ALGEMENE INLEIDING OP PUBLIEKSDEEL
BASISUITGANGSPUNTEN BIJ ACTIEVE SELECTIE THEORIEËN (BIJ U&G)
1. MEDIAGEBRUIK IS (DEELS) SELECTIEF
Mensen gaan zelf (deels) een mediakeuze maken. Mediagebruik gebeurd actief.
- Structureel factoren: Bv het weer, gezinssituatie. Mensen worden blootgesteld aan iets zonder dat ze daar zelf actief
naar opzoek waren. Bv de sociale context zorgt ervoor dat je mee naar plop kijkt. Aandacht voor
programmastrategieën.
- Actieve perspectief: Uses and gratifications. Mensen gaan vanuit eigen behoefte naar bepaalde media grijpen. Bv de
nood aan informatie, om die nood te voldoen ga je kijken naar het nieuws. (is het perspectief dat we in deze cursus
zien)
Geen van de twee is volledig, maar samen geven ze een goed beeld van hoe mensen media gaan gebruiken.
BV hoe mensen keuzes gaan maken als ze verschillende media gaan gebruiken. Mensen maken een actieve keuze bv ga ik voor
de tv zitten of niet, ga ik mijn smartphone gebruiken... als je dan hebt gekozen om voor de tv te zitten moet je nog de keuze
maken naar welke zender, welk programma je gaat kijken etc. Eens je dan beland bent bij een bepaalde inhoud, ga je nadien nog
verdere selecties maken. Bv in sommige personages herken je u meer, waardoor er een andere perceptie op de inhoud komt.
SELECTIVE EXPOSURE BENADERING
= selectief zijn aan waar je aan blootgesteld wordt (4 benaderingen):
- Uses and gratifications
- Affectgebasseerde theorieën:
o Mood management theorie = mensen hebben bepaalde emoties en gaan vaak van daaruit media selecteren.
Bv heel gelukkig zijn, dan ga je gebruik maken van inhouden van de media die dit gevoel verder zetten bv
goede muziek. Gaat er niet altijd vanuit dat mensen zich er heel bewust van zijn (uses and gratifications doet
dit wel). Hier zeggen ze dat het ook wel onbewuste processen zijn.
- Persoonlijkheidsfactoren: introvertie zal een ander soort mediagebruik hebben bv meer lezen, minder bellen dan
iemand extravert
- Sociologische factoren: leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, sociale klasse, etniciteit, gezinssituatie… bepalen ook het
mediagebruik.
We gebruiken U&G als overkoepelend perspectief, waarbij de andere theorieën aansluiten.
USES AND GRATIFICATIONS
Er wordt vertrokken vanuit een persoon in het publiek. Er wordt
verwezen dat wij allemaal vanuit bepaalde sociale en psychologische
kenmerken bepaalde behoeftes gaan hebben. Een oudere persoon kan
verschillende behoeftes hebben. Zijn niet meer in de werkcontext,
verliezen meer mensen dus hebben vaak behoeften aan sociale
contacten. Dus sociale bronnen creeren bepaalde noden die ingevuld
kunnen worden door mediagebruik of activiteiten (zoals deelnemen aan sportclub). De behoefte kunnen daar worden
bevredigd. Media is ook een makkelijke manier om bepaalde behoeftes bevredigen. Bv de tv opzetten als gezelschap, soaps zien
die het familiegevoel geven. Kan leiden tot bevrediging of net niet.
Dus wat zijn zijn/haar behoeften, hoe vertaalt zich dat in het mediagebruik en heeft het mediagebruik dan ook het gewenste
effect.
1
, 2. MEDIA WORDEN GEBRUIKT OM BEHOEFTEN TE BEVREDIGEN
- Bv onderzoek naar hoe radiosoaps werden beleefd door huisvrouwen. Bv hielen hier erkenning uit, empathie.
- Media kan aan veel behoeften voldoen. Soms ook specifiek zoals sociale media heeft specifieke behoeften. Zoals op
facebook zitten omdat er een soort van logboek is opgebouwd omdat je er al zo lang opzit.
Binnen U&G verschillende groepen van behoeften onderscheiden
1. AFFECTGERALTEERDE BEHOEFTEN
= Overkoepelende term. Wordt gebruikt om te verwijzen naar:
- Emotie = ingebouwde reacties die mensen hebben op bepaalde situaties, ze maken snel een evaluatie van een situatie.
De emotie triggert hen om bepaalde acties te ondernemen. Vaak gelinkt aan concrete situaties.
- Gevoel = bewust ervaren emotie. Als je gewaarwordingen hebt, bv ik voel nu angst. Het gaat over het bewustzijn van
wat je precies voelt.
- Mood = langerdurend, niet gerelateerd aan een specifieke situatie. Verwijst naar gemoedstoestand (niet gelinkt aan
een concrete situatie zoals bij emotie). Gaat over een meer algemeen gevoel, vaak langer dat niet specifiek terug te
brengen is naar 1 situatie.
