100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Burgerlijk Recht $3.21   Add to cart

Summary

Samenvatting Burgerlijk Recht

3 reviews
 402 views  9 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Burgerlijk recht is een uitvoerige inleiding in nagenoeg alle onderdelen van het burgerlijk recht. Het boek is geschreven met het oog op het competentiegerichte onderwijs van het cluster juridisch van het mbo.

Preview 10 out of 73  pages

  • Yes
  • July 18, 2013
  • 73
  • 2013/2014
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: moniepje • 2 weeks ago

review-writer-avatar

By: hermenjans • 2 year ago

review-writer-avatar

By: skbradshaw • 8 year ago

avatar-seller
Burgerlijk recht

Hoofdstuk 1: Basisbegrippen in het burgerlijk recht

Het burgerlijk recht regelt de juridische verhoudingen tussen burgers onderling en is een
van de vier rechtsgebieden waarin ons recht is opgedeeld. De andere drie rechtsgebieden
zijn:
– staatsrecht: deze rechtsvorm regelt de organisatie van de overheid en de positie
van de burger in de staat;
– bestuursrecht: deze rechtsvorm geeft regels voor de bestuurlijke taak van de
overheid;
– strafrecht: deze rechtsvorm beschrijft alle strafbare gedragingen.

Het privaatrecht regelt de juridische relaties tussen burgers onderling en tussen burgers
en bedrijven en is hierin voornamelijk gericht op het algemeen belang. Hiertoe behoort het
burgerlijk recht.
Het publiekrecht geeft regels voor de juridische verhouding tussen burgers en bedrijven
enerzijds en de overheid anderzijds. Hiertoe behoren het staatsrecht, het bestuursrecht en
het strafrecht.

Vier rechtsbronnen voor rechtsregels in het burgerlijk recht zijn:
– Wet: Een belangrijk boek voor het burgerlijk recht zijn het Burgerlijk Wetboek (BW).
Hierin worden rechten en plichten van burgers ten opzichte van elkaar beschreven.
Een ander belangrijk boek is het Wetboek van de Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
In dit boek staan vooral procedurevoorschriften voor als burgers met elkaar in een
rechtszaak verwikkeld raken.
– Jurisprundentie: Een verzameling van rechtelijke uitspraken.
– Internationaal verdrag: De internationale verdragen die ons land heeft ondertekend
horen ook bij de nationale wetgeving.
– Gewoonte: Hierin is geen sprake van een rechtsregel, maar wordt er gehandeld op
basis van wat gebruikelijk is. Dit zijn de zogeheten ongeschreven regels.

Het burgerlijk wetboek bestaat uit acht boeken te weten:
– boek 1: personen- en familierecht;
– boek 2: rechtspersonen;
– boek 3: vermogensrecht in het algemeen;
– boek 4: erfrecht;
– boek 5: zakelijke rechten;
– boek 6: algemeen deel van het verbintenissenrecht;
– boek 7: bijzondere overeenkomsten;
– boek 8: verkeersmiddelen en vervoer.

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bestaat uit vier boeken te weten:
– boek 1: de wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad;
– boek 2: van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van de vonnissen, beschikkingen en
authentieke akten;
– boek 3: van rechtspleging van onderscheiden aard;
– boek 4: arbitrage.

Bij het BW, begint elk boek met artikel 1. Als je een artikel uit het BW citeert, noem je dus

,eerst het nummer van het boek en daarna het nummer van het artikel (art. 1:4 BW is dan
boek 1 artikel 4). Bij het Rv lopen de artikelnummer in de verschillende boeken gewoon
door. Bij het citeren van een rechtsregel hoef je dus niet apart het boek te vermelden (art.
4 Rv is dan voldoende).

Het materiele deel van het recht beschrijft rechten en plichten en wordt beschreven in het
BW. Het formele recht geeft aan welke procedures gelden als een regel van materieel
recht geschonden wordt. Formeel recht wordt beschreven in het Rv.

Deel 1: personen- en familierecht

Hoofdstuk 2: Geboorte, overlijden en naam

Het BW kent twee soorten personen te weten:
– natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed;
– rechtspersonen: instellingen en ondernemingen die een zelfstandig leven leiden in
het recht.

