Samenvatting van cursus zoals gegeven aan de Universiteit Utrecht. Alle rechten van de colleges gaan naar de universiteitsmedewerkers; alle rechten van de primaire teksten gaan naar de bijbehorende auteurs.
geschiedenis van de wijsbegeerte filosofie iii 3 utrecht universiteit samenvatting
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Wijsbegeerte
Geschiedenis van de wijsbegeerte III
All documents for this subject (1)
4
reviews
By: idwerd • 3 year ago
By: hiddebijlsma • 3 year ago
By: immedvd • 5 year ago
By: ceeskoopman • 5 year ago
Seller
Follow
ThierryOrth
Reviews received
Content preview
W1 Wat is verlichting? 1700-1850
Hoorcollege Wat is verlichting?
De verlichtingsfilosofie kondigde een terugkeer van de antieke filosofie uit de duisternis aan.
De zeventiende- en achttiende-eeuwse stroming was ambigu, en sluit niet aan op het
huidige standaardbeeld ervan. Centraal stonden volgens dit beeld de menselijke
kenvermogens, het ideaal vrijheid, de systematische en wetenschappelijke houding, het
vooruitgangsgeloof, de secularisering, en het radicalisme. Immanuel Kant meende dat
kennis los behoort te staan van een externe autoriteit en vrijheid behoeft. Het
standaardbeeld is echter eenzijdig. De kritische theorie van Adorno en Horkheimer
benadrukt de vormen van chaos en tirannie die ontstonden dankzij verlichtingsidealen (bv.
Auschwitz). Bovendien bestond er contemporaine kritiek op de verlichting (bv. Rousseau,
Voltaire, Vaucanson, De La Mettrie, De Sade, Swift).
Jean-Jacques Rousseau geloofde niet in wetenschappelijke vooruitgang, en was
bovendien niet seculier. In het essay Discours sur les sciences et les arts (1750)
waarschuwde hij tegen de toegenomen wetenschap ten aanzien van de menselijke moraal.
De behoeften en gewoonten van de moderne mens waren kunstmatig en leidden tot vormen
van vervreemding van de natuurlijke mens (bv. taal, sociabiliteit, beschaving). De mens zou
geen behoefte hebben aan het verlaten van de natuurtoestand; dat was onvermijdelijk een
gevolg van een catastrofe geweest. Wetenschap was ondeugd. De gezonde drang tot
zelfbehoud (amour de soi) werd verdrongen door egoïsme (amour propre) dankzij
beschaving; er ontstond corruptie en strijd.
In zijn tweede discours denkt Rousseau de samenleving en beschaving weg in het
voordeel van de natuurstaat, waar de mens geen behoefte heeft aan sociaal verkeer; de
mens kan zichzelf in de natuurtoestand redden zonder familie en andere contacten. Ziekte
noch schaarste behoren tot de natuurtoestand; hierdoor was er geen ‘oorlog van allen tegen
allen’. Juist het ontstaan van eigendom en ambacht leidt tot vervreemding van de mens. In
Emile ou de l’éducation (1762) schrijft Rousseau ‘Alles is goed wat uit de handen van de
schepper der dingen komt; alles ontaardt in de handen van de mens’. Juist het
ongeciviliseerde kind is het model voor de natuurstaat. Opvoeding, aldus Rousseau, moet
natuurlijk zijn, en moet kinderen beschermen tegen cultiverende invloeden.
In Du contrat social (1762) schrijft hij: ‘De mens wordt vrij geboren, maar overal ligt
hij in ketenen’. Hoe de mens gecorrumpeerd is weet hij niet, maar rechtvaardigingen zoeken
kan hij dat wel. Hij stelt een collectief lichaam voor dat de algemene wil (volonté générale)
vertegenwoordigt, een samenvoegsel van alle individuen tot één individu. Hierbij komt het
verlichte idee van maakbaarheid duidelijk naar voren. Volgens Rousseau brengt een externe
dreiging mensen ertoe om samen te leven. Zijn politieke theorie toont aan dat dat kan
zonder de onvervreemdbare vrijheid op te geven. De natuurlijke, individuele vrijheid wordt
absolute, collectieve vrijheid dankzij overeenkomst.
