ROL VAN PEDAGOGEN & PSYCHOLOGEN
Als lid van interdisciplinair behandelteam in allerlei (zorg) instellingen
Als teamlid of team(bege)leider in bedrijven en diverse organisaties, onderwijs, vormingswerk,
beleid, jeugdwerk…
Als leidinggevende/ coördinator in (interdisciplinaire) teams
Als consultant, trainer, coach van groepen / teams
Dit OPO: Basisinzichten & -vaardigheden in het werken in & met groepen
GROEPEN
Two or more individuals who are connected by and within social relationships
Verschillende soorten sociale relaties: familiebanden, taakgerelateerd, vriendschap, interesses,
…
TAXONOMIE:
Primaire groepen: Familie, hechte vrienden,…
Sociale (secundaire) groepen: teams, studiegroepen, crews,…
Collectieven: publiek, wachtrij, menigte,…
Categorieën: mannen, dokters, etnische groepen,…
social media zijn ook groepen!!
o Graad van invloed
Wie erin de groep zit zegt iets over de dynamiek. Bv je hebt een groep met de werkleider, en een groep
zonder
GROEPEN > TEAMS
= een groep die prestatiedoelen nastreeft door middel van onderlinge afhankelijke interactie
Werken aan een gedeeld doel
Taakgerichte interdependentie
Soorten afhankelijkheid:
Doel: wat willen we bereiken?
Taak: hoe voeren we onze taak uit?
Sociaal: hoe steunen we elkaar?
Uitkomst: hoe delen we in de opbrengst?
GROEPEN & TEAMS ZIJN OVERAL…
Maar: Succes is niet gegarandeerd!
Het loopt wel eens mis, met soms desastreuze gevolgen
o bv. operatieteam, luchtvaartcommunicatie,…
1
, Meestal minder bedreigend, maar toch met negatieve impact
o bv. negatieve ervaringen, kosten organisatie, kwaliteit werk, welzijn, sociale gevolgen…
Groeps- & teamwerk is niet eenvoudig! groepsdynamica als wetenschappelijke discipline
TOXISCHE GROEPEN
= sociale groepen waarin schadelijk gedrag voorkomt, zoals pesten, manipulatie en uitsluiting.
Bv. Reuzengom
Bv. een vriendengroep op school zijn waarin leden constant roddelen, elkaar onder druk zetten en anderen
buitensluiten. Deze negatieve dynamiek kan leiden tot stress en emotioneel leed bij individuele leden van de groep.
DRIE AANDACHTSVELDEN (SCHEIN, 1987)
Hij introduceerde drie aandachtsvelden die van invloed zijn op de cultuur van een organisatie:
1) Product / taak:
o Dit verwijst naar zichtbare aspecten van de
organisatiecultuur, zoals fysieke omgeving,
kledingvoorschriften, taakverdelingen, doelen etc.
o Voorbeeld: In een bedrijf kan het product bestaan uit
casual kleding op de werkvloer, open werkruimtes en
regelmatige informele bijeenkomsten.
2) Procedures:
o Dit zijn de gedeelde overtuigingen en principes binnen de
organisatie. Waarden bepalen hoe mensen zich zouden
moeten gedragen en welke normen belangrijk zijn.
o Voorbeeld: Als een organisatie 'klantgerichtheid' hoog in het vaandel heeft staan, kan dit worden weerspiegeld
in de waarde van het proactief oplossen van klantproblemen.
3) Proces:
o Dit zijn diepgewortelde, vaak onbewuste aannames en overtuigingen die de kern vormen van de
organisatiecultuur. Ze beïnvloeden hoe medewerkers denken en handelen.
o Voorbeeld: In een organisatie waar teamwork centraal staat, kan een veronderstelling zijn dat succes afhangt
van samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid.
IJSBERGMODEL
Stukje boven water en een stukje onder water wat we niet
direct kunnen waarnemen of zien.
o Imago is zichtbaar voor iedereen
Elementen van boven water zijn een tegenhanger van
elementen onder water
Het ijsbergmodel is als een ijsberg: je ziet alleen het topje
boven water, maar er is veel meer eronder. Op het oppervlak
zijn de zichtbare dingen, zoals gedrag en acties. Onder water
zitten de onzichtbare dingen, zoals gedachten, gevoelens en
overtuigingen. Het model laat zien dat er meer aan de hand is
dan je op het eerste gezicht ziet.