De regels over natuurlijke personen en hun familierechtelijke relaties staan beschreven in
boek 1 van het BW. De juridische relaties tussen burgers in het burgerlijk recht bestaan uit
drie onderdelen te weten:
– vermogensrecht (boek 3 t/m 8 BW): beschrijft zakelijke relaties tussen personen;
– rechtspersonenrecht (boek 2 BW): beschrijft hoe een bedrijf of instelling zelfstandig
deel kan nemen aan het recht;
– personen- en familierecht (boek 1 BW): beschrijft de juridische positie van
natuurlijke personen en de familierechtelijke relaties tussen personen.

Bij een geboorte of een overlijden moet aangifte bij de burgerlijke stand worden gedaan in
de gemeente waar het overlijden of de geboorte heeft plaatsgevonden.

Verklaring van overlijden: Verklaring van een arts dat een persoon door een natuurlijke
oorzaak is overleden.

Rechtsvermoeden van overlijden: Verklaring van de rechtbank, gedaan op verzoek van
een belanghebbende, dat een vermiste persoon waarschijnlijk is overleden.

Iedere gemeente heeft een gemeentelijke basisadministratie (gba) waarin
persoonsgegevens van burgers zijn opgenomen. Alle gemeenten zijn via een landelijk
computernetwerk (gemnet) met elkaar verbonden. De gba bevat onder anderen de
volgende gegevens:
– naam, geboorteplaats, geboorteland;
– een administratienummer van de gba;
– burgerservicenummer (BSN);
– het adres waarop de burger inschreven staat en per wanneer;
– burgerlijke staat

Iedere burger mag zijn gegevens opvragen en is verplicht om binnen 5 dagen
verhuizingen door te geven. De gemeente is verplicht om registers van de burgerlijke
stand bij te houden. Hierin zijn aktes opgenomen die door de ambtenaar van de burgerlijke
stand zijn opgemaakt. Als een akte wordt opgemaakt, wordt dit stuk vaak opgenomen in
een van de registers van de burgerlijk stand.

,Het Besluit burgerlijke stand geeft voorschriften over de manier waarop akten moeten
worden opgemaakt, welke akten in een register moeten worden opgenomen en wat er in
een uittreksel uit een akte moet staan. Volgens art. 1:17 BW zijn er de volgende registers
de onderscheiden:
– het geboorteregister;
– het huwelijksregister;
– het register van geregistreerde partnerschappen;
– register van overlijden

De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt akten op wanneer er sprake is van
familierechtelijke aangelegenheden. Een uittreksel van een dergelijke akte, geld als bewijs
van datgene wat in de akte beschreven staat.

Ouders mogen als ze getrouwd zijn de achternaam kiezen en moeten een beslissing
maken over de achternaam van de kinderen uiterlijk bij de aangifte van hun eerste kind.
Wordt er geen keuze gemaakt dan dragen de kinderen automatisch de achternaam van de
vader. Alle kinderen van één bepaald stel hebben dezelfde achternaam. Dit geld ook
wanneer de ouders niet getrouwd zijn, maar de vader de kinderen voor of tijdens de
geboorte wel erkent.

Als de ouders niet getrouwd zijn en er is geen sprake van erkenning draagt het kind
automatisch de achternaam van de moeder. Een uitzondering hierop is wanneer het kind
later door iemand wordt erkent en en de moeder en erkenner samen beslissen dat het
kind de naam van de erkenner moet dragen.

Een achternaamswijziging moet officieel beoordeeld worden door de koningin, maar wordt
in feite beoordeeld door de minister van Justitie. Globaal gezien mag je in de volgende
situaties je achternaam veranderen:
– je hebt een belachelijke naam zoals Penis of Naaktgeboren;
– je hebt een veelvoorkomende naam, waardoor de naam geen onderscheidend
vermogen heeft;
– je hebt een buitenlandse achternaam en wilt een meer Nederlandse naam
aannemen;
– een minderjarige heeft niet de naam van degene die hem opvoedt of draagt en
andere naam dan de anderen in zijn/haar gezin.

Hoofdstuk 3: Handelingsbekwaamheid

Jongeren tot 18 jaar zijn handelingsonbekwaam. Dit wil zeggen dat je niet zelfstandig in
het recht kunt treden. Als ze toch zelfstandig rechtshandelingen verrichten, kunnen de
ouders deze handelingen achteraf ongedaan maken (vernietigen).

