Dit is een samenvatting van alle tentamenstof van het eerstejaars vak psychopathalogie. Ook de gastlessen zijn hierin mee genomen. Door enkel deze samenvatting te leren heb ik het tentamen en vak afgerond met een 9,5. De samenvatting is geschreven in duidelijke taal met overzichtelijke tussenkopjes...
Overzichtstabel Alle Stoornissen en Aandoeningen Psychopathologie 2021/2022
All for this textbook (1)
Written for
Tilburg University (UVT)
Psychologie
Psychopathalogie (421001B5)
All documents for this subject (3)
Seller
Follow
ingridvmeurs2
Reviews received
Content preview
Psychopathologie
Hoorcollege 1 – verleden en toekomst
Abnormale psychologie = wetenschappelijke studie van abnormaal gedrag met het doel om te
beschrijven, voorspellen, verklaren en veranderen van abnormale patronen van functioneren.
Wat is psychologische abnormaliteit? Er zijn veel verschillende definities voorgesteld en er is hier veel
discussie over, maar nog geen enkele is compleet aanvaard. De gemeenschappelijke eigenschappen
over de definities heen:
o De vier D’s: deviance, distress, dysfunction, danger: mogelijke manier om abnormaliteit te
definiëren.
Deviance = deviantie, afwijking.
Distress = stress bij de individu of de omgeving.
Dysfunction = de individu kan niet goed meer functioneren in zijn omgeving en / of sociale
rollen.
Danger = de individu kan een gevaar vormen voor zichzelf of anderen.
o Beïnvloed door: normen, cultuur, context
De ongrijpbaarheid van abnormaliteit:
1) Abnormaliteit is gedefinieerd door algemene criteria in de maatschappij. Deze criteria
worden gebruikt om specifieke gevallen te beoordelen.
Thomas Szasz: maatschappelijke invloeden invalideren het concept van mentale stoornissen.
Elke definitie van abnormaliteit is hierdoor mogelijk niet consistent toepasbaar.
Er is dus discussie over of één definitie van abnormaliteit wel kan worden toegepast over
verschillende contexten en culturen.
2) Er zijn gedragingen die in het criterium van de vier D’s passen maar niet als abnormaal
(psychopathologisch) worden gezien door de meeste mensen: bungee springen,
nieuwjaarsduik, bepaalde godsdienstige rituelen, roken.
Behandeling of therapie = een procedure met het doel tot het veranderen van abnormaal gedrag in
meer normaal gedrag. De definitie is beperkt door dezelfde problemen die we hebben bij het
definiëren van abnormaliteit.
Essentiële aspecten van alle vormen van therapie:
o Een patiënt
o Een getrainde, sociaal geaccepteerde genezer of therapeut
o Een reeks van therapeutische contacten tussen de therapeut en de cliënt
o Ondanks verschillen tussen clinici vinden de meeste van hen dat een grote groep mensen
nood heeft aan een soort therapie
Hoe werd abnormaliteit en behandeling gezien in het verleden? Elke hedendaagse en historische
maatschappij kreeg te maken met psychologische abnormaliteit. Veel hedendaagse ideeën en
behandelingen hebben wortels in het verleden.
o Prehistorische maatschappijen: benaderden abnormaal gedrag waarschijnlijk als het gevolg
van kwade geesten. Dit gaat mogelijk terug tot in het Stenen Tijdperk.
Behandelingen: schedelboringen (medische manier?) en exorcisme.
, o Griekse en Romeinse maatschappijen (500 v.C. tot 500 n.C.): filosofen en artsen gaven
verschillende verklaringen en behandelingen voor abnormaal gedrag. Hippocrates geloofde
en doceerde dat ziektes een natuurlijke oorsprong hadden: de vier lichaamssappen
(=humores): deze vier essentiële lichaamssappen (bloed, zwart gal, geel gal, etc.) moesten in
balans zijn, wanneer deze dat niet waren ontstonden er ziektes.
Behandelingen: rustig leven, dieet van groenten, gelijkmoedigheid, lichaamsbeweging,
seksuele onthouding, bloeding.
Deze ideeën waren iets meer rationeler en wetenschappelijker en kwamen pas in de
renaissance weer terug.
o Europa in de middeleeuwen: de terugkeer van de bezetenheid (500-1350): de katholieke
kerk verwerpt wetenschappelijke vormen van onderzoek en controleert alle educatie
mentale stoornissen hadden demonische oorzaken: massa hysterie: gedeelde wanen en
hallucinaties. Aan het einde van de middeleeuwen verliezen demonologie en gerelateerde
methoden hun aanzien terug.
