Samenvatting Financieel Management gegeven door professor meneer Straetmans. Gegeven in de master Organisatie en management. Enkele hoofdstukken die besproken worden:
- Enkelvoudige/samengestelde interestberekening
- Waardering van obligaties, aandelen en ondernemingen
- Rendement en risico
-...
- 3 manieren die rode draad zijn
- Goede investeringen doen (netto contante waarde = kosten baten analyse maar K&B verspreidt
doorheen de tijd)
- Financiering: passiva → oorsprong vh vermogen; mix EV & VV is v belang voor waarde vh bedrijf
- Dividend: waarde bepalend voor bedrijf
- Groeibedrijf = jong bedrijf gefinancierd door eigen winsten te herinvesteren
Thema 2: Waardering
Wat bepaalt marktwaarde & intrinsieke waarde vd aandelen & obligaties vh bedrijf vs. de boekwaarde?
- Marktwaarde ≠ boekwaarde (balans) ≠ intrinsieke (faire) waarde
- Marktwaarde = de toekomst ve bedrijf & hangt af van bedrijfsspecifiek en globaal economisch (macro)
nieuws
- Boekwaarde = het verleden
- Intrinsieke waarde = belangrijk om de waarde ve bedrijf te bepalen wanneer het voor het eerst actief
wordt op de beurs + belangrijk voor stakeholders
- Een bedrijf kan over-of ondergewaardeerd zijn
- Vb. 1: investeringsbank moet een “correcte” uitgifteprijs bepalen voor de aandelen van een privaat
bedrijf dat naar de beurs wil trekken
- Vb. 2: beleggers zoeken naar “ondergewaardeerde” aandelen voor hun beleggingstips
- Ondergewaardeerd: marktwaarde < intrinsieke waarde
Thema 3: Verband tussen risico en rendement van een investering
- Waarom hebben sommige investeringen (aandelen, obligaties, vastgoed, een overname, een machine etc. )
gemiddeld een hoger rendement dan andere? → vanwege hun hoger risico
- Enkel “onvermijdbaar” risico wordt beloond
- Hoe meten we rendement en risico?
- Risicomanagement: risicomijdende beleggers willen risico spreiden door portefeuilles of gebruik van
derivaten
Andere doelstellingen (ESG)
- “ESG” scores gepubliceerd naast klassieke kredietratings
- “Duurzaamheid” of “sustainability” maar risico op “greenwashing”
- Environment: bedrijven (zeker de vervuilende) in toenemende mate afgerekend op hun milieubeleid door
overheden, pensioenfondsen, etc.
- Social: gelijke behandeling man/vrouw, binnenlandse/buitenlandse werknemer etc.
- Governance: diversiteit (geslacht, afkomst etc.) in raden van bestuur of aan top van bedrijven (CEO/CFO)
Laura Roggemans UA MOM 1
, H1: Doelstelling/functies
1. Waarom rente op (spaar)geld?
Als je geld hebt, kan je dit geld herinvesteren met het idee reële groei te realiseren → staat tov groeivoet maar
meeste mensen zetten geld od bank en bank opereert als tussenpersoon om te investeren met geld vh individu
en wij willen hier een vergoeding voor → opportuniteitskost van kapitaal
- Tijdswaarde van geld: geld kan geïnvesteerd worden in een project en reële groei realiseren
- Investeringsopbrengst meestal hoger (lager) bij economische expansies (recessies), dus ook tijdswaarde
(rente)
- Spaarders willen compensatie want hun geld ligt vast voor een bepaalde termijn
- Rentes variëren
- Banken maken winst door kleine deposito’s (zichtrekeningen) samen te voegen tot grote leningen voor
huishoudens (hypotheken) en bedrijven (debetrente > creditrente)
- Rente is de opportuniteitskost van kapitaal
- Verschil tssn interestniveaus = rentespread → belangrijkste determinant van winst
2. Toekomstige (finale) & huidige waarde
Vb. Veronderstel dat je €1000 voor 1 jaar spaart tegen 5%. Wat is de waarde binnen een jaar?
- Interest = 1000 x 0,05 = 50
- Waarde binnen een jaar = hoofdsom + interest = 1000 + 50 = 1050
- Toekomstige waarde = 1000 x (1 + 0,05) = 1050
- Als je het geld vervolgens voor een jaar herbelegd, wat is dan de waarde na twee jaar?
- Toekomstige waarde = 1000 x (1,05) x (1,05) = 1000 x (1,05)2 = 1102,50
- r = interestvoet voor de beschouwde beleggingsperiode
- T = aantal beleggingsperioden
- (1 + r)T = interest- of verdisconteringsfactor
- Hoe hoger de rente, hoe belangrijker de factor
- Hoe hoger de rente en hoe langer de looptijd van de spaarrekening, hoe hoger de interest.
