Deze samenvatting bevat een uitgebreide uitwerking van alle taken van de onderwijsgroepen aangevuld met informatie uit de colleges. De informatie uit deze taken komt van de vernieuwde bronnen uit het studiejaar . Deze samenvatting kan zowel gebruikt worden als voorbereiding voor de onderwijsgroepen...
TAAK 1: STEMMINGSSTOORNISSEN
WAT ZIJN DE VERSCHILLENDE STEMMINGSSTOORNISSEN EN HUN KENMERKEN?
ERNSTIGE DEPRESSIEVE STOORNIS
Depressie = een stemmingsstoornis gekenmerkt door een aanhoudende sombere stemming en verlies van plezier
en interesse gedurende een periode van min. 2 weken
De ernst en de duur van de klachten bepalen of er sprake is van een depressieve stoornis
Depressies vertonen een grote verscheidenheid aan symptomatologie:
o Kernsymptoom = sombere, gedaalde stemming
o Daarnaast kunnen er vele andere symptomen bijkomende symptomen voorkomen: niet langer
plezier beleven aan zaken die voorheen wel leuk waren (=anhedonie), verstoring slaappatroon,
vermindering of toename in eetlust en gewicht, veranderingen de psychomotoriek
(remming/agitatie), verminderd concentratievermogen, zelfverwijt en schuldgevoelens, gedachten
aan de dood en suïcide, gevoelens van angst en paniek en verminderde seksuele gevoelens
De sombere stemming, anhedonie, schuldgevoel en doods- of suïcidegedachten worden de
belevingsaspecten van depressie genoemd
De toestand van de patiënt kan in de loop van de dag variëren = dagschommeling = ’s morgens meer
klachten dan ’s avonds
o Dagschommeling is geen symptoom op zich, maar een patroon van de symptomen
o Omgekeerde dagschommeling = symptomen verergeren in de loop van de dag
De symptomen kunnen in wisselende mate aanwezig zijn -> heeft geleid tot verschillende onderverdelingen
van depressieve stoornissen:
o Bipolaire vs. unipolaire depressies
o Psychotische vs. niet-psychotische depressies
o Melancholische (vitale) depressies en niet-melancholische (niet-vitale) depressies
Aparte criteria in DSM-5
o Depressieve stoornis met atypische kenmerken
Aparte criteria in DSM-5
DSM-5 CRITERIA
A. Gedurende tenminste 2 weken, ten minste 5 van onderstaande symptomen waaronder in elk geval a of b:
a. Depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag, subjectief of
geobserveerd door anderen
b. Opvallend verlies van interesse of plezier in bijna alle activiteiten, gedurende het grootste deel van
de dag, bijna elke dag, subjectief of geobserveerd door anderen
c. Duidelijke gewichtsverlies/-toename (zonder dieet) of bijna elke dag wisselingen in de eetlust
d. Bijna dagelijks insomnie of hypersomnie
e. Bijna dagelijks psychomotorische agitatie of remming
f. Bijna dagelijks vermoeidheid of verlies van energie
g. Bijna dagelijks gevoelens van waardeloosheid of overmatige inadequate schuldgevoelens
h. Bijna dagelijks een verminderd vermogen om na te denken/zich te concentreren of besluiteloosheid
i. Terugkerende gedachten aan de dood, suïcide of suïcidepoging
B. De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het functioneren
C. De episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of aan een
somatische aandoening
D. Het optreden van de depressieve episode kan niet beter worden verklaard door een schizoaffectieve
stoornis, schizofrenie, schizofreniforme stoornis of andere stoornissen uit het schizofreniespectrum, of door
een andere psychotische stoornis
, E. Er heeft zich nooit een manische of hypomanische episode voorgedaan
Psychotische kenmerken worden vastgesteld op grond van wanen of hallucinaties. In de DSM-5 wordt de
aanwezigheid van psychotische kenmerken ondergebracht bij de criteria voor de ernst van de stoornis:
1. Licht
2. Matig
3. Ernstig, zonder psychotische kenmerken
4. Ernstig, met psychotische kenmerken
o Het klinisch nut van het onderscheid tussen een psychotische en niet-psychotische depressie is dat
bij onvoldoende respons op behandeling met antidepressiva in het eerste geval antipsychotica
toegevoegd kunnen worden.
