wat betreft het vormen van de spraakklanken. Er is een onvermogen om de
spreekbewegingen (ademdruk, stem geven, articulatie) vooraf te programmeren, te coördineren en
vervolgens vloeiend uit te voeren. Vaak zijn er afwijkingen in de toon en melodie van spreken

, (bijvoorbeeld vlak of hees spreken). Ook slik- en kauwproblemen komen vaak voor; soms kan de
persoon zijn speeksel niet meer in de mond houden.

Dysartrie kan ontstaan door beschadigingen in de hersenen (zoals bij de ziekte van Parkinson) of in
het spraaksysteem zelf: de tong, larynx of pharynx. De aandoening ontstaat veelal door infarcten in
de kleinere bloedvaten in diepere delen van de hersenen (subcorticale delen, zoals bij de ziekte van
Parkinson).

Wortsalat: woordenbrij, onbegrijpelijke en onsamenhangende spraak.

Mutisme: Onvermogen (of onwil) tot spreken

Tweesporengebrek: Gesprek waarbij de verhaallijn van persoon A los staat van persoon B (en
omgekeerd). Er is geen inhoudelijke reactie en afstemming op de boodschappen van de ander.

3.4 Stappenplan
Stap 1: werkroutines en opvattingen
Werkroutines: Voorspelbaarheid in wat gebeuren gaat, ritme en regelmaat helpen bij
communicatieproblemen. Zonder afwijking van het gewone en gewenste, is er minder noodzaak tot
communiceren daarover. In plaats van het willen begrijpen en het overbrengen van feiten, kan de
nadruk meer worden gelegd op directe persoonlijke aandacht. De taalkloof is dan minder een
spelbreker. Voor een periode kan worden bijgehouden wat de persoon wanneer en op welke manier
bedoelt of nodig blijkt te hebben.

Opvattingen: Communicatieproblemen wekken zowel bij de cliënt als diens begeleider
uiteenlopende negatieve emoties: bezorgdheid, spanning, angst, onmacht, verdriet, frustratie en
prikkelbaarheid. Daaronder zitten vaak gedachten die het onvermijdelijke versterken. We zijn ons
hiervan minder bewust. Belangrijk is dat ze niet alleen onze stemming direct beïnvloeden, maar ook
de lichaamstaal en het gedrag naar de ander.


Niet-helpende gedachten (bij mensen met taalproblemen):
 ‘Als ze haar best zou doen dan…’  Taalvermogen varieert, ze kunnen er niks aan doen.
 ‘Ik moet weten wat zij exact bedoelt’  is niet reëel, misverstanden/ communicatie kan ook
mis gaan bij mensen die wel taalvaardig in orde zijn.
 ‘Zonder communicatie is afstemming onmogelijk’  Let goed op, op welke momenten je
aan de manier van spreken en lichaamstaal ziet wat goed valt en wat niet. Dit vergoot de
kans om sneller in contact te komen
 ‘Spreken is goud’  Non-verbale signalen kunnen ook het gevoel bieden dat de persoon er
mag zijn.
 ‘Het taalprobleem moet verholpen worden’  bij afasie zullen er ook bij de beste trainingen
taalproblemen blijven. Er wordt geleerd om er zo goed mogelijk mee om te leren gaan.

Stap 2: Lichamelijk functioneren
Een algeheel lichamelijk onderzoek kan problemen opsporen die de communicatie mogelijk
negatief beïnvloeden, zoals suikerziekte, slechte vochtbalans en gehoor- en visusproblemen. Ook
de gebruikte medicijnen worden nagelopen op bijwerkingen, zoals sufheid en invloed op de
spraakmotoriek. De arts zal de ziektegeschiedenis nalopen. Zo kan door een operatie de
spraakmotoriek zijn aangetast, met dysartrie als gevolg.

Stap 3: Omgeving
Uiteenlopende omgevingskenmerken die meespelen:
 Andermans mimiek en gebaren kunnen zien (verlichting, verblind door tegenlicht)
 Ruis door andere geluidsbronnen, gesprekken
 Contact in sociaal drukkere omstandigheden (groepscontact)
 Mogelijkheid overzicht te houden
 Ambiance, tolerantie en geduld van anderen
 Vertrouwdheid van de omgeving

Stap 4: Wisselwerking
Achterhaal de persoonlijke levensgeschiedenis, gewoonten en voorkeuren. Lukt het om hierop in te
spelen, dan is al veel gewonnen en hoeft de persoon minder aan jou duidelijk te maken.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller verpleegkundestudentjessaxion. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

50843 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21
  • (1)
Add to cart
Added