Mocht een minderjarige een aankoop doen dan is het afhankelijk van wat we (qua
aanschafwaarde) normaal vinden dat iemand van die leeftijd en dergelijke aankoop kan
doen of de jongere handelingsbekwaam wordt geacht (art. 1: 234 BW).

Een jongere kan bij de rechter een handlichting indienen (art. 1: 235 BW). Dit is een
verzoek om op bepaalde gebieden handelingsbekwaam te worden verklaard. In een aantal
situaties is een jongere voor zijn 18e handelingsbekwaam te weten:
– een jongere kan vanaf zijn 16e een dienstverband aangaan (zie voor de
arbeidsovereenkomst art. 7: 610 e.v. BW);

, – een 16 jarig mag zelfstandig medische beslissingen nemen en een kind van 12 jaar
of ouder, mag meebeslissen in medische vraagstukken (art. 7: 446 e.v. BW);
– minderjarigen worden door het sluiten van een huwelijk of een geregistreerd
partnerschap handelingsbekwaam (art. 1: 233 BW).

Wanneer een meerderjarige niet kan omgaan met zijn handelingsbekwaamheid, zijn er
drie mogelijkheden volgens het BW om de betrokkene tegen zichzelf te beschermen te
weten:
– Curatele (art. 1: 378 e.v. BW): De curandus (de persoon die onder curatele wordt
gesteld) is doordat hij onder curatele staat niet langer handelingsbekwaam. Er
wordt een curator aangesteld. Als de curandus rechtshandelingen verricht zonder
toestemming van de curator, kan de curator deze handeling vernietigen.
– Beschermingsbewind (art. 1: 431 e.v. BW): Hierbij is de betrokkene
handelingsonbevoegd ten aanzien van het onder bewind gestelde vermogen. Hij
kan alleen rechthandelingen verrichten met medewerking van de bewindvoerder.
Verricht de betrokkene zelfstandig een rechtshandeling die hij met medewerking
van de bewindvoerder had moeten sluiten dan is de handeling ongeldig (nietig).
Uitzondering op deze regel is dat wanneer de partij die bij de rechtshandeling
betrokken is niet wist/kon weten dan betrokkene onder beschermingsbewind staat.
– Mentorschap (art. 1: 450 e.v. BW): Bij mentorschap is de betrokkene
handelingsonbevoegd op het gebied van zorg. De door de rechter benoemd mentor
neemt beslissingen op dit gebied.

Iemand kan alleen onder curatele worden gesteld wanneer:
– iemand een gat in zijn hand heeft;
– geestelijk gehandicapt is, waardoor hij zijn belangen niet goed kan behartigen;
– door drankmisbruik zijn eigen veiligheid en die van anderen in gevaar brengt,
aanstootgevend gedrag vertoont of zijn belangen niet meer kan behartigen.

Een verzoek om iemand tot curatele mentorschap of beschermingsbewind kan door de
volgende partijen worden ingediend:
– de betrokkene;
– partner van de betrokkene;
– een bloedverwant tot in de vierde graad;
– het openbaar ministerie.

Ook een instelling waar iemand verblijft kan om mentorschap verzoeken. Wanneer de
rechter curatele afwijst, kan hij wel zonder aanvraag mentorschap of beschermingsbewind
opleggen, wanneer hij dit een passendere werkvorm vindt.

Hoofdstuk 4: Huwelijk, geregistreerd partnerschap en samenwonen

Vereisten voor het huwelijk (art. 1: 30-41 BW) zijn:
– mensen die trouwen mogen niet (meer) getrouwd zijn met iemand andere of een
partnerschap met iemand anders zijn aangegaan;
– de minimumleeftijd voor een huwelijk is 18 jaar (uitzonderingen zijn zwangerschap
of toestemming van de minister van justitie);
– een huwelijkskandidaat mag niet zo in de war zijn dat hij niet voor zijn keuze in kan
staan;
– er mag geen bloedband zijn in de derde lijn en bij een familierelatie die ontstaat
door adoptie, moet er toestemming door de minister van justitie worden verleend.