2
,BASISPRINCIPE: ERVARINGSLEREN
Bewust worden van eigen ervaringskennis
o = ontwikkeld in specifieke contexten, is mee bepalend voor verwachtingen & gedrag in nieuwe groepen
o Bv. Tijdens het proces moet je samenwerken, ideeën delen en beslissingen nemen als team. Je ervaart de
dynamiek van groepswerk, zoals het verdelen van taken, communiceren en het oplossen van eventuele
conflicten. Na de presentatie reflecteer je met je team over de samenwerking, wat goed ging en wat beter kon.
Deze hands-on ervaring versterkt je begrip van teamleren en hoe je effectief kunt samenwerken met anderen.
ALGEMENE INTRO GROEPEN & GROEPSDYNAMIEK
GROEPEN: SOORTEN & FUNCTIES
FUNCTIES VAN GROEPEN
= Belongingness hypothesis: mensen hebben de natuurlijke behoefte om zich aan te sluiten bij anderen
Affiliatie = ergens bij horen, geaccepteerd worden
Zekerheid = voelen zich sterker
Intimiteit = contacten met anderen
Sociale steun = aanmoedigen, opbeuren
Sociale vergelijkingsinformatie = info over hoe vergelijkbare anderen het doen
Invloed = mogelijkheid om invloed uit te oefenen (macht van groepen is groter, kunnen meer
mensen bereiken + invloed op groepsleden) bv. demonstratie
Status = lidmaatschap van een groep die anderen belangrijk vinden
o welke groepen of lidmaatschappen zet je op je CV
Productiviteit = productiviteit verhogen, persoonlijke en gezamenlijke doelen realiseren
Exploratie = info, nieuwe ideeën, nieuwe ervaringen, mogelijkheden om te leren van elkaar
= Heel divers
Belongingness hypothese = Natuurlijke behoefte om zich aan te sluiten
Erbij horen, zekerheid, sociale steun, status, productiviteit…
Nadruk o taak vs. nadruk op relaties
o Taak: bv. werk
o Relaties: bv. vrienden, familie
GROEPEN <-> INDIVIDUEN
Sociale identiteit: Het zelfgevoel van een individu afgeleid van relaties en lidmaatschappen in
groepen; die aspecten van het zelf waarvan wordt aangenomen dat ze gemeenschappelijk zijn voor de
meeste of alle leden van dezelfde groep of sociale categorie.
o = Hoe lidmaatschap van groepen een invloed heeft op je eigen identiteitsgegevens
o Bv. Tijdens wedstrijden van de rode duivels kan een fan zijn sociale identiteit uiten in het
dragen van teamkleding, het juichen voor het team en het ervaren van emoties op basis van
de prestaties van het team. In dit voorbeeld beïnvloedt de sociale identiteit als fan van de
rode duivels, hoe deze persoon zichzelf ziet en zich gedraagt in sociale situaties met
betrekking tot het voetbalteam.
o Bv. ik druk mijn sociale identiteit als danser van die dansschool uit door het dragen van
danskleding van die dansschool.
Sterke invloed Bv. Conformisme = verwijst naar de neiging van individuen om hun gedrag, attitudes
3
, en overtuigingen aan te passen aan de heersende normen binnen een groep. Het kan voortkomen uit
de druk om te passen in sociale verwachtingen of de angst voor afwijzing.
o Bv. Stel je voor dat een groep vrienden besluit om naar een nieuwe film te gaan die net is
uitgekomen. De meerderheid van de vrienden is opgewonden en positief over de film, maar
één persoon heeft eigenlijk weinig interesse in het genre. Uit angst om anders te zijn of de
sfeer te bederven, stemt deze persoon ermee in om mee te gaan en doet alsof hij ook
enthousiast is, zelfs als dat niet het geval is. Hierbij past de persoon zich aan de groepsnorm
aan, ondanks zijn eigenlijke voorkeur.
De invloed van groepen op persoon wordt vaak onderschat fundamental attribution error
o = de neiging van mensen om het gedrag van anderen toe te schrijven aan persoonlijke
eigenschappen of karaktertrekken, terwijl ze de invloed van situationale factoren
onderschatten.
o Bv. Stel je voor dat een vriend(in) een slecht cijfer haalt op een toets. In plaats van te denken
dat de toets misschien moeilijk was of dat je vriend(in) niet genoeg tijd had om te studeren,
denk je automatisch dat hij of zij gewoon niet slim genoeg is. Dat is de fundamentele
attributiefout: het toeschrijven van gedrag aan persoonlijke eigenschappen en het negeren
van de situatie.
IN-GROUP VS OUT-GROUP (TAJFEL)
In-groep = Dit zijn de leden waarmee je direct samenwerkt. Er is een gevoel van
gemeenschappelijke identiteit en samenwerking.