5. Gedeeltelijk in remissie
6. Volledig in remissie
De uitzondering die sinds de DSM-3 gemaakt werd voor rouw, is vervallen in de DSM-5:
Indien iemand recentelijk een belangrijke naaste heeft verloren, kan in de DSM-5 wel de diagnose
depressieve stoornis gesteld worden.
o Onderscheid maken door naar aard en patroon van de klachten te kijken
Bij rouw staat het verlies en leegheid vaak op de voorgrond en fluctueren de klachten meer
in de tijd
Waarschijnlijk revisie in de DSM-5 -> aparte categorie voor rouw = prolonged grief disease
De dysthyme stoornis is een mildere variant van de depressieve stoornis wat betreft ernst van de klachten -> naast
de sombere stemming hoeven er slechts 2 andere klachten aanwezig te zijn, maar wel voor een duur van min. 2 jaar
BIPOLAIRE STOORNIS
Bipolaire stoornis = terugkerende stemmingsstoornissen die in de vroege volwassenheid beginnen en waarbij
depressieve, manische, hypomanische en gemengde episoden voorkomen die afgewisseld worden met
symptoomvrije perioden
Wordt ook wel manisch-depressieve stoornis genoemd
Onderscheid van depressieve stoornis (unipolair) = afwisselend (hypo)manisch en depressieve episoden en
niet alleen depressieve episoden
Worden in DSM-5 apart beschreven tussen de hoofdstukken over het schizofreniespectrum en andere
psychotische kenmerken en depressieve stoornis -> vormt een brug tussen de 2 diagnostische klassen in
termen van symptomatologie, familiegeschiedenis en genetica
Diagnose staat of valt met het ooit doorgemaakt hebben van ten minste 1 manische of hypomanische
episode + in de meeste gevallen verscheidene depressies
Bipolaire stoornissen zijn te beschrijven in 2 dimensies:
1. Polariteit = depressie-manie
2. Cycliciteit = wisselende en terugkerende beloop
De ernst en duur van de stemmingsepisoden, de frequentie waarin ze optreden, het patroon waarin dit
gebeurt en de mate waarin tijdens het interval herstel optreedt, vertonen grote individuele verschillen
In de DSM-5 wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende subtypen, maar de afgrenzing hiertussen is niet
scherp, dus spreekt men ook wel van bipolaire spectrumstoornissen
DSM-5 CRITERIA VOOR STEMMINGSEPISODEN
,Bij een depressie is er vaak een remming met een
gedaalde stemming, een negatieve kijk op zichzelf en
verminderde activiteit en vitaliteit
Bij een manie is er vaak sprake van ontremming met een
verhoogde, uitbreidende stemming, zelfoverschatting en
een toegenomen activiteit en vitaliteit
Hypomanie = licht vorm van manie -> geen grote
beperkingen in functioneren
Depressieve episode
Zie DSM-5 criteria bij depressieve stoornis
Manische episode
A. Een duidelijke periode van abnormaal en aanhoudend verhoogde, expansieve of prikkelbare
gemoedstoestand (1) en abnormaal en aanhoudend verhoogde activiteit of energie (2) die ten minste 1
week duurt en die het grootste gedeelte van de dag, bijna elke dag (of elke duur indien ziekenhuisopname
noodzakelijk is) aanwezig is -> kernsymptomen
B. Tijdens de periode zijn 3 of meer van de volgende symptomen (4 of meer wanneer de stemming alleen
prikkelbaar is) in een significante mate aanwezig en vormen een merkbare verandering t.o.v. het
gebruikelijke gedrag (bijkomende symptomen):
a. Opgeblazen eigenwaarde of grootheidsideeën
b. Verminderde behoefte aan slaap
c. Meer praatlust dan normaal, druk om te blijven praten
d. Vlucht van ideeën of subjectieve ervaringen die gedachten vertroebelen
e. Afleidbaarheid zoals gerapporteerd of zelf waargenomen
f. Toename van doelgerichte activiteit of psychomotorische agitatie
g. Overmatige betrokkenheid bij activiteiten met een grote kans op pijnlijke gevolgen (bijv. dwaze
zakelijke investeringen)
C. Stemmingsstoornis is ernstig genoeg om beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren te
veroorzaken of om opname in ziekenhuis noodzakelijk te maken om schade aan zichzelf of anderen te
voorkomen of er zijn psychotische kenmerken
D. Episode is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een middel of een andere medische
aandoening
Opmerking: een volledige manische episode die optreedt tijdens een behandeling met antidepressiva, maar die
volledig syndromaal aanhoudt na het fysiologische effect van die behandeling, is voldoende bewijs voor een
manische episode
Hypomane episode
A. Een duidelijke periode van abnormaal en aanhoudend verhoogde, expansieve of prikkelbare
gemoedstoestand en abnormaal en aanhoudende verhoogde activiteit of energie die ten minste 4
opeenvolgende dagen duurt en die het grootste deel van de dag, bijna elke dag aanwezig is.
