Dit is een goede uitwerking van de leerdoelen van het vak bestuursrecht. Door het leren van deze samenvatting, ben je goed voorbereid voor het tentamen. Succes!
De vier redenen waarom wij recht in de maatschappij nodig hebben:
1. Er zijn gedragsregels waarvan nagenoeg iedereen in de samenleving vindt, dat zij moeten
worden nageleefd en opgevolgd. Die gedragsregels (normen) vinden we in moreel opzicht zo
belangrijk, dat we ze schriftelijk vastleggen, met een straf als zij worden overtreden.
Normatieve functie
2. Wij kennen een rechterlijke macht die bij uitsluiting oordeelt of iemand moet worden
gestraft en zo ja, op welke wijze en met behulp van welke procedure. Dit wordt de geschil
oplossende functie van het recht genoemd.
3. Door mensen wordt niet alles in de puntjes geregeld. Als partijen vergeten op een bepaald
punt afspraken te maken, geeft het recht aan welke regels geldt. Hebben partijen wel
afspraken gemaakt, dan gaat die vóór en is de wettelijke regeling niet meer van toepassing.
Additionele functie.
4. Je kan sommige dingen niet aan de mens zelf over laten om het te regelen; daarvoor zijn de
risico’s te groot. De wetgever hakt op tal van onderwerpen de knoop door. Instrumentele
functie.
1.3 Waar vinden we het recht?
Het Nederlandse recht kent in totaal vier rechtsbronnen:
1. De wet;
2. Verdragen;
3. De jurisprudentie;
4. De gewoonte.
De wet
Privaatrecht:
ook wel civiele recht of burgerlijk recht genoemd. Dit heeft betrekking tot personen onderling. Als
een burger geen actie onderneemt om schadevergoeding te krijgen, zal de staat zich daar verder niet
mee bemoeien, ook al zou die burger in zijn recht staan.
Privaatrecht kan je onderverdelen in:
- Personen- en familierecht
- Vermogensrecht
- Ondernemingsrecht
- Burgerlijk procesrecht
Strafrecht:
Kenmerkend is dat de staat door middel van het Openbaar Ministerie actief optreedt om sancties te
eisen bij overtredingen van de normen. Bij het strafrecht bezit de staat een monopolypositie. Alleen
het OM kan tot vervolging van strafbare feiten overgaan, zo luidt de hoofdregel.
Strafrecht vindt je in: Wetboek van strafrecht, Wetboek van Strafvordering en een aantal lossen
wetten.
Het strafrecht en het privaatrecht (specifiek het vermogensrecht) kunnen op een bepaalde manier
met elkaar verbonden zijn.
Staatsrecht:
Regelt ruwweg gesproken de wijze waarop het Nederlandse staatsbestel wordt vormgegeven en de
invloed die de burgers daarom kunnen uitoefenen. Op het terrein van het staatsrecht komen de
,Eerste en Tweede kamer, de regering, verkiezingen en de totstandkoming van de wetten aan de
orde.
Een zeer belangrijke wet op dit gebied is de Grondwet, waarin de basisregels van ons staatsbestel
(democratische rechtsstaat) staan opgesomd.
Organieke wetten: wetten die in opdracht van de Grondwet waarin staat dat de wetgever een
bepaalde materie nader geregeld moet worden. Voorbeelden zijn de Wet op de Raad van State, de
Kieswet en de Wet op de rechterlijke organisatie.
Bestuursrecht:
Het bestuursrecht heeft betrekking op de mogelijkheden die de overheid heeft om regulerend op te
treden ten aanzien van de maatschappij.
De toenemende staatsinterventie wordt ook wel karakteristiek aangeduid met de ontwikkeling van
nachtwakersstaat naar de sociale verzorgingsstaat. Als de overheid zich meer terugtrekt spreken we
wel van privatisering en deregulering.
De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een kern wet in het bestuursrecht.
Publiekrecht:be
Bij de drie bovenstaande rechtsgebieden zien we dat de staat en de overheid steeds een belangrijke
plaats innemen. Deze drie rechtsgebieden bevinden zich dan ook op het terrein van het publiekrecht.
Het procesrecht dat aan deze rechtsgebieden verbonden is wordt eveneens tot het publiekrecht
gerekend.
De overheid kan ook als burger optreden. In dit soort gevallen kijk je naar het privaatrecht.
Publiekrecht kan je onderverdelen in:
- Staatsrecht
- Strafrecht
- Bestuursrecht
Wie zijn bevoegd om wetten te vaardigen?
