Dit is een complete, volledige en uitgebreide samenvatting van alle hoorcolleges van het vak Forensische Psychiatrie, onderdeel van de master Forensische Criminologie. De samenvatting is ingedeeld per week.
HC1: Introductie vak, psychische stoornissen, diagnostiek en
behandeling #1
Relevantie psychiatrie bij criminologie:
Van alle delinquenten heeft 60% een psychische stoornis, 60% een verslaving, 80% een
uitkering of geen werk, 57% heeft schulden en 35% een lichtverstandelijke beperking. Dit
alles hangt vaak ook weer met elkaar samen: door je stoornis ga je middelen gebruiken; of je
gaat middelen gebruiken en daardoor ontstaat je stoornis. Deze omstandigheden maken het
ingewikkelder een baan te krijgen of te onderhouden.
Hoe verder in de strafrechtsketen hoe hoger het percentage gestoorden
Een psychische stoornis kán een rol spelen in delinquent gedrag
Er is vanaf 2011 een stijging te zien in het aantal meldingen bij de politie over verwarde personen.
Een aantal verklaringen:
Het gaat om het aantal meldingen en dus niet om daadwerkelijk aantal verwarde personen.
Meer aandacht door bijv. de media zorgt ook voor het meer zien en dus meer melden.
Het kan zijn dat de groep verwarde personen daadwerkelijk groter wordt. Kan samenhangen
met de coronacrisis, maar ook met het feit dat bevolking op zichzelf ook groeit.
Zichtbaarheid op straat groeit i.p.v. groep verwarde personen. Kan komen door (1) definitie
van de zorg is veranderd, (2) bezuinigingen in de zorg waardoor meer mensen met een
psychische stoornis op straat komen te staan of (3) samenleving is ingewikkelder geworden.
Tegenwoordig dergelijke groep personen met verward of bijzonder gedrag genoemd. Docent geeft
zelfs voorkeur aan personen met onbegrepen gedrag. De stijging in het aantal meldingen zegt
namelijk meer iets over de melders dan over de daadwerkelijke personen met verward gedrag.
Personen met een psychiatrische stoornis worden door het strafrecht als kwetsbaar en minder
verantwoordelijk gezien. De verantwoordelijkheid wordt in sommige gevallen als het ware over
genomen door advocaten of andere derden, zodat iemand alsnog de juiste hulp en rechten krijgt.
Gedragskundigen helpen de rechter door gedragskundig advies te geven. Daarnaast is het mogelijk
om speciale sancties op te leggen, zoals een PIJ-maatregel bij jeugdigen waarbij gedragskundig advies
zelfs is vereist. Of tbs waarbij naast een psychische stoornis ook een ernstig delict en gevaar voor
herhaling is vereist.
Begripsbepaling
Psychiatrie: kijkt naar de geest en wat voortkomt uit het brein (gedachten, gevoelens, gedrag)
Neurologie: kijkt naar wat zichtbaar aan de hand is met het brein d.m.v. hersenscans/testjes
Psychologie: kijkt naar de leer van de psyche en stelt dat iets afwijkend is van het normaal.
Het is dus minder zwart-wit en minder ziek-gezond.
Forensische psychiatrie: een hulpwetenschap van het recht
Psychopathologie: leer van de ziekte van de geest (patho betekent ziekte)
Psychodiagnostiek: onderscheiden van wat er aan de hand is
Nosologie: classificeert een stoornis / geeft er een naam aan (nosos betekent ziekte)
Kortom: psychiatrie richt zich op de mind en de neurologie richt zich op het brein. De psychologie
richt zich meer op het sociale aspect. Psychopathologie richt zich op het zieke brein en
psychodiagnostiek richt zich op het onderscheiden van deze ziektes.
Een psychiater gaat tijdens de anamnese eerst kijken hoe het gesteld is met het denken, voelen,
willen, handelen en bepaalde eigenschappen van een persoon. Soms komt het voor dat je beschikt
over bepaalde symptomen en als deze symptomen in een bepaalde vaste samenstelling voorkomen,
,dan heb je een syndroom. NL is wereldkampioen forensische zorg leveren: bij 1 op de 4 wordt er
namelijk gekeken wat er met die persoon aan de hand is en dat is internationaal gezien heel veel.
