Alle lessen van het vak Ib-ondernemer zijn hierin compact samengevat. Na het leren van deze samenvatting haal je met gemak een voldoende voor het tentamen.
Samenvatting IB-ondernemer
Instructie 1 Ondernemer en ondernemingen
Je kunt aangeven wanneer er sprake is van een ondernemerschap.
IB-ondernemer = de belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en
die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming. De winst uit
onderneming van deze ondernemer wordt belast in box 1.
Let op! Een ondernemer van een rechtspersoon is géén IB-ondernemer. Zijn inkomen uit de
onderneming wordt namelijk belast in box 2 i.p.v. in box 1.
Je kunt aangeven wanneer er sprake is van een onderneming.
Onderneming = een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het
maatschappelijk productieproces met het oogmerk winst te behalen.
Deelname aan het economisch verkeer.
Beoordeling of het uitoefenen van activiteiten wordt aangemerkt als onderneming door:
- Aanwezigheid debiteurenrisico;
- Zelfstandigheid;
- Aantal opdrachtgevers;
- Inschrijving KvK;
- Zekerheid over inkomen;
- Administratie voeren;
- Werken aan naamsbekendheid;
- Omvang investeringen.
Je kunt de verschillende ondernemingsvormen benoemen.
Verschillende ondernemingsvormen
1. De eenmanszaak:
- Eén natuurlijk persoon die zich inschrijft in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel
(KvK) om een onderneming te drijven;
- De ondernemer is met zijn gehele vermogen (zakelijk en privé) aansprakelijk voor de
schulden van de onderneming;
- Bij een huwelijksgemeenschap is de echtgenoot hoofdelijk medeschuldenaar.
2. Personenvennootschappen: mondelinge overeenkomst tussen twee of meerdere personen
en inschrijven bij de KvK.
a. De vennootschap onder firma (vof):
- Meerdere natuurlijke personen die onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf
uitoefenen;
- Externe werking de ene vennoot bindt de andere bij het verrichten van
rechtshandelingen;
- De vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk (HR: er is sprake van een afgescheiden
vennootschapsvermogen en privévermogen);
- Iedere vennoot is afzonderlijk vertegenwoordigingsbevoegd. In een vof-overeenkomst
kunnen hierover afwijkende afspraken staan. Als deze afspraken bij de KvK staan
ingeschreven, is de vof niet aansprakelijk voor rechtshandelingen die in strijd met de
afspraken worden verricht.
, b. De maatschap:
- Een samenwerkingsverband tussen vrije beroepsbeoefenaren die voor eigen rekening en
risico een onderneming drijven;
- Voorwaarden:
o Iedere maat brengt iets in.
o Iedere maat deelt mee in de behaalde winst.
- Beheersdaden mogen de maten ieder afzonderlijk van elkaar verrichten. Beschikkingsdaden
worden pas verricht na overleg met de andere maten:
- De maten zijn ieder voor een gelijk deel aansprakelijk, tenzij er sprake is van een ondeelbare
prestatie (bijvoorbeeld een tekortkoming in de nakoming);
- Een bank die geld leent aan een maatschap, laat de maten vaak een maatschapsverklaring
(derogatieakte) tekenen. Hierdoor zijn alle maten hoofdelijk aansprakelijk.
c. De commanditaire vennootschap (cv):
- Een vof met minimaal één commanditaire vennoot (= geldschieter);
- De commandiet is niet hoofdelijk aansprakelijk, tenzij hij beheersdaden in naam van de cv
verricht.
3. Rechtspersonen: geen IB-ondernemers!
a. De besloten vennootschap (bv)
b. De naamloze vennootschap (nv)
c. De vereniging
d. De coöperatie
e. De stichting
Je kunt aangeven wanneer inkomsten belast worden als WUO.
WUO = Winst uit onderneming en wordt belast in box 1.
- Eerst bepaal je of het gaat om winst uit onderneming. Dit is het geval wanneer het niet gaat
om loon uit dienstbetrekking of inkomsten uit overige werkzaamheden;
- Ten tweede kijk je wat voor onderneming het is. Gaat het om een rechtspersoon? Dan wordt
de winst belast in box 2. Alleen bij ondernemingen zoals een eenmanszaak of
personenvennootschap wordt de winst belast in box 1.
, Instructie 2 Winst uit onderneming: balans, resultatenrekeningen en waardering van
vermogensbestanddelen
Je kunt de meest voorkomende posten op de balans benoemen.
De balans geeft de vermogenspositie van de onderneming weer: een momentopname van het totaal
aan bezittingen (debet/activa) en schulden (credit/passiva).
Vaste activa: bedrijfsmiddelen die langer dan 1 jaar in de onderneming gebruikt worden of langer dan
1 productieproces meegaan. Drie categorieën:
1. Immateriële vaste activa = bezittingen die niet tastbaar zijn en alleen een rol hebben in het
financiële proces (bijv. goodwill, octrooien, patenten of kosten van onderzoek en
ontwikkeling). Goodwill is het bedrag dat een onderneming extra betaald bij overname,
omdat hij bijvoorbeeld de vaste klantenkring mee overneemt. Goodwill wordt in 10 jaar
afgeschreven. 10% per jaar afschrijven.
2. Materiële vaste activa = fysieke bedrijfsmiddelen die bedoeld zijn om duurzaam in de
onderneming gebruikt te worden (bijv. gebouwen, terreinen, machines, installaties, inventaris
en vervoermiddelen). Materiële vaste activa worden meestal gewaardeerd tegen de
verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Op deze waarde wordt dan meestal jaarlijks afgeschreven.
De afschrijvingen worden gebaseerd op de verwachte economische levensduur (fiscaal is dit
5 jaar) en worden meestal lineair berekend. 20% per jaar afschrijven.
Het bedrijfsgebouw kan technisch splitsbaar zijn. Dit betekent dat een deel zakelijk en een
deel privé wordt gebruikt. Het zakelijke deel wordt dan op de balans vermeld.
3. Financiële vaste activa = de niet fysieke, maar financiële bezittingen van een onderneming
(bijv. deelnemingen in groepsmaatschappijen en langlopende vorderingen). Deelnemingen
zijn beleggingen (aandelen) in andere vennootschappen. Bij een langlopende vordering kun
je denken aan een verstrekte geldlening u/g. Dit wordt gezien als financiële vaste activa als de
looptijd langer dan een jaar is.
Vlottende activa: bedrijfsmiddelen die binnen één jaar om te zetten zijn in geld. Vier categorieën:
1. Voorraden = aanwezige hoeveelheid goederen die verkocht gaan worden. De voorraad wordt
gewaardeerd op kostprijs (verkrijgings- of vervaardigingsprijs) of lagere marktwaarde.
2. Vorderingen = vorderingen die binnen één jaar worden voldaan en waarover geen rente is
verschuldigd (bijv. handelsdebiteuren, rekening-courantvorderingen op de dga of
belastingschulden).
3. Effecten = aandelen en obligaties die als belegging dienen en direct verkocht kunnen worden.
bij effecten wordt geen samenwerking beoogd, maar opbrengsten uit de waardestijging en/of
dividend. Dit in tegenstelling tot de aandelen die onder de financiële vaste activa zijn
opgenomen, waarbij van een meer structurele relatie wordt uitgegaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gittevangerven. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.99. You're not tied to anything after your purchase.