Samenvatting Inleiding in de psychologie H10 Solving problems
132 views 2 purchases
Course
Inleiding in de psychologie, deel 2 (PB0004)
Institution
Open Universiteit (OU)
Book
Psychology
Nederlandse samenvatting van H10 Solving problems uit Psychology van Peter Gray en David F. Bjorklund.
*Koop een bundel voor korting, de verkoper verdient hier ook meer aan*
Summary of chapter 10 Emotion of the book Psychology - Introductory Psychology and Brain and Cognition (7201702PXY)
Summary of Chapter 5 motor control of the book Psychology - Introductory Psychology and Brain & Cognition (7201702PXY)
Summary of Chapter 8 Memory of the book Psychology - Introductory Psychology and Brain & Cognition (7201702PXY)
All for this textbook (9)
Written for
Open Universiteit (OU)
Psychologie
Inleiding in de psychologie, deel 2 (PB0004)
All documents for this subject (10)
Seller
Follow
elwinflaman
Reviews received
Content preview
H10 SOLVING PROBLEMS: REASONING AND INTELLIGENCE
DE COGNITIEVE VAARDIGHEID REDENEREN
Wij mensen kunnen heel goed denken, beter elk welk dier op aarde dan ook. Maar ook wij
denken wel eens zoals andere dieren. ‘Fast’ denken lijkt het meest op het denken van
dieren. Het is intuïtief, en vaak niet vrijwillig. Men denkt weinig precies, en hierdoor gaat
het denken sneller, maar is het wel minder nauwkeurig. ‘Slow’ denken wordt gedreven
door bewuste aandacht, hierbij wordt uitgewerkt waar de focus op moet worden gericht.
Door het probleem of situatie nauwkeurig te inspecteren kan een afgewogen keuze
worden gemaakt over het mogelijke handelen. Een voorbeeld van snel denken is “2 + 2
= ?”. Je hebt in je hoofd niet twee bij twee opgeteld. Je wist het gewoon direct, en je
reageerde dus op je intuïtie. Een meer complexe som zoals “16 x 23 = ?“ zal je
waarschijnlijk niet direct weten en daarom wordt er gebruik gemaakt van traag denken.
Het bovenstaande voorbeeld van snel denken kan nog wel worden onderdrukt. Maar bij
de strooptaak gaat dit al veel lastiger. Rood, wordt gelezen als rood, ook al moet de kleur
worden benoemd. Het onderdrukken van het snel denken is hier (bijna) onmogelijk.
Redeneren. William James maakte onderscheid tussen twee vormen van redeneren:
analoog- en inductief redeneren. Met een analogie wordt de gelijkheid in gedrag, functie
of relatie tussen twee eenheden of situaties bedoeld, die in andere opzichten juist van
elkaar verschillen. Een analogie kan van alles zijn. Bijvoorbeeld een plastic tasje en een
kofferbak, ze zijn beide bedoeld, en geschikt voor het vervoeren van spullen. Analoog
redeneren kan nuttig zijn om verbanden te ontdekken. Een simpel voorbeeld: Als jongen
is man dan meisje is … (vrouw). Analogieën zijn vaak gebruikt bij het ontwikkelen van
uitvindingen. In het vorige hoofdstuk werd al benoemd dat het handig is om tijdens het
lezen vragen te stellen en op te merken wanneer iets op iets anders lijkt. Dat zie je hier
ook weer terug. Door op te merken dat theorie 1 en theorie 2 onderdelen met elkaar
gemeen hebben vorm je een beter begrip van de werkelijkheid. Analogieën worden ook
gebruikt in de politiek. Door situaties met elkaar te vergelijken kun je een ander beeld
geven van de situatie. Analoog redeneren kan zowel snel als traag denken omvatten.
Bijvoorbeeld: als 6 is 12 dan 8 is … (16). Dit gaat bij veel mensen geheel automatisch.
Maar soms is een analogie complex zoals: Als binnenkort is nooit dan dichtbij is …
(nergens).
VERSCHILLENDE SOORTEN REDENEREN (INDUCTIEF, DEDUCTIEF) EN
VEELGEMAAKTE FOUTEN (BIAS) HIERBIJ
Induction. Inductief redeneren, of inductie, is de poging om een nieuw idee af te leiden
uit eerdere observaties die als aanwijzingen dienen. Het kan worden vergeleken met het
stellen van een hypothese. Een hypothese stel je op basis van kennis en feiten die eerder
zijn opgedaan, de som van de kennis en feiten die betrekken hebben op die specifeke
situatie vorm dan de hypothese. De voorgaande voorbeelden van analogieën zijn ook
inducties.
Ook al is men redelijk goed in sommige manieren van inductief redeneren, betekend dit
nog niet dat we goed zijn in wetenschappelijk redeneren. Dit is een vaardigheid die pas
op latere leeftijd ontwikkeld. Adolescenten trekken vaak te snel conclusies op basis van
eerdere ervaringen die geen goede voorspeller zijn van de huidige situatie. Volwassenen
zijn hier al beter in, wetenschappelijk redeneren kan door oefening worden verbeterd.