Voltaire was beïnvloed door de Britse filosofie, was determinist, deïst, en wilde
bijgeloof bestrijden als satiricus (een deïst gelooft in het bestaan van God, maar ziet hem als
niet-ingrijpende eerste oorzaak). Vaucanson maakte in 1737 de eerste robots: mechanische
muziekautomaten en een mechanische eend. Hiermee kwam het idee dat de mens gemaakt
kon worden (bv. Leviathan, Frankenstein). De verlichting heeft de mens bevrijd uit zijn
onmondigheid, en zijn onvrijheid en aanzien van de theologische grillen en de kerkelijke
autoriteit. Maar, de verlichting ontving fundamentele contemporaine kritieken: was het
gebruik van de rede en het idee van maakbaarheid niet gevaarlijk?
,Hoorcollege Kant: theoretische filosofie
Immanuel Kant (1724-1804) had een voorkritische, rationalistische periode tot aan de Kritik
der reinen Vernunft (1781). Samen met de Kritik der praktischen Vernunft (1788) en Kritik
der Urteilskraft (1790) vormden deze een filosofisch project. Kant ziet in het voorwoord van
Kritik der reinen Vernunft de logica, wiskunde en natuurkunde als onbetwistbaar
wetenschappelijk, maar de metafysica als ‘een strijdtoneel’. Hij beoogt een Copernicaanse
wending binnen de metafysica. Dit betekent wel dat we bepaalde metafysische ‘zekerheden’
moeten opgeven - zoals het bestaan van God. Maar, daarmee zijn de grenzen van kennis
bekend, en bestaat er ruimte voor geloof, hoop en moraal.
De empirist David Hume meent dat kennis tot stand komt door zintuigen
(impressions), herinneringen (ideas) en causaliteit. Het causaal verband ziet Hume als een
geloof door gewoonte; causaliteit kan niet logisch bewezen worden. Dit heeft grote impact
op de natuurwetten. Humes scheiding tussen de relations of ideas (wiskundige kennis,
analytisch, a priori) en matters of fact (ervaringskennis, synthetisch, a posteriori), bovendien,
zet Kant ertoe om te onderzoeken hoe synthetische a priori-kennis mogelijk kan zijn, en hoe
in het verlengde daarvan natuurwetten gerechtvaardigd zijn.
Kant noemt twee soorten kennis: de observationele kennis (‘de eigenschappen [die]
eraan af te lezen [zijn]’) en de kritische kennis (‘[er] volgens begrippen a priori zelf [...]
ingelegd’). Het schema van Hume stelt dat kennis slechts afgeleid kan worden uit ervaring.
Kant maakt echter een kritische wending. Hij stelt 1) dat al het kenbare regels moet hebben
waardoor het kenbare door ons gekend kan worden, en 2) dat we de regels van het kenbare
moeten kunnen weten, als we de structuren van het kenbare kennen. Hierbij is de aanname
niet dat onze kennis zich naar de objecten richt, maar juist dat de objecten zich naar onze
kennis richten.
Het empirische perspectief is verschoven naar het transcendentale; het is niet de
vraag hoe we aan kennis komen (quid facti), maar hoe kennis überhaupt mogelijk is (quid
juris). Wat zijn de a priori-mogelijkheidsvoorwaarden van kennis? Waaraan moet iets
voldoen, wil het een object van kennis zijn? De theorie die deze vragen behelst, heet het
transcendentaal idealisme. Dit staat tegenover het transcendentaal realisme, waarin de
voorwaarden voor kennis in de dingen zelf liggen (bv. Aristoteles, Thomas Reid). Het
empirisch idealisme, bovendien, zegt dat objecten slechts waarnemingen zijn (bv. Berkeley),
maar Kant is juist empirisch realist: hij gelooft niet dat kennis slechts schijn is, maar ziet
kennis wel als verschijning. Kant stelt 1) dat iets gegeven moet kunnen worden via de
aanschouwing, als iets überhaupt gekend wil worden, waarbij indrukken slechts kunnen
bestaan via de zuivere aanschouwingsvormen van ruimte en tijd, 2) dat alles wat gegeven
is, gedacht moet kunnen worden en dus verbonden moet kunnen worden in een begrip via
bepaalde logische verbindingen (‘twaalf categorieën’ of ook wel ‘zuivere
verstandsbegrippen’), en 3) dat zowel de aanschouwing als het denken dus noodzakelijk
zijn.