- Heeft te maken met tijdswaarde vh geld
Vb. Bij de geboorte van zijn jongste kleindochter schenkt opa haar een initieel kapitaal van € 30.000, dat wordt
belegd aan een cumulatieve jaarlijkse interest van 7%.
a) Over welk bedrag zal ze kunnen beschikken wanneer ze 21 jaar wordt?
b) Wat indien u slechts € 20.000 kunt schenken ?
a) b)
FV = C0 ∗ (1 + r)T FV = C0 ∗ (1 + r)T
21
=> FV = 30.000 ∗ (1 + 0,07) => FV = 20.000 ∗ (1 + 0,07)21
= 124.200 = 82.200
Vb. Opa wenst dat zijn kleinzoon, die nu 10 jaar is, op zijn 21ste verjaardag over eenzelfde kapitaal beschikt als
zijn kleindochter, namelijk € 124.217.
a) Welk bedrag moet vandaag worden belegd als de interestvoet 7% is?
b) Wat indien de kleinzoon reeds 15 jaar zou zijn?
a) b)
FV FV
C0 = C0 =
(1 + r)T (1 + r)T
→ T = 21 – 10 = 11 → T = 21 – 15 = 6
124.217 124.217
=> C0 = (1+0,07)11 => C0 = (1+0,07)6
= 59.624,16 = 83.225,39
Laura Roggemans UA MOM 2
, H1: Doelstelling/functies
2.1 Herbeleggen van rente binnen het jaar
Toekomstige waarde
r
FV = C0 (1 + )m
m
- Met m = deelperioden per jaar → hoe groter m, hoe groter het eindbedrag
- De interest is in principe een rendement op jaarbasis. De intrestfactor wordt groter als je sneller herbelegd
(rente op rente berekent)
- Binnen hetzelfde jaar al renteverrekening en steeds herbelegd
Vb. €100 deposito en 8% jaarinterest
- Toekomstige waarde bij halfjaarlijkse interestverrekening
0,08 2∗1
FV = 100 ∗ (1 + ) = 108,16
2
- Toekomstige waarde bij interestverrekening per kwartaal
0,08 4∗1
FV = 100 ∗ (1 + ) = 108,24
4
2.1.1 Stated & effective annual rate (EAR)
- Zonder tussentijdse interestverrekening zijn deze twee rentevoeten hetzelfde
- Met compounding binnen het jaar niet. Wat van belang is voor spaarders is de effectieve rente op jaarbasis
(wat het daadwerkelijk opbrengt)
- r = jaarrente door de bank vermeld (stated)
- m = aantal keer tussentijdse interestverrekening binnen het jaar,
=> effectieve rente op jaarbasis (Effective Annual Rate of EAR):
𝑟 𝑚
𝐸𝐴𝑅 = (1 + ) − 1
𝑚
2.1.2 Meerdere Jaren
Toekomstige waarde
r
FV = C0 (1 + )m∗T
m
- m = deelperioden per jaar
- T = # jaren
Vb. €100 deposito en 8% jaarinterest (T = 3 jaar)
- Toekomstige waarde bij halfjaarlijkse interestverrekening
0,08 2∗3
FV = 100 ∗ (1 + ) = 125,53
2
- Toekomstige waarde bij interestverrekening per kwartaal
0,08 4∗3
FV = 100 ∗ (1 + ) = 126,82
4
→ Hoe vaker je herbelegt, hoe hoger de finale waarde
2.1.3 Continu herbeleggen van rente (continious compounding)
Toekomstige waarde
FV = C0 er T
- M = oneindig
- E = bovengrens
H4: Enkelvoudige/samengestelde interestberekening
1. Risico’s
1.1 Kredietrisico
= kans dat bedrijf periodieke rentebetaling en nominale waarde schuld niet kan voldoen
→ maatstaf: “credit ratings” (Moody’s, S&P, Fitch)
- Kredietrisico overheidsobligaties < kredietrisico bedrijfsobligaties
1.2 Renterisico
= gevoeligheid van obligatiekoers P voor 1% verandering in r (yield to maturity)
- Als de rente met een bepaald percentage stijgt, dan zal de P dalen met een bepaald percentage → risico dat
voortvloeit uit het feit dat de marktwaarde van de obligaties op de actiefzijde van een balans in elkaar
gedrukt kan worden als de rente stijgt
- Als de marktwaarde van de activa daalt en van passiva blijft hetzelfde dan zal marktwaarde van het
aandelenkapitaal samen gedrukt worden
- Prijzen en marktrentes omgekeerd evenredig
C C C+F
- P = 1+r + (1+r)2 + (1+r)3
2. Dynamiek van intrestvoeten/marktrentes
2.1 Veranderende rentes & obligatieprijzen
2.1 Als gevolg van verschuivingen in V&A van obligaties
V kan verschuiven door
- Vermogen (+: verschuiving naar rechts)
- Economische conjunctuur (+: verschuiving naar rechts)
- Risico (volatiliteit, kredietrisico, liquiditeitsrisico) van obligaties
relatief tov andere risky assets (-: verschuiving naar links)
- Verwachte inflatie (-: verschuiving naar links)
- Je hebt ook inflation index bonds: geïndexeerde
obligaties
o Nominale waarde is variabel en wordt aangepast
ad inflatie
o Toename van inflatie, zou een negatieve invloed
hebben od vraag
A kan verschuiven door
- Economische conjunctuur en winstgevendheid van investeringen (+: verschuiving naar rechts)
- Verwachte inflatie (+: verschuiving naar rechts)
- Overheidstekort (enkel relevant voor overheidsobligaties): (+ : verschuiving naar rechts)
V&A verschuiven: Fisher effect
- Relatie tssn rentes & inflatie
- Y-as is prijs vd obligatie (niet vd rente) → als P daalt, stijgt rente
- Nominale rente = verwachte reële rente + verwachte inflatie
- R = r e + πe
- Voor LT obligaties is inflatie nog schadelijker dan voor KT obligaties
Laura Roggemans UA MOM 4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller roggemanslaura. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.