,Als na de aangifte van het huwelijk, het huwelijk wordt tegengehouden, omdat een
huwelijkskandidaat niet aan de voorwaarden voldoet, kan het huwelijk worden
tegengehouden (gestuit art. 1: 50 e.v. BW). Het Openbaar Ministerie kan het huwelijk
stuiten als er sprake is van een schijnhuwelijk (huwelijk om een verblijfsvergunning te
krijgen). Een ambtenaar van de burgerlijke stand mag niet aan het huwelijk meewerken als
hij ervan op de hoogte is dat de huwelijkskandidaten niet aan de voorwaarden voldoen.

Een huwelijk moet minimaal 14 dagen van te voren worden aangegeven (art. 1: 62 BW) en
een aangifte van een huwelijk is een jaar geldig (art. 1: 46 BW). Wanneer een
huwelijkskandidaat niet de Nederlandse nationaliteit heeft, moet hij bij de aangifte een
verklaring overleggen dat hij rechtmatig in Nederland verblijft.

Het huwelijk wordt in het bijzijn van de ambtenaar van de burgerlijke stand en ten minste 2
(maximaal 4) getuigen. Wanneer een huwelijk in een 'bijzonder huis' (bijvoorbeeld een
ziekenhuis, verpleeghuis of gevangenis) gesloten wordt, moeten er zes getuigen aanwezig
zijn. Een godsdienstige huwelijkssluiting mag pas voltrokken worden als het burgerlijk
huwelijk is gesloten.

Een huwelijk kan achteraf nietig verklaart worden door de (groot)ouders van de
echtgenoten, de echtgenoten zelf of een andere persoon met een rechtsbelang als blijkt
dat de echtgenoten niet aan de voorwaarden voldeden.

Plichten die de wet aan de huwelijkse staat verbindt zijn:
– getrouwheid, hulp en bijstand (art. 1: 81 BW);
– verzorging en opvoeding van de kinderen (art. 1: 82 BW);
– kosten van de huishouding (art. 1: 84 BW).

In principe zijn echtgenoten ook in het geheel (dus niet gedeeltelijk) verantwoordelijk voor
elkaar wederzijdse schulden (hoofdelijk aansprakelijk). Dit kan doorbroken worden doordat
een echtgenoot bij de rechtbank een verzoek indient om de hoofdelijke aansprakelijkheid
op te heffen (art. 1: 86 BW).

Situaties waarin echtgenoten het met elkaar eens moeten zijn in juridische handelingen
zijn (art. 1: 88 BW):
– buitensporige giften;
– rechtshandelingen met betrekking tot de woning;
– borg of zekerheidsstelling voor de schulden van iemand anders;
– afbetalingstransacties.

Wanneer de ene echtgenoot zonder toestemming van de andere echtgenoot een
dergelijke rechtshandeling verricht. Is die rechtshandeling vernietigbaar.

De meeste huwelijken worden gesloten op gemeenschap van goederen (art. 1:93 BW). Dit
houdt in dat je samen eigenaar bent van de bezittingen van beide partners. Het is wel zo
dat de partner die een eigendom inbrengt in het huwelijk het bestuur houdt over zijn/haar
bezit (art. 1: 97 BW).

Men kan ook kiezen om huwelijkse voorwaarden op te laten maken bij een notaris (art. 1:
114 BW). Dit is een soort convernant waarin vastgelegd wordt welk vermogen wel en niet
gemeenschappelijk is. Bij huwelijkse voorwaarden wordt er dikwijls een
verrekeningsbeding (art. 1: 132 e.v. BW) opgenomen. Dit is een afspraak over de verdelen

,van de inkomsten.

Mensen kunnen ook kiezen voor een geregistreerd partnerschap (art 1: 80 e.v. BW). Het
enige verschil met het huwelijk is dat als iemand een kind krijgt de geregistreerde partner
niet per definitie de juridische ouder is van het kind.

Wanneer mensen gaan samenwonen, is hun relatie niet vanuit het BW geregeld en zijn
mensen niet aansprakelijk voor elkaar. Mensen kunnen bij het samenwonen wel kiezen
voor een samenlevingscontract. In een samenlevingscontract wordt vaak ook een
verblijvingsbeding opgenomen. Dit zijn afspraken die van kracht zijn bij overlijden met
betrekking tot een gezamenlijke eigen woning of gezamenlijk inboedel. Tevens wordt in
een samenlevingscontract vaak ook afspraken gemaakt voor als het samenlevingscontract
wordt ontbonden.

