,Werkcollege week 1
Algemene vragen
1a: Wat houdt het materiële begrip verdachte in, en waar vind je dit begrip in de wet?
De term verdachte vind je in art. 27 Sv. Hieronder wordt verstaan degene tegen wie de
vervolging is gericht of degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk
vermoeden van schuld aan een strafaar feit voortvloeit.
De materiële verdachte ziet op art. 27 lid 1 Sv: degene te wiens aanzien uit feiten of
omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafaar feit voortvloeit.
Goed. Het moment van vervolging is heel belangrijk. Vervolging vangt aan op het moment
dat er een rechter is ingeschakeld: dus wanneer deze een bevel geef tot inbewaringstelling,
onderzoekshandelingen uitvoert of een dagvaarding ontvangt. Dan gaat de formele defniie
van verdachte van kracht: art. 27 lid 2 Sv.
1b: Wat houdt het formele begrip verdachte in, en waar vind je dit begrip in de wet?
De formele verdachte ziet op art. 27 lid 2 Sv: degene tegen wie de vervolging is gericht.
1c: Voordat de vervolging is aangevangen, geldt in ons stelsel het materiële begrip
verdachte. Kunt u beredeneren dat en waarom in die fase het begrip verdachte desondanks
toch ook een zeker formeel karakter heef?
De stempel verdachte geef degene die is aangemerkt als verdachte bepaalde rechten en
vrijheden. Daarmee regelt de benaming verdachte de posiie van de verdachte in het proces
en dat ziet op het formele aspect van het strafrecht.
Goed. Het is voor alle groepen belangrijk te weten wie verdachte is en wie niet. Voor de
verdachte is het belangrijk te weten wat zijn rechten zijn. Het doet voor die rechten niet ter
zake of je terecht of onterecht bent aangemerkt als verdachte. Ook is de term verdachte van
belang voor de overheid, maar dan is vooral de materiële terminologie van belang (als ze
iemand onterecht aanmerken als verdachte dan maken ze misbruik van hun bevoegdheden
en dat is niet wenselijk). Is iemand verdachte, dan mag de overheid dwangmiddelen
toepassen.
2a: Waar in de wet is het pressieverbod geregeld en wat houdt dit in?
In art. 29 lid 1 Sv. Dit verbod houdt in dat men niet ten koste van alles een bekentenis uit een
verdachte mag plukken. Centraal staat dat de verdachte zijn verklaringen uit vrije wil geef
en hierbij niet bedreigd wordt of iets dergelijks.
2b: Waarin de wet is de caute geregeld en wat houdt dit in?
In art. 29 lid 2 Sv. Dit houdt in dat de verdachte moet worden gewezen op zijn recht om te
zwijgen. De verdachte is dus niet gehouden tot antwoorden.
2c: Welk beginsel ligt aan het betrefende artkel ten grondslag?
Dit is een uitwerking van het Nemo Tenetur-beginsel: een verdachte hoef niet mee te
werken aan zijn eigen veroordeling.
3: Wanneer spreekt men van verhoor in de zin van art. 29 Sv?
2
,Hoge Raad: als verhoor in de zin van dat arikel worden beschouwd alle vragen aan een door
een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon betrefende diens
betrokkenheid bij een geconstateerd strafaar feit.
4: “Indien voorafgaand aan het verhoor van verdachte is verzuimd de caute te geven, mag
de verklaring van de verdachte nimmer als bewijs worden gebruikt.” Is deze stelling juist of
onjuist?
In beginsel is dit juist. De verklaring mag alleen als bewijs worden gebruikt als aannemelijk is
dat de verdachte door het verzuim niet in zijn verdediging is geschaad. Dat is bijv. het geval
wanneer de verdachte bij zijn verhoor werd bijgestaan door een raadsman.
5: “Gedurende de opsporing mag het verkeer tussen de verdachte en zijn raadsman worden
beperkt op grond van art. 46 lid 1 Sv.” Is deze stelling juist of onjuist?
Juist
6a: Waar in de wet staan de opsporingsambtenaren genoemd?
In art. 141 en 142 Sv.
6b: Is deze opsomming limitatef?
Ja
6c: Wat is het verschil tussen de gewone en de buitengewone opsporingsambtenaren?
De algemene opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot de opsporing van alle strafare feiten.
Buitengewone opsporingsambtenaren zijn bevoegd tot de opsporing van strafare feiten als
vermeld in de akte of aanwijzing. Andere dan de vermelde strafare feiten mag hij dus niet
opsporen (art. 142 lid 2 Sv).
