Dit is een samenvatting van alle tentamenstof van biologische psychologie. Hierin zitten alle hoorcolleges en is ook het boek mee genomen. Ook heb ik extra uitleg toegevoegd bij moeilijke onderdelen. De samenvatting heeft plaatjes ter verduidelijking en is ook duidelijk geschreven. Door enkel deze ...
Summary Biological Psychology (Chandler book + lecture notes)
All for this textbook (10)
Written for
Tilburg University (UVT)
Psychologie
Biologische psychologie (400147B6)
All documents for this subject (45)
5
reviews
By: merlepost2004 • 1 month ago
By: viviennepeters • 1 month ago
By: tessashukla • 1 month ago
By: lsgraafland • 2 months ago
Translated by Google
Looks nice!
By: fayelise • 1 month ago
Seller
Follow
ingridvmeurs2
Reviews received
Content preview
Biologische psychologie HC
Hoorcollege 1 – Evolutie, erfelijkheid en DNA
Kan je depressie overerven? Niemand erft simpelweg depressie over van een van hun ouders, er is
niet één gen voor depressie. Elk persoon erft een unieke combinatie van genen over van hun ouders.
Bepaalde combinatie kunnen een predispositie voor een bepaalde ziekte veroorzaken.
Leven op aarde: pas 2 miljoen jaar geleden is de eerste soort mens op de aarde gekomen. De mens is
dus nog niet zo heel lang op aarde, vergelijken met andere organismen. Er is wel veel verwantschap.
Out of Africa hypothesis: waar een mannelijke y-chromosoom (Adam) en een vrouwelijke
mitochondriële chromosoom (Eva) vandaan komen is terug te traceren. We stammen allemaal af van
de homo sapiens, terug te traceren naar Afrika ongeveer 200,000 jaar geleden. Dit blijkt ook uit
fossiele records.
Menselijke genetische variatie: 99.9% van de mens is genetisch identiek aan elkaar, de menselijke
verschillen zitten dus slechts in de 0.1% van de genetische variatie. Slechts < 2% van ons DNA is
functioneel voor het coderen van eiwitten.
Charles Darwin: voyage of the Beagle (1837): reis waarbij hij het idee had dat diersoorten van elkaar
afstammen. De fossielen van verschillende diersoorten door de tijd heen lijken zoveel op elkaar dat
het hem het idee gaf dat we allemaal van dezelfde organismen afstammen. Zo is 98% van ons DNA
gelijk aan die van een Chimpansee en zelfs 50% van ons DNA is gelijk aan een fruitvlieg.
Alfred Russel Wallace (1858): "On the Tendency of Varieties to Depart Indefinitely from the Original
Type.”
Charles Darwin (1859): “On the Origin of Species by means of Natural Selection”: Darwin ging
ook zijn ideeën publiceren. Hij wist dat hier veel weerstand tegen zou komen dus wou het
goed en wetenschappelijk uitwerken.
Natuurlijke selectie (Charles Darwin) is gebaseerd op vier concepten: variatie (genetische verschillen),
erfelijkheid, moeite om te overleven: verschil in overleving (=fitness to environment) en reproductie
survival of the fittest.
,Deze evolutie kan gevaarlijk zijn, bacteriën kunnen zich gaan weren tegen antibiotica waardoor het
minder op ons zal werken. Bacteriën reproduceren zich ook heel snel, waardoor ze zich sneller
kunnen aanpassen. Dit komt door variatie, mutatie, erfelijkheid, overleving en reproductie.
Maar wat Charles Darwin niet wist was hoe karaktereigenschappen worden overgeven aan het
nageslacht. Er zijn worden twee verschillende soorten karaktereigenschappen onderscheden:
1. Kwalitatieve eigenschappen: of een aanwezigheid of een afwezigheid van een bepaalde
eigenschap: bijv. de ziekte van Huntington. Meestal beïnvloed door één gen en volgt vaak het
patroon van Mendeliaanse overerving (=een overervingspatroon voorgesteld door Gregor
Mendel waarin een genetische eigenschap wordt doorgegeven van ouder op nakomeling en
dominant of recessief is.) Deze eigenschap wordt meestal ook beperkt beïnvloedt door
omgevingsfactoren.
2. Kwantitatieve eigenschappen: niet een aanwezigheid/afwezigheid maar dimensionaal. De
eigenschap wordt minder bepaald door genen en ook niet enkel door één bepaald gen. De
kwantitatieve eigenschap is minder voorspelbaar. Denk aan intelligentie.