Voor een echtscheiding (art. 1: 150 BW) moet een verzoekschrift worden ingediend bij de
rechter. Scheiden kan wanneer het huwelijk duurzaam ontwricht is. Een dergelijk
verzoekschrift kan op twee manieren:
– Gemeenschappelijk verzoekschrift: Partners verzoeken samen om echtscheiding
en hebben vaak al afspraken gemaakt omtrent bezittingen en een omgangsregeling
voor de kinderen (bij het maken van afspraken wordt vaak mediation toegepast).
– Verzoek van een van de echtgenoten: Wanneer een van beide echtgenoten wil
scheiden of partners kunnen het niet eens worden over de gevolgen van de
scheiding dan kan de scheiding ook door een van de partners worden
aangevraagd. Het traject verloopt dan als volgt:
1. indienen verzoekschrift door verzoeker;
2. betekenen (afgifte door een deurwaarder) van het verzoekschrift bij de
verweerder;
3. indienen verweerschrift door verweerder;
4. indien nodig mondelinge behandeling ter zitting'
5. beschikking (antwoord of het verzoekschrift) door de rechter eventueel
aangevuld met nevenvoorzieningen (uitspraak over de gevolgen van de
scheiding);
6. inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand.

Ouders die gaan scheiden (of een samenlevingscontract/geregistreerd partnerschap
ontbinden) zijn verplicht om een ouderschapsplan op te stellen. Wanneer het
verzoekschrift voor een scheiding door een van de echtgenoten wordt ingediend kan de
verweerder verstek laten gaan. Dit houdt in dat hij niks van zich laat horen en daarmee
instemt met alle voorstellen van de verzoeker.

Wanneer mensen gaan scheiden, moeten er afspraken worden gemaakt over de gevolgen
van de scheiding (nevenvoorzieningen (art. 827 Rv). Nevenvoorzieningen kunnen over de
volgende onderwerpen gaan:
– partneralimentatie/kinderalimentatie;
– scheiding van bezittingen (boedelscheiding);
– gezag, omgangsregeling en verblijfplaats kinderen;

Wanneer er acuut een regeling nodig is vanwege een ernstig verstoorde relatie dan kan
de rechter voor de scheidingsduur ook een voorlopige voorziening (art. 821 Rv)
beschikken. Tegen een voorlopige voorziening kan geen beroep, bezwaar of cassatie
worden aangetekend.

,Een geregistreerd partnerschap kan ontbonden worden op twee verschillende manieren
(art. 1: 80c BW)
– Ontbinding met wederzijds goedvinden: Men maakt afspraken die vervolgens
worden ondertekend door een advocaat of notaris;
– Ontbinding op verzoek van een van de partners: dezelfde procedure geld als bij een
scheiding.

Hoofdstuk 5: ouderschap en gezag

De moeder van een kind is de vrouw die het kind ter wereld brengt (art. 1:198 BW). Deze
regel geld ook wanneer er sprake is van draagmoederschap. De barende vrouw is de
moeder. De enige uitzondering op deze regel is adoptie.

Volgens art. 1: 199 BW is de juridische vader van een kind de man die:
– bij de geboorte van het kind, met de moeder getrouwd is;
– het kind erkend heeft;
– door de rechter als vader aangewezen is;
– het kind heeft geadopteerd.

Een vader, moeder of kind kunnen ook het vaderschap juridisch ontkennen, wanneer
aangetoond kan worden dat de juridische vader niet de biologische vader is (art. 1: 200
e.v. BW).

Een man (een vrouw kan dus nooit een kind erkennen, ook niet in een lesbische relatie)
van minimaal 16 jaar kan een kind erkennen (art 1: 203) behalve als het kind al een vader
heeft (gehad). De moeder moet hiervoor toestemming geven. Als het kind ouder is dan
twaalf jaar moet het kind ook toestemming geven en als het kind ouder is dan 16 jaar hoeft
alleen het kind toestemming te geven. Een kind kan ook voor zijn geboorte worden
erkend. Een kind kan ook erkend worden bij een notariele akte. Hierdoor kan de vader
gedurende zijn leven anoniem blijven, maar wordt het kind wel meegenomen in zijn
nalatenschap.