Functiestoornissen kunnen op verschillende gebieden voorkomen:
Cognitieve functies (denken): bewustzijn, intellectuele vermogens, oordeelsvermogen,
waarneming en denken
Affectieve functies (gevoelsleven): stemming (het klimaat; grondtoon) en affect (het weer;
kan op en neer gaan)
Conatieve functies (handelen): executieve functies (emotieregulatie, flexibiliteit, planning) en
psychomotoriek (bewuste en gestuurde beweging vanuit de hersenen)
De psychiatrie kijkt meer dichotoom: je hebt een stoornis of je hebt het niet. De psychologie kijkt
meer dimensioneel: als een normaalverdeling.
Zeven visies op een psychiatrische stoornis:
Het is een pathofysiologische afwijking (bijv. in de hersenen > moet gaan om fysiek domein)
Je hebt verlies van betekenis
Er is sprake van schadelijke disfunctie
Het is een sociaal construct > iets wat geconstrueerd is in de samenleving zodat mensen
onder een bepaalde richting gekwalificeerd konden worden. Maar: oppassen voor misbruik.
Poetin bijv. doet dit wel door mensen die politiek anders denken te kwalificeren als gestoord
Zorgt voor onvermogen om het ‘goede leven’ te leiden
Zorgt voor leed > niet alleen jij, maar ook de mensen in je omgeving
Zorgt voor beperkingen waar mensen zelf niet mee kunnen omgaan
Kortom: we hebben met elkaar afspraken gemaakt over wat we vinden dat psychische stoornissen
zijn. Dit ligt vast in de DSM-5. De overkoepelende definitie voor een psychische stoornis is het lijden
van een patiënt of het lijden van de omgeving en het disfunctioneren.
Geschiedenis van de psychiatrische classificatie
Emil Kraepelin (1856-1926): eerste persoon die zei dat er afspraken gemaakt moesten worden over
het classificeren van psychische stoornissen. De DSM is in de afgelopen 60 jaar veranderd en
ontwikkeld. Dit heeft ermee te maken dat de samenleving ook veranderd. Zo werd homofilie in een
eerdere versie nog als afwijkend geclassificeerd en tegenwoordig is gameverslaving er weer bij
gekomen. Inmiddels zitten we in de vijfde editie.
Psychische stoornis volgens de DSM-5:
Het moet gaan om klinische significante symptomen in de psychische functies
Belangrijk is dat het kan gaan om disfuncties in de psychologie, biologie en ontwikkeling
Significant aan het lijden + beperkingen in functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied
Exclusieve criteria: bepaalde reactie op stressor/verlies past niet binnen cultuur > in sommige
culturen is het bijv. normaal om lang te rouwen en andere culturen weer niet
Exclusieve criteria: Deviant gedrag als gevolg van individueel disfunctioneren > mag anders
niet worden gebruikt als excuus voor stoornis
DSM-5 vertelt alleen niet hoe een psychische stoornis kan ontstaan. Er staat slechts dat je aan een x-
aantal symptomen moet voldoen om een bepaalde stoornis te hebben. Hierdoor kan het dus ook
voorkomen dat twee personen totaal verschillende symptomen hebben, maar toch dezelfde stempel
krijgen. Maar: dat iets volgens de DSM-5 als stoornis wordt gezien, betekent niet automatisch dat het
juridisch ook als stoornis wordt gezien.
Beperkingen van de DSM en kritiek op de DSM:
, DSM is atheoretisch: probeert mens in één woord samen te vatten, maar daar doet een mens
nooit recht aan met al zijn eigenschappen en kenmerken
De validiteit is schijn: het lijkt duidelijk en valide maar onder één naam kunnen nog steeds
verschillende dingen worden gezien en ook mensen reageren verschillend. Dus: niet
consistent en daarmee ook niet echt wetenschappelijk betrouwbaar
Normaliteitsgrenzen: ben je vier verschillende dingen als je op alle vier positief scoort?
Onderlinge grenzen: heb je verschillende stoornissen of is er één ding aan de hand dat zich
op verschillende manieren uit?