Wetgevers op centraal niveau:
Wetgever op centraal niveau is met name de nationale wetgever, die is samengesteld uit enerzijds de
regering en anderzijds de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede kamer). De wetten van de nationale
wetgever vormen tezamen de hiervoor genoemde regelgeving uit Den Haag.
Wetgevers op decentraal niveau:
Tref je onder meer aan op provinciaal en gemeentelijk niveau. Door hen uitgevaardigde regels
dragen echter niet de naam ‘wet’, maar ‘verordeningen’. Op provinciaal niveau zijn Provinciale
Staten bevoegd verordeningen voor hun provincie tot stand te brengen. Op gemeentekijk niveau is
de gemeenteraad bevoegd voor de gemeente in kwestie regels te maken.
Naast centrale en decentrale wetgevers zijn ook nog andere instanties in Nederland bevoegd
‘wetten’ uit te vaardigen. Sociaal-Economische Raad (de SER), die op grond van de Wet op de
bedrijfsorganisatie verordeningen tot stand kan brengen. Daarnaast kunnen waterschappen regels
uitvaardigen. Deze regels (verordeningen) dragen in de praktijk vaak de naam ‘keuren’.
Rangorde regels:
1. Hogere regels gaan boven lagere regels
2. Bijzondere regels gaan boven algemene regels
3. Jongere regels gaan boven oudere regels
Wet in formele zin:
Is een wet die tot stand is gekomen door regering en Staten-Generaal, de nationale wetgever.
, Wet in materiële zin:
Is iedere regeling van een wetgever die geschreven is voor een onbepaald aantal en dus niet bij naam
genoemde personen.
Als Provinciale Staten of gemeenteraad besluiten nemen die op alle inwoners van de betreffende
provincie of gemeente betrekking hebben, zijn dit wetten in materiële zin.
- Een groot aantal wetten is én wet in formele zin én wet in materiële zin
- Sommige wetten zijn wél wet in formele zin, maar geen wet in materiële zin
- Een groot aantal wetten is geen wet in formele zin maar wél wet in materiële zin
- Een besluit niet afkomstig van regering en Staten-Generaal en niet gericht tot een onbepaald
aantal mensen is nog een wet in formele zin noch een wet in materiële zin.
Verdragen
Een verdrag is een afspraak, een overeenkomst, gesloten door twee of meer staten
Bilateraal verdrag: verdrag tussen twee landen
Multilateraal verdrag: verdrag waarbij meer dan twee staten betrokken zijn
Jurisprudentie
Verzameling van gerechtelijke uitspraken.
Een vonnis wordt als hoofdregel door de rechtbank gegeven. Een arrest wordt gewezen door een
gerechtshof en de Hoge Raad.
Interpretatiemethoden
1. Grammaticale interpretatiemethode
Bij de uitleg van een woord knoopt de rechter bij de betekenis die het heeft in alledaagse
spraakgebruik.
2. Wetshistorische interpretatiemethode
Wanneer een woord of zinsnede onduidelijk is, kan de rechter parlementaire stukken raadplegen
teneinde na te gaan wat de wetgever over het artikel waarin de onduidelijkheid staat, heeft betoogd.
3. Anticiperende interpretatiemethode
Bij het formuleren van zijn regel baseert de rechter zich in dit geval op toekomst recht, op bijna-recht
dus. Het duurt land voordat een wetsvoorstel wet wordt en in werking treedt. Als nu bijna zeker is
dat een wetsvoorstel wet zal worden, kan een rechter zich in zijn oordeel alvast op de inhoud van die
nieuwe regeling beroepen.
4. Rechtsvergelijkende interpretatiemethode
Verwijst de rechter bij de beantwoording van de vraag hoe je een vaag woord of onduidelijke zin in
een (Nederlandse) wet moet lezen, naar een buitenlands rechtsstelsel waarin de betreffende materie
ook is geregeld.
5. Systematische interpretatiemethode
Legt hij een woord of zinsnede uit een wettelijke bepaling uit aan de hand van de regeling waarvan
die bepaling onderdeel uitmaakt.
6. De teleologische interpretatiemethode
Doet de rechter een beroep op de bedoeling die de wetgever met de regeling heeft gehad, hij geeft
dan invulling aan woorden in de tekst die niet duidelijk zijn.
7. Overige interpretatiemethode
Precedenteninterpretatie genoemd, de uitleg overeenkomstig eerdere uitspraken waarin die
onduidelijke bewoording al zijn uitgelegd Interpretatie naar redelijkheid en billijkheid houdt in dat
onduidelijke bewoordingen in en wettelijke regeling door rechters nader ingevuld worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sashalok. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.