Mendeliaanse overerving:
Karyotype = afbeelding van de chromosomen. Deze karyotype is van een mens: de mens heeft 46
chromosomen: hiervan zijn 22 identieke paren van moeder en vader (=autosomen) en is er 1 set van
het ‘gender’ chromosoom:
o Vrouwelijk: X en X chromosoom
o Mannelijk: X en Y chromosoom
,Begrippen:
o Genoom = alle genetische informatie van een organisme bij elkaar
o Chromosoom = lange keten van DNA
o Telomeren = regio aan het einde van het chromosoom,
beschermt de DNA tijdens celdeling. Deze worden korter
naarmate je ouder wordt.
o Gen = een stukje DNA wat codeert voor de aanmaak van een
eiwit
o Allel = blauwe ogen, groene ogen: de twee alternatieve vormen
van een gen gevonden bij de dezelfde plaats op een
chromosoom. Beide allelen controleren de zelfde eigenschap. Je hebt hierbij dominante en
recessieve allelen.
Autosomale dominante eigenschap: je hebt maar één variant nodig van de ziekte omdat het allel
dominant is. Hierdoor zal de ziekte in 50% van de gevallen worden overgeërfd: de vader geeft
namelijk in 50% van de gevallen zijn dominante zieke allel door. Dit is zo bij de ziekte Huntington. Dit
volgt de principes van de Mendeliaanse overerving.
X-linked recessieve erfelijkheid: de eigenschap zit alleen op
één van de x-chromosomen van de moeder. Het is een
recessieve eigenschap waardoor alleen de zoon de ziekte kan
hebben (wanneer de zoon de recessieve x-chromosoom van
zijn moeder overerft en de y-chromosoom van de vader)
terwijl de moeder slechts drager is van de ziekte. Een meisje
zal de ziekte niet overerven omdat het meisje twee x-
chromsomen heeft: niet alleen de x-chromosoom van haar
moeder maar ook van haar vader, die geen drager is.
Kaal worden bij mannen is een voorbeeld van zo’n X-linked
recessieve erfelijkheid.
Genotype vs. fenotype: Genotype (DNA) hoeft dus niet altijd
te leiden tot fenotype (wat tot uiting komt)
Why women are stripey? Alleen vrouwen kunnen twee X-
chromosomen hebben met twee verschillende allelen.
, Wat doet DNA precies? DNA (=deoxyribonucleic acid) is het receptenboek voor het maken van
eiwitten. DNA maakt dus eiwitten maar ook een belangrijke functie van DNA is replicatie. DNA
bestaat uit een keten van nucleotiden: deze hebben letters.
De specifieke base sequentie bepaald hoe je eruit komt te zien. Er zitten ongeveer 6 biljoen
baseparen in elke cel, elke cel bevat 46 chromosomen.
Wat zou de tegenovergestelde DNA zijn voor C-T-A-A-T-G-T G-A-T-T-A-C-A
Eiwitsynthese:
1. Transcriptie DNA > RNA ‘kopietje maken’: Een stukje DNA, een gen, wordt gekopieerd (=
transcriptie) in messenger RNA (mRNA). RNA is dus een kopietje van het DNA maar is korter
dan DNA en kan dus de celkern verlaten (RNA is ook geen dubbele streng zoals DNA dat wel
is).
Splicing: dingen worden eruit gehaald en gerecycled (introns = non-coding sequences), de
rest (exons = code for proteins) verlaat de celkern de translatie gebeurt in het cytoplasma
(alleen exons worden gelezen).
2. Translatie: mRNA wordt vertaald in een eiwit wanneer ze een ribosoom tegen komen (eiwit
fabriek). De ribosoom ‘leest’ het mRNA. mRNA wordt vertaald in een keten van aminozuren.
Het nieuwe aminozuur wordt gekoppeld aan het voorgaande aminozuur doordat het
ribosoom hier ‘doorheen’
beweegt: een keten. De
nucleotide code wordt dus
omgezet in de
aminozuurketen het
primaire eiwit.
Omdat een DNA streng zo groot is, kan deze zelf niet uit de
celkern. Daarom wordt er een kopietje gemaakt die klein
genoeg is om de celkern te verlaten: mRNA.
tRNA (transfer-RNA): Er zijn veel verschillende tRNA-moleculen. Elk type tRNA-molecuul vertaalt een
specifiek codon (=een groep van drie nucleotidebase) in het mRNA naar een specifiek aminozuur. Elk
type tRNA heeft aan de ene kant een bindingsplaats voor een specifiek aminozuur en aan de andere
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ingridvmeurs2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.36. You're not tied to anything after your purchase.