- Affect = overkoepelende term om al de verschillende dingen die we ervaren te omschrijven.
BENADERINGEN BIJ STUDIE EMOTIE
- Focus op dimensies van emoties bv opwinding (arousal), richting (valence), dominantie
o Wordt vaak bevraagt in surverys met schalen
Arousal: bv een snelle hartslag of iemand die zeer rustig is
Valence: is het een positieve of negatieve emotie (of ertussen)
Dominantie: hoe voel je je? Klein of groot? (bv bij angst voel je u klein)
Bv kwaad zijn is veel arousal, negatieve emotie, je voelt u groot
- Focus op concrete emotie: boosheid, angst, blijdschap, afkeer, verdriet (=basisemoties)
o Andere emoties zoals nostalgische emotie, zoals muziek van vroeger opzetten
MOODMANAGEMENT THEORIE
Focus op emoties en niet op gemoedstoestand. De theorie voorspelt hoe de emoties een impact gaan hebben op ons
mediagebruik.
Originele uitgangspunten:
- Als mensen een negatieve emotie ervaren zullen ze sneller geneigd zijn om van de negatieve emotie af te geraken. Ze
zullen aan emotieregulatie doen. Stel dat ze in een negatieve mood zijn, willen ze er alles aan doen om deze om te
zetten in een positieve. Een positieve emotie willen ze aanhouden.
- Individuen zullen negatieve ‘mood states’ proberen te minimaliseren (downregulation) en positieve ‘mood states’
proberen te bewaren of te maximaliseren door gebruik te maken van media(inhouden)
- Als mensen vanuit de emoties handelen, dan gaan ze bewust/onbewust bepaalde keuzes maken van media en
mediainhouden. Er wordt rekening gehouden met belangrijke kenmerken van media (inhouden):
o Excitatory potential: verwacht je van de inhoud dat die voor arousal gaat zorgen of niet? Bv een les is zeer saai,
dan ga je grijpen naar iets dat voor arousal zorgt bv iets op gsm
o Hedonic valence: gaat het over positieve of negatieve mediainhouden? Bv tiktok is vaak positief
Als ze zich slecht voelen, kunnen ze grijpen naar iets dat hun terug beter gezind maakt zoals tiktok
o Absorbing potential: in welke mate zijn bepaalde mediainhouden meeslepend? Ondergedompeld worden in
een verhaal. De omgeving vergeten.
2
, Stel dat je negatieve emoties hebt, en je komt terecht in iets absorberend dan kan je die negatieve
emoties een beetje loslaten.
o Semantic affinity of the media content: Je hebt een negatieve emotie rond een situatie, dan geen confrontatie
met de mediainhouden op datzelfde gebied bv tijdens corona, geen coronaberichten meer kijken
Negatieve emotie ervaren door slechte examens, dan is het goed dat je niet nog is geconfronteerd/
herinnert wordt aan het zelfde probleem op de media.
Onderzoek: als je verveelt bent, ga je vaker opwindende programma’s kiezen. Als je stress ervaart ga je vaker ontspannande
programma’s kiezen. Je kan dus aan emotieregulatie doen via de media. Je kan dus rustiger worden door ontspannende tv te
kijken.
LATER ONDERZOEK
Later onderzoek heeft aangetoond dat de studie van moodmanagement niet altijd juist is. Dat ze hun negatieve emoties zelf
soms willen behouden of meer voelen.
- Mensen willen niet altijd negatieve moods ‘downreguleren’ (bv het kans soms functioneel zijn om agressief te blijven)
- Zelf mensen in een negatieve mood, zullen soms naar triestige luisteren, naar droevige films kijken (bv omdat hun
emotieregulatiestijl niet gericht is op ‘avoidance’ – je kan je bv ook beter gaan voelen als je ziet dat anderen het nog
slechter stellen (downward comparion). Bv mensen met liefdesverdriet halen plezier uit om te luisteren naar muziek
rond liefdesverdriet. Halen dus een beter gevoel uit triestige dingen.
- Mensen zien niet alleen op zoek naar ‘hedonische’ media-ervaringen (plezier, fun, entertainment) maar ook naar
‘eudaimonic’ (=media inhouden die iets meer betekenen) media-ervaringen (zingeving, betekenisvolle ervaringen,..).
Mensen halen hier een meerwaarde, betekenis uit.
Hedonische: kijken naar films die je aan het lachen brengen.
Eudainomische inhouden: Een baby die ontroert wordt door de moeder dat zingt. Kan voor een stuk positieve emoties zijn, maar
ook triestige dingen.
2. INFORMATIEGERELATEERDE BEHOEFTEN
Bv in een coronacrisis, aarbeving. Je hebt de behoefte naar informatie en je bevredigd deze door bv te kijken naar het nieuws.