NAO (Niet Anders Omschreven): restcategorie als je net niet aan een stoornis voldoet, maar
wel gebaat bent bij hulp. Is dus wel weer handig voor bijv. de verzekeraar zodat je toch
ergens onder geschaald kunt worden om bijbehorende hulp te financieren
Comorbiditeit: vaak tegelijkertijd bestaan van meerdere stoornissen
Cultuurgebondenheid: hoe cultuur tegen jou en je stoornis aankijkt
Belangen: het is geschreven voor o.a. de farmaceutische industrie die hier weer belang bij
heeft om recepten en medicijnen voor te schrijven
Classificatie, diagnose en behandeling
Er zit een verschil tussen de classificatie en de diagnose:
Een classificatie beschrijft een stoornis (1) op groepsniveau, (2) is
bedoelt voor onderzoek, (3) maar niet bepalend of behandeling nodig
is en (4) is een onderdeel van de diagnostiek
Een diagnose is (1) op individueel niveau, (2) omvat factoren die van
invloed zijn op het beloop van de behandeling, (3) is bepalend of
behandeling is geïndiceerd en (4) is een onderdeel van de
indicatiestelling
Anders gezegd: de classificatie is een onderdeel van de diagnostiek en de
diagnostiek is weer een onderdeel van de indicatiestelling. De diagnose beschrijft een stoornis en
geeft ook mogelijke oorzakelijke verklaringen van een syndroom in een bio-psycho-sociaal
perspectief.
Voor het behandeling-aspect gebruiken we het volgende voorbeeld: we hebben een 44-jarige
werkloze man met een eenmalige depressieve stoornis van matige intensiteit. Hij is in zijn jeugd
affectief verwaarloosd en heeft momenteel suikerziekte. De depressie is ontstaan na het overlijden
van zijn echtgenote, hij was al bekend met een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis en in zijn familie
komen depressies voor.
Om een behandeling te indiceren moet er worden gekeken naar mogelijke (oorzakelijke) factoren:
Kwetsbaar makende factoren: familiaire belasting, afhankelijkheidsstoornis, suikerziekte
Uitlokkende factoren: overlijden echtgenote
In stand houdende factoren: werkloosheid
, Het is al heel oud om persoonlijkheden te onderscheiden. Hippocrates en Galenus deden dit bijv.
d.m.v. de temperamentenleer:
Flegmatisch (slijm) > beetje onverschillig maar positieve stemming > linksboven
Cholerisch (gele gal) > positieve stemming en veel energie > linksonder
Sanguinisch (bloed) > veel energie maar niet altijd positief (komt meeste voor in
forensische psychiatrie) > rechtsboven
Melancholisch (zwarte gal) > stemming is wat down en laag energieniveau > rechtsonder
Carl Jung (1875-1961) borduurde hier op voort en kwam met de typologie introvert en extravert. Hij
keek dus meer naar eigenschappen. Dit leidde uiteindelijk tot de Big Five die aangeeft dat mensen
bepaalde persoonlijkheidstrekken hebben en hier in meer of mindere mate over beschikking:
Emotionaliteit
Extraversie vs. introversie
Openheid vs. geslotenheid
Altruïsme vs. egoïsme
Consciëntieusheid
In de forensische psychiatrie gebruiken we de MMPI. Dit is een persoonlijkheidsvragenlijst waar 10
trekken in voorkomen. Daarnaast wordt er gebruikgemaakt van projectieve testen; zie je
voornamelijk terug in films omdat dat er leuk uit ziet. Tegenwoordig wordt dit niet meer zo vaak
gebruikt. De Roschach is een voorbeeld van een projectieve test. Hierbij krijg je een ambigue inktvlek
te zien en jij moet dan aangeven wat je erin ziet. Dit zou dan iets zeggen over je persoonlijkheid.
De psychodynamische theorie van Freud:
Id: houdt zich bezig met de onmiddellijke bevrediging van fysieke basisbehoeften en driften.
Gaat dus over het driftleven, eros (liefde/seksualiteit) en tanos (dood/agressie). Is relevant
omdat we het in de forensische wereld voornamelijk over zeden- en agressiedelicten hebben
Ego: bemiddelaar tussen de id en de superego, zodat persoon normaal kan functioneren in de
maatschappij. Forensisch gezien kan hier op ingespeeld worden door afweermechanismes.
Een gezond mechanisme (sublimatisch) is bijv. het handhaven van je agressie door
vechtsport. Een ongezond mechanisme is bijv. de borderline die zwart-wit denkt en daardoor
de id en de superego lastig kan managen > door splitsing lastig functioneren in maatschappij.
Superego: het geweten of het moreel kompas dat zich vanaf het vijfde levensjaar ontwikkeld
door voornamelijk de opvoeding. Kan de id onderdrukken, of kan een schuldgevoel geven als
de id tijdelijk sterker was.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Thesso. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.