Engels Grammar chapter 3 & 4_________________________________________________________________________
§1: Zijn wij allemaal Nederlanders?
Nederland is een pluriforme samenleving, een samenleving waarin mensen leven met
verschillende levensstijlen en culturen. Cultuur is iets wat je van huis uit mee krijgt of van
anderen leert. Je kunt daarbij drie dimensies aanwijzen:
1. De ideële dimensie: gaat over de waarden (opvattingen over wat goed en juist is en wat
daarom moet worden nagestreefd) van een cultuur
2. De normerende dimensie: gaat over normen (opvattingen over hoe je je - op grond van
bepaalde waarden - behoort te gedragen) binnen een cultuur.
3. Materiële dimensie: het ‘uiterlijk’ van een cultuur (gebouwen, gebruiken, rituelen).
Allochtoon: iemand waarvan één of beide ouders uit een ander land afkomstig zijn.
Autochtoon: iemand wiens ouders hier zijn geboren en getogen.
Gedeelde kenmerken zijn belangrijk voor de sociale cohesie: het idee dat mensen een wij-
gevoel met elkaar delen, omdat ze met elkaar verbonden zijn.
Nederlanders zien zichzelf graag als nuchtere, hardwerkende, tolerante, gezellige mensen. De
eigen voortreffelijkheid accentueren is bijzonder in trek. Deze manier van doen hoort in
Nederland bij de dominante cultuur: de waarden, normen en gebruiken van de meeste mensen
binnen een samenleving. Deze wordt vooral bepaald door de meest invloedrijke bovenlaag van
de samenleving, de massa volgt de elite. Het gebeurt ook dat de elite cultuurelementen
overneemt van lagere sociale groepen (de typisch Nederlandse vrije ideeën over abortus en
softdrugs leefden aanvankelijk bij een kleine bovenlaag van de samenleving).
Nederland: Dominante cultuur
- Ideële dimensie: individuele vrijheid en tolerantie, zowel privé als in het openbaar.
Meer feminien dan masculien: vrij veel aandacht voor mensen die zorg nodig hebben.
Machtaftand is vrij klein, veel overleg.
- Normerende dimensie: openlijk je eigen mening geven wordt gewaardeerd.
- Materiële dimensie: grachten, molens, tulpenvelden, fietsen en Sinterklaas.
In Nederland zijn er ook talloze groepen met eigen ideeën, deze noemen we subculturen:
groepen die duidelijk een andere levenswijze hebben en die zichzelf ook als ‘anders’ zien.
Wanneer subculturen erg afwijken en zich verzetten tegen de regels van de dominante cultuur,
noemen we ze tegenculturen (bijvoorbeeld de antiglobalisten).
In een wij-groep is de tolerantie voor het onbekende, onzekere en voor (zelf)kritiek niet zo
groot, en is er meer aandacht voor het verleden en de tradities dan voor de toekomst.
In Nederland overheerst een ik-cultuur: iedereen maakt zelf uit hoe hij of zij wil leven.
Mensen zoeken een groep waar zij zich thuis voelen (een wij-groep), dit betekend ook dat er
groepen zijn waar je niet zoveel binding mee hebt: de zij-groepen. De drang om bij een wij-groep
te horen, leidt er soms toe dat mensen dingen doen die ze anders zouden afkeuren.
, Het is belangrijk voor mensen om bij een groep te horen omdat:
1. Je identiteit (= het beeld dat je van jezelf hebt en dat je uitdraagt) wordt voor een groot
deel bepaald door de cultuur van de groepen waarvan je lid bent.
2. De cultuur van de groep maakt het mogelijk dat mensen elkaar begrijpen en geen
vreemden voor elkaar zijn. Gemeenschappelijke regels maken samenleven mogelijk. Als
je letterlijk en figuurlijk dezelfde taal spreekt ga je makkelijker intensief met elkaar om.
3. Met een wij-groep laten mensen vaak zien welke sociale status ze (willen) hebben.
Nadat in 1813 het Koninkrijk der Nederlanden werd uitgeroepen ontstond langzamerhand een
emotionele binding met mensen en was er in Nederland sprake van een nationale identiteit:
burgers hebben een gemeenschappelijk beeld van hun land en dragen dat uit zodat anderen dat
beeld ook zo beleven.
Nederland werd een natiestaat: een land met eigen bevolking die een gemeenschappelijke
cultuur heeft. Door verbeteringen versterkte het nationale gevoel.
Aanvankelijk was de binding nog het sterkst met leden van de eigen groep of ‘zuil’, na WOII werd
nationale trots in verband gebracht met vreemdelingenhaat en oorlog. Daar kwam de ontzuiling
van de samenleving bij. Door de ontkerkelijking, betere scholing en emancipatie (streven naar
gelijke rechten en zelfstandigheid) kwam een proces van individualisering op gang (het proces
waardoor mensen meer als individu in plaats van als groep in de samenleving komen te staan).
§2: Waarom doe je wat je doet?
Bij het ‘nature/nurture debat’ stelt men de vraag in hoeverre het menselijk gedrag door
aangeleerde, sociale factoren (nurture) bepaald wordt, en in hoeverre door erfelijke en
biologische factoren (nature).
Socialisatie is het proces waarin iemand de waarden, normen en andere kenmerken van de
groep aangeleerd krijgt en zich eigen maakt. Tijdens het volwassen worden wordt je
referentiekader gevormd: alle regels, normen en waarden die bepalen hoe je iets beoordeelt.
Vanaf je geboorte wordt er druk op je uitgeoefend waardoor je gevormd wordt: Fremdzwang. Als
dit is gelukt, gedraag je je vervolgens naar de waarden en normen van de groep, zonder dat er
nog veel druk van buiten plaats hoeft te vinden. Je hebt een geweten gekregen, waardoor je
automatisch het door de groep gewenste gedrag vertoont (internalisatie).
Leerprocessen bij socialisatie:
1. Imitatie: je doet anderen na.
2. Sociale controle: via belonen en straffen leer je hoe anderen willen dat je je gedraagt.
3. Identificatie: mensen vereenzelvigen zich graag met iemand die ze bewonderen of met
een groep waartoe ze graag willen behoren.
4. Experimenteren: Als het werkt ga je ergens mee door, als het geen positief resultaat heeft
stop je ermee.
5. Acculturatie: wanneer je op latere leeftijd in contact komt met een vreemde cultuur,
moet je de normen en waarden van deze cultuur expliciet aanleren.
6. Enculturatie: als je vanaf je geboorte in een bepaalde groep opgroeit en deze cultuur
meekrijgt.
Expliciete socialisatie: vorm van socialisatie die op een openlijke, duidelijk waarneembare en
bewuste wijze plaatsvindt.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimtangena. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.73. You're not tied to anything after your purchase.