- Nieuws gaat meerdere behoeftes bevredigen, niet enkel informatie. Entertainment, informatie, stof om met andere te
praten, sociale behoefte
3. SOCIALE BEHOEFTEN
Er kan gepraat over worden met andere zoals soaps die leiden tot discussies. Bv Die with me app, een app enkel gebruiken als je
batterij bijna leeg is, zodat je samen kan sterven. De sociale functie wordt dus bevredigd
4. BEHOEFTE AAN IDENTITEIT, ZELFEXPRESSIE
Onderzoek naar hoe het leven er uit ziet gaande van de verschillende klassen. Tot welke klasse je behoort komt tot uiting op
verschillende dingen van de levenstijl zoals woonst, kleren, eten. Dit komt ook tot uiting in het mediagebruik bv welke soort
muziek ze luisteren, welk soort boeken, naar welk soort tv kijken ze, welke soort sociale media? Bv mensen die in een hogere
klasse zitten maken vaker gebruik van Linkedin, twitter.
OPMERKINGEN BEDENKINGEN BIJ U&G
- U&G focust vooral op het actief selecteren van inhouden om behoeften te vervullen (dat doel kan dan gehaald –
obtained (=heb je bekomen wat je wilde behalen?) zijn of niet). Kunnen bevredigt zijn of niet.
3
, - Mensen zullen even actief dingen vermijden om cognitieve redenen (cognitieve dissonantie) of emotionele redenen. Bv
niet nog is geconfronteerd worden met elende, of omdat het je niet interesseert
- Daarnaast is er soms ook onvrijwillige blootstelling/vermijding Bv meekijken naar kinderprogramma zonder dat die
aansluiten bij je eigen voorkeur
3. PSYCHOLOGISCHE/SOCIALE FACTOREN HEBBEN INVLOED OP ERVARING EN (MOGELIJKHEDEN
TOT) CONCRETE INVULLING VAN BEHOEFTEN
Persoonlijke achtergrondkenmerken kunnen een aanleiding geven tot bepaalde behoeftes. Die elementen bepalen ook een stuk
hoe die behoefte zal worden ingevuld worden en wat de mogelijkheden daar toe zijn. De sterkte waarin een behoefte wordt
ervaren kan afhankelijk zijn van achtergrondkenmerken.
- Bv behoefte aan autonomie: groter bij adolesenten dan bij kinderen: behoefte aan gezelschap: groter bij mensen die
alleen wonen
- Bv behoefte aan identiteits/waardenbevestiging: mannen en vrouwen, allochtonen en niet allochtonen,
jongeren/ouderen, lager en hoger opgeleiden vinden die in andere soorten inhouden bv een franse gaat voorkeur
vertonen die ook de franse context reflecteren.
- Bv beperking van mogelijkheden om eigen behoeften in te vullen door sociale context (bv moeten meekijken met gezin)
strcuturele factoren die mediablootstelling bepalen
We gaan kijken naar hoe socio-demografische kenmerken (leeftijd, geslacht, sociale klasse, etniciteit, gezind) ons
mediagebruikspatroon (dat op het eerste zicht erg individueel lijkt) structureren. (daarnaast bv ook persoonlijkheid als
verklarende factor). We vertrekken van diversiteit. We gaan kijken naar welke patronen we kunnen zien in hun mediagebruik.
Hoe gaat het behoren tot een bepaalde groep sturend zijn in het mediagebruik?
MEDIAGEBRUIK – MEDIAREPERTORIUM
Media Use:
- Soms in enge zin gebruikt, verwijzend naar het gebruik van bv 1 soort medium of mediuminhoud. Waarom gebruiken
mensen twitter?
- Daarom wordt soms ook het woord ‘media repertoire’ gebruikt – verwijzend naar het geheel van media(inhouden)
waarvan een individu regelmatig gebruikmaakt
- Wij zullen de term mediagebruik ook in deze brede zin gebruiken!
Repertoir: we zijn met verschillende soorten van media bezig. Al die elementen komen samen bv studenten gaan een ander
mediarepertorium hebben dan werkende mensen)
MEDIAGEBRUIK/REPERTOIRES ZIJN GESTRUCTUREERD
Je kan verschillende groepen onderscheiden (zoals de serieuze kranten, zoals de regionale nieuwslezers, damestijdschriften
lezen hangt samen met vrouw zijn.) De achtergrondkenmerken bepalen welk soort media we gebruiken.
Nu komen de 5 kenmerken
LEEFTIJD EN MEDIAGEBRUIK
- Leeftijd is een sterk structurerende factor van mediagebruik
- Leeftijd is een gemakkelijke indicator voor ontwikkelingen die een persoon als kind ga je cognitef nog niet zo ver
staan als een volwassenen of bv Bv in adolesecentie is identiteit belangrijker en ga je meer belang hechten aan die
sociale relaties
- Ontwikkelingen gebeuren binnen een specifieke historische/maatschappelijke context Bv bepaalde technologieën
zijn beschikbaar. De nieuwe generaties zullen dus een ander mediagebruik vertonen, maar er zullen ook wel
gelijkenissen zijn die bv te wijten zijn aan de cognitieve ontwikkelingen
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yunavanreusel1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.99. You're not tied to anything after your purchase.