Wetenschappelijk redeneren vereist de persoon om te beschikken over een hoog niveau
van meta-cognitie. Dit is het kunnen denken over denken, of te refecteren op wat je
weet. Het is een manier van traag denken waarbij niet simpelweg een theorie wordt
, gevolgd, maar er wordt nagedacht over de theorie, en dit wordt vergeleken met de
informatie die de huidige situatie biedt. Als dat overeenkomt, dan kun je die theorie
hanteren, maar als dat niet zo is, moeten er aanpassingen worden gemaakt. Dit is het
punt waar jongeren de fout in gaan, zij zullen hier te vaak alsnog de theorie hanteren en
tot onjuiste conclusies komen.
Er zijn verschillende manieren hoe het inductief redeneren fout kan gaan. De availability
bias is een veelvoorkomende voorspeller van onjuiste inductie. We zijn geneigd de
informatie die het meest toegankelijk is voor ons te gebruiken en informatie dat
moeilijker te verkrijgen is links te laten liggen. Het boek geeft een goed voorbeeld:
Studenten werd gevraagd of er meer woorden zijn die beginnen met een d of meer
woorden die als derde letter een d hebben. De ruime meerderheid denkt dat er meer
woorden zijn met de d als beginletter, terwijl het juist de derde letter is. Het is logisch dat
de studenten dit fout hadden. Omdat er veel meer aandacht wordt besteed aan de eerste
letter van een woord dan aan de derde letter van een woord. Hierdoor kunnen zij veel
gemakkelijker woorden bedenken die beginnen met een d dan woorden met als derde
letter een d. Doordat deze informatie toegankelijker is, wordt dat gezien als het juiste
antwoord. In dit geval is het niet erg dat er sprake was van een availability bias. Maar
wanneer het gebeurt bij een dokter kan het wel erg zijn. Als hij drie patiënten heeft gehad
met bepaalde symptomen en heeft hun alle drie de zelfde diagnose (juist) gegeven, dan
is het voor de hand liggend dat de vierde patiënt die ook deze symptomen laat zien ook
deze ziekte heeft. Omdat deze informatie zo sterk toegankelijk is, kan het voorkomen dat
de moeite niet meer wordt genomen om andere vragen te stellen om andere diagnoses
uit te sluiten.
Een andere bias is de confrmatie bias, dit is de neiging om jouw verwachtingen te
bevestigen. Bijvoorbeeld, wanneer je een logica moet ontdekken in een cijferreeks is men
vaak te snel geneigd om een conclusie te trekken. Het eerste voorbeeld van de
getallenreeks is bijvoorbeeld 2, 4, 6. De tweede getallenreeks 14, 16, 18. Op dit moment
is het voor de hand liggend om te stellen dat er bij even getallen telkens twee bij komt. Je
vult een reeks in van 32, 34, 36 en dit blijkt juist. Dit bevestigd jouw idee, dus je bent
klaar. Maar in werkelijkheid is je theorie onjuist, het is namelijk een willekeurige
opsomming van even getallen, dus 66, 28, 104 zou ook juist zijn geweest. Je hebt het
jezelf dus moeilijker gemaakt dan het is.
Een derde vorm van bias is de predictable-world bias, of de voorspelbare wereld bias. Het
is onze neiging om patronen te zien in situaties waar geen patroon in zit. Een voorbeeld
hiervan is het juist gokken van de waarde van een dobbelsteen. Voor elke worp kun je
kiezen uit 1,2,3,4 of 5,6. De meeste mensen zullen wisselen tussen de twee opties,
waarbij 1,2,3,4 het meest wordt gekozen omdat deze meer kans heeft om te worden
gedobbeld. Echter, kunnen we niet voorspellen wat er wordt gedobbeld, en is het dus
verstandiger om altijd voor 1,2,3,4 te kiezen. Op deze manier heb je altijd een
gemiddelde score van 2/3. Deze strategie wordt maximaliseren genoemd. De strategie
waarbij er wordt gewisseld tussen 1,2,3,4 en 5,6 wordt matching genoemd. Deze
methode is minder effectief, omdat we niet kunnen voorspellen wat er zal komen. Je zou
kunnen zeggen dat de voorspelbare wereld bias de neiging is om gebruik te maken van
inductief redeneren, zelfs in situaties waarin dit niet effectief is omdat de uitkomst altijd
willekeurig zal zijn.
Deduction. Deductief redeneren, of deductie, is de poging om logische aannames te
maken op basis van aannames die al waar zijn gebleken. Bijvoorbeeld: Ik ben langer dan
Willem, ik ben kleiner dan Fleur, Fleur is kleiner dan Henk, is Henk groter dan Willem? (ja)
. Dit is een series problem, het is het combineren van twee of meer stellingen tot een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elwinflaman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.