B. Drie of meer van de volgende symptomen (4 bij alleen prikkelbare stemming) en die een merkbare
verandering t.o.v. het gebruikelijke gedrag vertegenwoordigen en die in significante mate aanwezig zijn:
a. Opgeblazen zelfwaardering of woedeaanvallen
b. Verminderde behoefte aan slaap
c. Verhoogde praatlust
d. Vlucht van ideeën of subjectieve ervaringen die gedachten vertroebelen
e. Afleidbaarheid
f. Toegenomen doelgerichte activiteit of psychomotorische agitatie
, g. Overmatige betrokkenheid bij activiteiten met een grote kans op pijnlijke gevolgen
C. De episode gaat gepaard met een verandering in het functioneren die niet kenmerkend is voor het individu
wanneer er geen symptomen zijn
D. De stemmingsstoornis en verandering in het functioneren zijn waarneembaar voor anderen
E. Episode is niet ernstig genoeg voor beperkingen in sociaal en beroepsmatig functioneren of een
ziekenhuisopname noodzakelijk te maken. Bij psychotische kenmerken -> altijd manisch
F. De episode is niet toe te schrijven aan de fysiologische effecten van een stof of een andere medische
aandoening.
Opmerking: Een volledige hypomane episode die optreedt tijdens een behandeling met antidepressiva, maar die
volledig syndromaal aanhoudt voorbij het fysiologische effect van die behandeling, is voldoende bewijs voor de
diagnose hypomane episode.
SUBTYPEN BIPOLAIRE STOORNIS
In de DSM-V wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende subtypen:
1. Bipolaire stoornis I = depressie i.c.m. manie
o Voor diagnose is tenminste 1 manische episode vereist. Hypomanische episoden komen ook vaak
voor, maar zijn niet vereist voor de diagnose:
A. Er is voldaan aan de criteria voor ten minste 1 manische episode
B. Het optreden van manische en ernstige depressieve episode(s) kan niet beter verklaard worden
door een stoornis uit het schizofreniespectrum of een andere psychotische stoornis
2. Bipolaire stoornis II = depressie i.c.m. hypomanie, maar nooit met manie
o Voor diagnose is tenminste 1 ernstige depressieve episode en tenminste 1 hypomane episode
vereist
A. Er is voldaan aan criteria voor tenminste 1 psychomane episode en ten minste 1 depressieve
episode
B. Er is nooit een manische episode geweest
C. Het optreden van de hypomane episode(s) en depressieve episode(s) kan niet beter verklaard
worden door een stoornis uit het schizofreniespectrum of een andere psychotische stoornis
D. De symptomen van depressie of de onvoorspelbaarheid veroorzaakt door frequente afwisseling
tussen perioden van depressie en hypomanie veroorzaken klinisch significant leed of
beperkingen in sociale, beroepsmatige of andere belangrijke gebieden van het functioneren
o Is niet per definitie milder dan bipolaire stoornis I, vanwege de hoeveelheid tijd die personen met
deze aandoening in een depressie doorbrengen en omdat de instabiliteit van de stemming die
mensen met bipolaire stoornis type II ervaren meestal gepaard gaat met ernstige beperkingen in
werk en sociaal functioneren.
3. Cyclothyme stoornis = wisselende milde depressieve en hypomane symptomen
o Diagnose wordt gegeven aan volwassenen die tenminste 2 jaar (voor kinderen 1 jaar) zowel
hypomane als depressieve perioden doormaken zonder ooit te voldoen aan de criteria voor een
episode van manie, hypomanie of depressie
A. Sinds ten minste 2 jaar (ten minste 1 jaar bij kinderen en adolescenten) zijn er verschillende
perioden met hypomane symptomen die niet voldoen aan de criteria voor een hypomane
episode en verschillende perioden met depressieve symptomen die niet voldoen aan de criteria
voor een depressieve episode.
B. Gedurende de bovengenoemde van 2 jaar (of 1 jaar bij kinderen en adolescenten) zijn de
hypomane en depressieve perioden minstens de helft van de tijd aanwezig geweest en is de
persoon niet langer dan 2 maanden achtereen zonder symptomen geweest
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller eamgx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.