Wanneer moeder en kind kunnen aantonen dat iemand de biologische vader, dan kunnen
ze de erkenning van het vaderschap afdwingen bij de rechter (art. 1: 207 BW). Dit kan
alleen wanneer er nog geen andere juridische vader in het spel is.

Geadopteerd wil zeggen dat het kind door een uitspraak van de rechter een nieuwe vader
en/of moeder heeft gekregen (art. 1:227 BW). Dit kan alleen wanneer het kind van zijn
eigen ouders niet veel te verwachten heeft. De eigen ouders (en wanneer het kind ouder
dan 12 jaar is ook het kind) hier toestemming voor geven en wanneer het een minderjarig
kind betreft. Adoptie is mogelijk voor echtparen, samenwonenden, en alleenstaanden.

Gevolgen die de wet verbind aan juridisch ouderschap zijn:
– Gezag: Ouders mogen meestal het kind opvoeden vertegenwoordigen in juridische
zaken. Wanneer de ouders niet in staat zijn het gezag uit te oefenen, wordt er een
voogd benoemd die het gezag op zich neemt (voogdij).
– Omgang: Wanneer een ouder geen gezag heeft, heeft hij/zij vaak wel het recht om
het kind te zien.
– Onderhoudsplicht: Ouders moeten de kosten betalen voor de verzorging en
opvoeding van hun kind.
– Achternaam: Het kind draagt vaak de naam van een van de ouders.

, – Erfgenaam: Een kind is wettelijk erfgenaam.
– Nationaliteit: Een kind heeft vaak de nationaliteit van de ouders.
Wanneer een rechter een uitspraak doet over gezag, voogdij of een omgangsregeling is hij
verplicht kinderen ouder dan 12 jaar in een dergelijke zaak te horen. Wanneer een kind
geboren wordt binnen een huwelijk (art. 1: 251 BW) of een geregistreerd partnerschap
wordt geboren, krijgen beide partners van rechtswege (automatisch dus) het gezag.

Na beeindiging van een huwelijk of geregistreerd partnerschap, blijven in principe beide
partners het gezag houden. Men kan de rechter verzoeken om een ouderregeling. Dit is
een rechterlijke uitspraak waarin de rechter de taken in de opvoeding en verzorging tussen
de ouders verdeelt en waarin hij ook kan beslissen bij wie het kind woont. Wanneer (een
van de) de ouder het gezamenlijk gezag onverantwoord vind(en), kan men de rechter
verzoeken om het gezag aan een van de ouders toe te wijzen (art. 1: 252 lid 2 BW).
Ouders kunnen hier in een later stadium ook om verzoeken als door gewijzigde
omstandigheden een bepaalde ouder niet in staat is het gezag uit te voeren.

Wanneer mensen samenwonen, heeft in principe alleen de moeder het gezag. De vader
kan doormiddel van het erkennen van een kind het gezag verkrijgen als hij samen met de
moeder hiervoor een verzoekschrift indient bij de rechter. Bij een lesbisch stel kan de
samenwonende vrouw het kind niet erkennen (dit kan alleen door een man worden
gedaan), maar er kan wel om gedeeld gezag worden verzocht op grond van art. 1: 253t
BW.

Iedere rechtbank houdt een gezagsregister bij waarin wordt beschreven welke gerechtelijk
uitspraken er zijn gedaan met betrekking tot het gezag over minderjarige kinderen (art. 1:
244 BW).

Ouders kunnen in hun testament een voogd benoemen. Deze voogd kan de voogdij ook
weigeren. Als de voogd weigert of er is geen voogd aangewezen in het testament dan
benoemd de kantonrechter een voogd in overleg met het kind en de familie. Een voogd en
niet voogd kunnen vervolgens als ze dat willen om gezamenlijk voogdij verzoeken (art. 1:
282)

Voogdij kan ook worden uitgevoerd door een instelling, zoals bureau jeugdzorg. Ouders
zijn onderhoudsplichtig en moeten hun kind ook zelf verzorgen. Een voogd heeft de
onderhoudsplicht niet en mag de zorg van het kind ook uitbesteden (bijvoorbeeld een
maatschappelijk werken die de zorg uitbesteed aan een pleeggezin).