7: Wat verstaat men onder de verbaliseringsplicht? Waar in de wet is dit geregeld?
In art. 152 Sv is de verbaliseringsplicht opgenomen. Dit is de wetelijke plicht van
opsporingsambtenaren om ten spoedigste een proces-verbaal te maken van de door hen
opgespoorde strafare feiten of verrichingen.
8: Noem twee wetsartkelen waarin de bijzondere posite van de ofcier van justte bij de
opsporing tot uitdrukking komt.
Uit art. 148 lid 2 Sv blijkt dat ofcieren van jusiie bevoegd zijn bevelen te geven aan andere
opsporingsambtenaren. Ook blijkt uit art. 149a Sv dat de ofcier van jusiie verantwoordelijk
is voor de samenstelling van de processtukken.
9: “Iedereen is bevoegd tot aanhouding van een verdachte.” Is deze stelling geheel of
gedeeltelijk juist?
Deze stelling is gedeeltelijk juist. Iedereen is bevoegd tot aanhouding van een verdachte op
heterdaad (art. 53 Sv). Tot een aanhouding buiten heterdaad is alleen een
opsporingsambtenaar met een bevel van de ofcier van jusiie bevoegd.
10: Welke typen opsporingsonderzoek worden in de literatuur genoemd?
Er zijn vijf typen: 1) de klassieke opsporing, 2) de repressieve controle, 3) de proacieve
opsporing, 4) het inlichingenwerk, en 5) het verkennend onderzoek.
3
, 11: Wat is kenmerkend voor het toepassen van dwangmiddelen?
Het gaat om middelen die de opsporingsambtenaar mag aanwenden om het doel – de
opsporing – te verwezenlijken. De toegekende bevoegdheden geven dus aan van welke
middelen de opsporingsambtenaar bij de uitoefening van zijn taak gebruik mag maken.
12: Wat zijn in het kader van de dwangmiddelen steunbevoegdheden en connexe
bevoegdheden? Noem van elk een voorbeeld.
Steunbevoegdheden leunen op een andere bevoegdheid. Een voorbeeld is art. 55 Sv, waarin
de bevoegdheid is gegeven om alle plaatsen om een verdachte te kunnen aanhouden. Voor
het betreden van plaatsen op grond van art. 55 Sv is dan vereist dat sprake is van een
aanhoudingsbevoegdheid ex art. 53 Sv.
Connexe bevoegdheden zijn daarentegen gekoppeld aan andere bevoegdheden. Een
voorbeeld is de bevoegdheid tot onderzoek van het lichaam of de kleding van de verdachte
ex art. 56 Sv. Deze bevoegdheid is gekoppeld aan art. 53 en 54 Sv en mag dus alleen worden
toegepast wanneer iemand is aangehouden.
13: “Het staande houden van een burger door een opsporingsambtenaar is een vorm van
vrijheidsbeneming.” Is deze stelling juist of onjuist?
Nee, hier is geen sprake van een vrijheidsbeneming in de zin van art. 15 Gw of art. 5 EVRM.
Hier is sprake van een vrijheidsbeperking in de zin van art. 2 Vierde Protocol EVRM.
14a: Is een burger gedurende het staande houden op grond van art. 52 Sv verplicht tot
antwoorden op vragen van een opsporingsambtenaar betrefende zijn of haar personalia?
Nee, art. 52 Sv geef geen plicht tot antwoorden. Een weigering tot antwoorden levert geen
misdrijf in de zin van art. 184 Sr op. Het geven van een valse naam of een verkeerd adres is
wel strafaar op grond van art. 435 sub 4e Sr. Weigering tot antwoorden kan leiden tot
aanhouding van de verdachte of idenifcaiefouillering (art. 55b Sv).
14b: Welk risico loop je indien je wegloopt als een opsporingsambtenaar je staande houdt?
In dat geval bestaat er de mogelijkheid tot aanhouding van de verdachte of
idenifcaiefouillering (art. 55b Sv).
15: Wie is bevoegd tot aanhouding conform art. 54 Sv?
Tot aanhouding buiten heterdaad is bevoegd de opsporingsambtenaar die hiertoe een bevel
van de ofcier van jusiie heef.
Arresten
Hollende kleurling
1: Ter zake waarvan heef het O de verdachte vervolgd?
Een overtreding van de Opiumwet, namelijk het in bezit hebben van heroïne in de zin van art.
1 lid 1 onder h Opiumwet.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mam95. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.