De mogelijkheidsvoorwaarden voor kennis laten zien wat denkbaar is, en wat
kenbaar is. Hierbij zijn de ‘klassieke kwalen’ van de antieke metafysica bestreden - de
onsterfelijke ziel of God. Maar wie zal ons zeggen of er eigenschappen bestaan die zich aan
ons onttrekken? We moeten veronderstellen dat ‘het object moet worden opgevat in
tweeërlei betekenis’: de verschijning zover het gegeven is (phaenomenon), en de zaak op
zichzelf voor zover het niet gegeven is (noumenon). De metafysica is in haar eerste graad,
als wetenschap van kennis, opgelost, maar in haar tweede graad, als wetenschap van het
absolute en onvoorwaardelijke, onopgelost. De onsterfelijke ziel en God zijn echter geen
toevallige begrippen, maar liggen in de aard van onze kenvermogens besloten. Hun bestaan
, kan niet worden bewezen, maar wel kan men erin geloven.
Werkcollege Kant en verlichting
Literatuur
A. Kant, Wat is verlichting?
De verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten
heeft; hij heeft leiding genomen om over zijn eigen verstand te beschikken zonder de leiding
van een ander. Die onmondigheid ligt niet aan een gebrek aan verstand, maar een gebrek
aan vastberadenheid en moed: durf te denken! De individuen ondergaan grote
moeilijkheden om zich los te maken over de bijna tot hun natuur geworden onmondigheid.
Als de massa echter het juk van de onmondigheid van zich afwerpt, dan zal de geest van de
verlichting zich verbreiden. Niets meer of minder vraagt de verlichting dan vrijheid, de
vrijheid om de rede openlijk te gebruiken. Niet in alle taken, maar vooral in geleerde taken.
Het wetgevend gezag van een vorst moet erop berusten dat hij de wil van het gehele volk in
zijn eigen wil verenigt, zoals Frederik de Grote dat doet. Vooral in religieuze
aangelegenheden is de onmondigheid van de mens gelegen - daar treedt de heerser op al
voogd.
B. Kant, Kritiek van de zuivere rede
Het onderzoek naar de kennis die tot de rede behoort, het metafysisch onderzoek, heeft
reeds nog geen wetenschappelijk karakter. In de rede moeten a priori-begrippen besloten
zijn, die ofwel theoretische ofwel praktische kennis behelzen. De zuivere rede, het geheel
van a priori-kennis, moet gescheiden worden van alles wat uit zintuiglijke bronnen
voortkomt. Steevaste wetten van de rede dwingen antwoorden af op haar vragen; hier doet
de wetenschappelijke metafysica onderzoek naar. Tot dusver was de metafysica slechts een
rondtasten onder begrippen, zonder een wetenschappelijke weg te hebben bewandeld. Met
de aanname dat de objecten zich naar onze kennis richten, in plaats van andersom, is het
duidelijk dat we de objecten slechts zien in zoverre we ze ons voorstellen. Het is hierbij
onmogelijk om de grens van de mogelijke ervaring te overstijgen, hoewel dat het meest
wezenlijke streven is van de klassieke metafysica. Het onvoorwaardelijke bestaat slechts in
de objecten voor zover we ze niet kennen, niet in de dingen voor zover we ze wel kennen.
De zuivere rede is in metafysische termen een op zichzelf staande eenheid. De door
de kritiek gezuiverde metafysica heeft een negatief nut: het weerhoudt ons ervan om met de
speculatieve rede de ervaringsgrens te overschrijden. Ook heeft het een positief nut: het
neemt een hindernis weg die het praktische gebruik van de rede inperkt. Ruimte en tijd zijn
hierbij zuivere aanschouwingsvormen, voorwaarden voor het bestaan van de dingen als
zijnde verschijningen. De verstandsbegrippen (‘twaalf categorieën’, ook wel ‘zuivere
verstandsbegrippen’) vormen de dingen zoals ze aan ons verschijnen. De zaak op zichzelf,
daarentegen, kan niet worden waargenomen en is transcendent. De kritiek van de zuivere
rede bestrijdt het materialisme, fatalisme, atheïsme, ongeloof, idealisme en scepticisme en
snijdt het bij de wortel af. Ten slotte moet gezegd worden dat de kritiek niet tegenover de
dogmatische methode van rede in wetenschap staat, het is immers een wezenlijk onderdeel
van de wetenschap, maar tegenover het dogmatisme staat dat geen voorafgaande kritiek
van de rede ondergaat.
W2 Kant en verlichting 1700-1850
Hoorcollege Kant: praktische filosofie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ThierryOrth. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.