Ouders hebben het recht en de plicht op omgang met hun kind (art. 1: 377a BW). Dit recht
geld ook voor anderen die nauw betrokken zijn bij het kind. Het recht op omgang kan in de
volgende situaties door de rechter worden geweigerd:
– Wanneer de omgang nadelig is voor het kind.
– De rechthebbende niet geschikt is voor omgang met het kind.
– Een kind ouder dan 12 jaar aangeeft geen omgang te willen.

Een jongere die ouder is dan 12 jaar kan als hij het niet eens is met de omgangsregeling
de rechtbank via de brief om een omgangsregeling verzoeken zonder dat hij/zij daarvoor
een wettelijke vertegenwoordiger nodig heeft (art 1: 377 BW).

Als de Raad van de Kinderbescherming te maken krijgt met een situatie waarin kinderen in
de knel zitten, kan de Raad de rechter verzoeken om een kinderberschermingsmaatregel.
De kinderbeschermingsmaatregelen zijn:

, – Onder toezichtstelling (art 1: 254 BW): Het gezin wordt begeleiding door een
gezinsvoogd van bureau jeugdzorg. De ouders verliezen niet het gezag, maar zijn
verplicht zich te laten begeleiden. Met een machtiging van de rechter kan het kind
ook uit huis worden geplaatst. Een onder toezichtstelling duurt maximaal een jaar
en de rechter beslist of de maatregel moet worden verlengt.
– Ontheffing (art. 1: 266 BW): Wanneer een ondertoezichtstelling mislukt of er is een
andere reden (verslaving, geestelijke handicap etc) waardoor ouders niet in staat
zijn het gezag uit te voeren, dan kunnen ze van hun gezag worden ontheven.
– Ontzetting (art. 1 269 BW): Wanneer ouders hun kind mishandelen, verwaarlozen
of misbruiken dan kunnen zij uit hun gezag ontzet worden.

Deel 2: Erfrecht

Hoofdstuk 6: Erfrecht

Het erfrecht behoort tot het vermogensrecht en is geregeld in Boek 4 van het BW. Het kent
twee systemen te weten:
– Wettelijk erfrecht: Wanneer iemand geen testament heeft gemaakt, valt men terug
op hoe het erfrecht in de wet is geregeld. Echtgenoot en kinderen zijn dan de eerst
aangewezen erfgenamen en daarna andere familieleden. Om deze reden wordt het
erfrecht ook versterferfrecht genoemd.
– Testamentair erfrecht: De erflater maakt een testament bij de notaris waarin de
erfenis wordt geregeld.

Enkele begrippen zijn:

Erflater: Degene die iets nalaat.
Nalatenschap: Ander woord voor erfenis. Dit kan ook negatief zijn. Wanneer bij een
huwelijk een van de partners komt te overlijden, is de helft van het
gezamenlijke vermogen de nalatenschap.
Erfgenaam: Rechtsopvolger of degene die aanspraak maakt op de erfenis.
Erfdeel: Deel van de erfenis waar een specifieke erfgenaam recht op heeft.
Legaat: Het verschil met een erfdeel is dat iemand die een legaat toegewezen
krijgt, in principe niet de rechtsopvolger wordt van de overledene. Hij/zij
heeft alleen recht op het deel dat hem/haar is toegewezen, en is verder
niet aansprakelijk voor eventuele schulden. Het kan ook zijn dat een
legaat wordt toegewezen aan iemand die tevens ook erfgenaam is
(bijvoorbeeld dat de sieraden van moeder overgaan op haar dochter en
niet op haar zoon).
Legataris: Degene die een legaat toegewezen krijgt. De legataris mag een legaat
ook (gedeeltelijk) verwerpen. Dit hoeft niet via een officiële weg. De
legataris mag zelf weten hoe hij/zij dit kenbaar maakt.
Onwaardige Iemand die niet waardig is om te erven, omdat hij bijvoorbeeld de erflater
erfgenaam: heeft vermoord, of door middel van dreigement in het testament is
opgenomen.
Codicil: Naast een legaat, kan er wat betreft de inboedel, kleding of sieraden ook
gebruik gemaakt worden van een codicil. Dit is een briefje wat door de
erflater geschreven, gedateerd en ondertekend wordt. Hierin wordt
aangegeven aan wie de erflater, wat nalaat. Een voordeel is dat het
makkelijk op te stellen is. Een nadeel is dat het ook makkelijk in verkeerde
handen kan komen of kwijt kan raken.