Behandelingen: uitdrijving, martelingen, geleidelijk aan ook hospitalisatie.
o De Renaissance en de ontwikkeling van asylums (=verpleegtehuizen) (1400-1700): met de
terugkeer van de wetenschappelijke methoden beginnen demonologische ideeën van
abnormaliteit te verdwijnen Weyer was de eerste arts gespecialiseerd in mentale
gezondheid en geloofde dat de geest even gevoelig was aan ziekte als het lichaam.
Behandelingen: verzorging gebeurde vaak bij bedevaartsoorden (bv., bij Geel, België) en
waren de voorlopers van gezinsverpleging programma’s. Verpleegtehuizen ontstonden
midden van de 16e eeuw.
Deze opties voor behandeling waren nog erg beperkt en niet allemaal moreel en humaan.
o De 19e eeuw hervormingen en morele behandeling: behandeling van mensen met mentale
stoornissen begon te verbeteren. Pinel en Tuke pleiten voor morele behandeling met
humane ren respectvolle technieken. Deze morele behandelingen werden grotendeels
gestopt in Europa en de VS in het begin van de 20 e eeuw.
Benjamin Rush en Dorothea Dix: promoten morele behandeling in de VS. De beweging
stortte langzaam in in het midden van de 19 e eeuw door volle psychiatrische klinieken.
o Het begin van de 20ste eeuw: twee perspectieven:
1. Somatogeen perspectief: abnormaal functioneren heeft fysieke oorzaken. Dit idee werd
algemeen ontmoedigd tot het moment dat er effectieve medicatie werd ontwikkeld.
2. Psychogeen perspectief: abnormaal functioneren heeft psychische oorzaken.
Toename in populariteit gebaseerd op werk met hypnose (dankzij Freud en Mesmer). Deze
psychoanalytische theorie en behandeling werden wel algemeen aanvaard.
o De afgelopen decennia en hedendaagse trends: negatieve publieke attitudes bestaan nog
steeds, maar er zijn grote veranderingen geweest in de laatste 60 jaar in hoe clinici
abnormaal gedrag begrijpen en behandelen: er zijn meer theorieën en behandelingsvormen,
meer onderzoek en informatie maar ook meer meningsverschillen.
Hoe worden mensen met serieuze psychische problemen verzorgd?
1) Nieuwe psychoactieve medicatie ontdekt in jaren 50: antipsychotische drugs, antidepressiva,
anxiolytische medicatie.
Symptomen konden nu behandeld worden zonder dat mensen in een kliniek moesten blijven
minder opnames in klinieken. Mensen kregen dus behandeling zonder opname in een
kliniek, dit heet polikliniek.
2) Voor 1950: meer gefocust op het voorkomen van abnormaliteit in plaats van het behandelen
hiervan.
, 3) Vandaag: poliklinische behandeling is de voornaamste methode van behandeling. Ook
preventie programma’s nemen toe en behandeling is vaker verzekerd. Ook worden er
programma’s ontwikkelt die zich richten op een specifiek probleem.
Multiculturele psychologen (ontwikkelden onder invloed van de groeiende diversiteit) proberen te
begrijpen hoe factoren zoals cultuur, etniciteit, gender en andere factoren een invloed hebben op
gedragingen en gedachtes en hoe mensen met verschillende achtergronden psychologisch
verschillen.
Hedendaagse leidende theorieën en beroepen:
o Veel verschillende theoretische perspectieven: psychoanalytisch, biologisch, cognitief-
gedrags, etc. Geen enkel perspectief heeft de overhand in het klinische veld.
o Een verscheidenheid aan beroepen biedt hulp bij psychologische problemen: psychologen vs.
psychiaters.
Technologie en mentale gezondheid: de digitale wereld zorgt voor nieuwe triggers en platformen
om abnormaliteit te triggeren en te uiten. Er zijn wel ook veel apps die kunnen helpen met de
mentale gezondheid.
Wat doen klinische onderzoekers? Onderzoek is het systematische zoeken naar feiten met behulp
van observaties en studies Klinische onderzoekers:
o Proberen universele wetten en principes te ontdekken
o Zoeken naar idiografisch (gedetailleerd ingaan op een beperkt onderwerp) begrijpen
o Doen over het algemeen geen diagnose of behandeling van patiënten
o Maken gebruik van wetenschappelijke methode: casussen, correlationele methoden,
experimentele methoden.