Uit-groep = Dit zijn de leden waarmee je minder direct samenwerkt. Er kan een zekere afstand
of minder sterke band zijn in vergelijking met de in-groep.
Bv. Stel je bent een student in een teamleren-vak aan de KU Leuven, en je hebt een
groep van vijf studenten. De vier leden met wie je nauw samenwerkt aan de presentatie vormen de "in-groep". Jullie
hebben regelmatig overleg, verdelen taken en werken intensief samen. De andere student in het team, met wie je
minder direct samenwerkt, vormt de "uit-groep". Jullie hebben wel contact, maar niet zo frequent als de in-groep.
Categorisering (= vereenvoudiging) = Wij als mensen proberen de wereld altijd te vereenvoudigen door dingen in groepen
of categorieën te plaatsen.
o Bv. Scouts <-> Chiro: Ondanks de unieke kenmerken en diversiteit binnen elke organisatie, kunnen mensen de
neiging hebben om ze te vereenvoudigen door ze in aparte categorieën te plaatsen. Bijvoorbeeld, iemand zou
kunnen denken: "Scouts zijn meer avontuurlijk en gericht op de natuur, terwijl de Chiro meer gericht is op sociale
activiteiten en gemeenschapszin." Deze categorisering helpt mensen om de complexiteit van de diverse
jeugdorganisaties te verminderen en een begrijpelijker beeld van de wereld te vormen.
Sociale identificatie: Behoren tot de groep, identiteit, invloed op gedrag (bv. “student”)
o Bv. Het betekent dat mensen zichzelf zien als behorend tot de groep van studenten en dat deze identificatie
invloed kan hebben op hun gedrag, waarden en percepties. Bijvoorbeeld, een student kan zich identificeren
met zijn of haar medestudenten, waardoor er een gevoel van gedeelde identiteit ontstaat en dit kan invloed
hebben op de keuzes die ze maken, zoals studiegerelateerd gedrag of betrokkenheid bij studentenactiviteiten.
Sociale vergelijking: Superioriteit eigen groep (bv. Jeugdbewegingen) = verwijst naar het proces waarbij individuen
hun eigen groep vergelijken met andere groepen, vaak met als doel een gevoel van superioriteit te behouden.
o Bv. In het geval van jeugdbewegingen kan sociale vergelijking betekenen dat leden van een bepaalde
jeugdbeweging zichzelf als superieur beschouwen ten opzichte van andere jeugdgroepen.
4
, GROEPSDYNAMIEK IN ORGANISATIES
Er is een diversiteit aan sociale “structuren” in organisaties en groepen
o Professional (learning) communities
o Social networks
o Mentorship
o Coaches
o Communities of practice
o teams
Hoe verlopen sociale interacties? Wie ”is verbonden” met wie?
o = vormen van sociaal kapitaal
SOCIAAL KAPITAAL – BOURDIEU
Het model van sociaal kapitaal van Bourdieu gaat over de waarde van sociale relaties en connecties.
Economisch kapitaal: mensen bezitten geld
Sociaal kapitaal: Som van de feitelijke en potentiële hulpbronnen die zijn ingebed in, beschikbaar via en afgeleid van
banden binnen netwerken van sociale relaties
o Voordelen in sociale netwerken.
o Toegang tot resources, informatie, expertise via sociale relaties/netwerken
Cultureel kapitaal: verwijst naar de waarde die wordt toegekend aan kennis, vaardigheden, onderwijs en culturele
achtergrond.
o Bv. onderwijsniveau, taalvaardigheid, kunstwaardering en culturele kennis.
o In essentie gaat cultureel kapitaal over hoe culturele elementen bijdragen aan iemands sociale status en
voordeel in de samenleving.
Het draait om wie je kent en welke hulp of informatie je via die connecties kunt krijgen.
Sociaal kapitaal is een soort "sociaal voordeel" dat voortkomt uit de relaties die je hebt.
SOCIAAL KAPITAAL IN WERKOMGEVING
HUMAN CAPITAL
= werk gerelateerde kennis, vaardigheden, kenmerken van werknemers (Campbell, Coff, & Kryscynski, 2012)
SOCIAL CAPITAL
= Toegang tot resources & expertise via sociale relaties/netwerken (Adler & Kwon, 2002)
Voordelen voor individu: Omgaan met uitdagingen & flexibiliteit van job, makkelijker vinden van
job
Voordelen voor organisatie: Kennisdeling, innovatie
Sociaal kapitaal komt voort uit Sociale structuur van de organisatie: Formeel & informeel
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmajoris. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.54. You're not tied to anything after your purchase.