, Een erfgenaam mag zelf beslissen of hij een erfenis aanvaard of verwerpt (art. 4: 190
BW). Het verwerpen van een erfenis moet door het afleggen van een daartoe strekkende
verklaring bij de griffie (het secretariaat) van de rechtbank in de woonplaats van de
overledene (art. 4: 192 BW). Deze verklaring word ingeschreven in het boedelregister van
de rechtbank.

Het (zuiver) aanvaarden van een erfenis hoeft niet perse door een verklaring. Dit kan ook
blijken uit daden van aanvaarding (het verkopen van spullen uit de nalatenschap of het
verdelen van bezittingen art. 4: 191 BW). Eenmaal een erfenis aanvaard dan kun je dit niet
meer ongedaan maken (art. 4: 190 lid 3 BW). Wanneer je te lang wacht met het al dan niet
aanvaarden van een erfenis, kan de kantonrechter op verzoek van andere
belanghebbenden (schuldeisers, of andere erfgenamen) een termijn stellen waarin je een
beslissing genomen moet hebben. Ben je te laat, dan heb je daarmee de erfenis aanvaard
(art. 192 lid 2 en 3 BW).

Wanneer je een erfenis beneficiair (ook wel aanvaarden onder het voorrecht van
boedelbeschrijving) aanvaard, kunnen de schulden van de erflater niet verhaald worden
op de erfgenaam. Alle schulden zullen moeten worden verrekend met de erfenis. De
regels voor het vereffenen van schulden wordt vastgelegd in art. 4: 202 BW. Als een van
de erfgenamen de erfenis benificiair, dan geld dit meteen voor alle erfgenamen (art. 4:
195).

Wanneer de erfgenaam minderjarig is, of onder curatele staat, kan de wettelijke
vertegenwoordiger (ouders of curator) de erfenis alleen beneficiair aanvaarden. Ze kunnen
ook een machtiging bij de kantonrechter aanvragen om de erfenis te verwerpen.

De erflater kan de erfenis ook onder bewind stellen (art. 4: 135 e.v. BW). Dit houdt in dat
de erfgenaam niet zelf mag bepalen wat hij met de erfenis doet. De erflater kan een
bewindvoerder in het testament vermelden. Wanneer hij dit niet doet, wordt bij een erfenis
onder bewind, door de kantonrechter een erfgenaam benoemd. Tevens kunnen
schuldeisers geen aanspraak maken op het vermogen dat voortvloeit uit de erfenis. Het
bewind kan worden vastgelegd voor bepaalde en onbepaalde tijd. De erfgenaam kan na
vijf jaar de rechter verzoeken om het bewind in te trekken op voorwaarde dat hij aan kan
tonen dat hij verantwoord met de erfenis om kan gaan.

Hoofdstuk 7: Wettelijk erfrecht

In het erfrecht gelden voor echtgenoten dezelfde regels als voor geregistreerde partners
(art. 4: 8 BW). Het BW verdeeld binnen het wettelijk erfrecht de erfgenamen in vier
groepen. Wanneer er geen erfgenaam uit groep 1 beschikbaar is gaat de erfenis naar de
erfgenaam uit groep 2 en zo door. De groepen zijn:
– Groep 1: Dit zijn de echtgenoot en de kinderen (hieronder vallen geen pleeg- of
stiefkinderen, maar wel adoptiefkinderen).
– Groep 2: Ouders, broers en zussen van de erflater. Ouders erven ieder ten minste
een kwart. Bij halfbroers of halfzussen, erft de betreffende halfbroers/zus slechts
een half erfdeel.
– Groep 3: Grootouders van de erflater.
– Groep 4: Overgrootouders van de erflater.

Wanneer er in geen enkele groep erfgenamen zijn, vervalt de erfenis aan de staat. Bij het
erfrecht is de bloedverwantschap van belang. Dit valt in te delen in:
– Rechte lijn: Mensen die van elkaar afstammen (bijvoorbeeld opa → kleinkind).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller believer1988. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  9x  sold
  • (3)
  Add to cart