Casus studies: geeft een getailleerde beeld van een persoon zijn/haar leven en psychische
problemen. Bron van nieuwe ideeën over gedrag. Kan tentatieve (=uitproberende) ondersteuning
bieden van een theorie. Kan de assumpties van een theorie uitdagen. Introductie van nieuwe
therapeutische technieken. Geeft gelegenheid om weinig voorkomende problemen te bestuderen.
De beperkingen: bias bij de observators/onderzoekers, subjectieve evidentie (weinig interne
validiteit), zwakke basis voor generalisaties (weinig externe validiteit: slechts één individu).
De correlationele methode: onderzoeksprocedure om de mate van samenhang tussen variabelen te
bepalen. Idealiter is de sample representatief voor de gehele populatie.
Correlaties worden als betrouwbaar gezien na een statische analyse: statistische significantie: de
vinding is onwaarschijnlijk het resultaat van toeval. Over het algemeen neem het vertrouwen toe
naarmate de correlatie en de sample groter zijn.
Voordelen: hoge externe validiteit (generalisatie is mogelijk bij een representatieve sample),
mogelijk om te repliceren.
Beperkingen: bepekte interne validiteit ( geen causaliteit, slechts samenhang), alleen
beschrijvend: geen verklaringen of uitspraken.
, De experimentele methode: de variabele van belang (onafhankelijke variabele = gemanipuleerde
variabele) wordt gemanipuleerd en het effect van deze variabele op een andere variabele wordt
geobserveerd (afhankelijke variabele = geobserveerde variabele).
Confound = variabelen anders dan de onafhankelijke variabele die een invloed kunnen hebben op de
afhankelijke variabele. Drie procedurele eigenschappen die kunnen beschermen tegen confounds:
o Controle groep: participanten die niet worden blootgesteld aan de onafhankelijke variabele,
maar wiens ervaring verder gelijk loop met deze in de experimentele groep. Verschil tussen
deze en de experimentele groep wordt bepaald met statistische significantie. Clinici bepalen
verder of het verschil tussen de controle en experimentele groep ook klinisch significant is
o Random toewijzing: elke participant moet een even grote kans hebben om toegewezen te
worden in de controle of de experimentele groep sterke interne validiteit (confounds zijn
bijna niet mogelijk, iedereen is random toegewezen: causaliteit).
o Gemaskeerd (blind) design: participanten weten niet aan welke groep (controle vs.
experiment) ze zijn toegewezen: placebo therapie.
Dubbel-gemaskeerd design: zowel participanten en experimentleiders weten niet aan welke
groep de participanten worden toegewezen.
Dubbel-blind en random toegewezen + een controle groep is het sterkste design om
causaliteit te bewijzen.
(leuke examenvraag)
Alternatieve onderzoeksdesign: klinische onderzoeker moeten vaak tevreden zijn met designs die
suboptimaal zijn. Bijvoorbeeld om trauma te onderzoeken, het is namelijk niet ethisch om trauma te
manipuleren. Dit worden typisch quasi-experimentele designs genoemd. Voorbeelden:
o Gematchte designs: participanten worden niet random toegewezen aan groepen, maar
getrokken in bestaande groepen. Gematchte controle participanten worden gezocht op basis
van demografische en andere variabelen om confounds tegen te gaan.
o Natuurlijke experimenten: de natuur heeft gemanipuleerd en de experimentleider kan
vervolgens de effecten observeren. Dit is niet makkelijk repliceerbaar en moeilijk te
generaliseren.
o Analoge experimenten: participanten worden gestuurd om zich te gedragen in manieren die
lijken op bepaalde situaties in het “echte leven” (bv., Stanford prison experiment).
Experimentleiders kunnen echter er niet zeker van zijn dat de lab data precies
overeenkomen met psychische fenomenen in het echte leven.
o Single-subject experimenten: een enkele participant wordt geobserveerd na manipulatie van
de onafhankelijke variabele. Dit gebruikt vaak baseline data als standaard voor vergelijking.
Dit design heeft een hoge interne validiteit (hoger dan de casus-studie) omdat de
onafhankelijke variabele wordt gemanipuleerd: reversal design.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ingridvmeurs2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.