Week 5: De ficties van artikel 6,8 en 11 SW................................................................................................... 48
Werkgroep 5:......................................................................................................................................................57
Week 6: Fictiebepalingen artikelen 12,13 en 13a SW....................................................................................62
Werkgroep 6:.....................................................................................................................................................70
Week 8: De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten..................................................................................................... 83
Werkgroep 8:......................................................................................................................................................98
Week 9: Voorkoming van dubbele belasting............................................................................................... 104
Werkgroep 9:....................................................................................................................................................111
Week 1; Inleiding
,Wat wordt belast in de Successiewet? Staat in art 1 lid 1 SW. Er moet verkregen worden van
iemand die ten tijde van het overlijden in NL woonde. Dat is voor nl het uitgangspunt om te
mogen heffen.
Rechtsgronden
Verschil boedelbelasting en verkrijgersbelasting
je kan het zien als boedelbelasting waarbij je een eindheffing over het totale vermogen
van de overledene doet. Je kan ook zeggen iemand overlijdt en dat vermogen gaat naar
andere personen en die krijgen opeens meer dan dat ze hadden. Als inkomen is belast is het
ook eerlijk om ander inkomen te belasten; bijv krachtens erfenis of schenking.
In NL hebben we een verkrijgersbelasting: de verkrijgers worden belast.
Juridische motieven ten grondslag aan de erf- en schenkbelasting:
- Draagkrachtbeginsel; is een beetje de leidende rechtsgrond voor deze belasting.
- Buitenkansbeginsel: je krijgt zomaar een cadeautje in de schoot geworpen; je
hoeft er niks voor te doen behalve je hand op te houden en dat is eig een buitenkans.
Als wij iets waarvoor je arbeid moet verrichten gaan belasten moeten we zo’n
buitenkans al helemaal belasten.
- Beginsel van de minste pijn; de overledene is dood dus die kan er niet over klagen en
als je als verkrijger toch die 2 miljoen krijgt, je had er toch niet op gerekend, dus kan
je er ook belasting over betalen;
- Loon naar werken: als je werkt voor je centen, dan moet je er ook belasting over
betalen. Dus als je het zonder werken krijgt, dan is het oneerlijk als je er niet over
hoeft te betalen;
- Profijtbeginsel: hoe meer je hebt, hoe meer je profiteert van de diensten van de
overheid. “Als je niks hebt te verliezen, dan maakt het ook niet uit of de politie zijn
werk doet”.
Economische motieven
Welfaristische motieven (maximalisatie van de welvaart)
- Onbedoelde nalatenschappen: planning om niks na te laten je dacht ik ga lekker
genieten, maar helaas voortijdig overlijden. Niet genoeg tijd gehad om je geld op te
maken. Je had niet de bedoeling om iets na te laten. Wat is dan het nut van het
vermogen voor de erflater; nihil want je wilde het gebruiken maar dat kan niet want
je bent overleden. Vanuit dit perspectief zou je kunnen zeggen dan kan je 100%
belasten want voor de erflater heeft het geen nut meer dus kan het net zo goed
helemaal naar de staat toe. Nuance is dat er een verkrijger is waarbij zijn nut nihil
wordt omdat er 100% belast wordt op zijn verkrijging.
- Bedoelde nalatenschappen: als ouders iets willen nalaten aan hun kinderen.
Of vrijgevigheid je vindt iemand lief en wil die persoon bij jou overlijden
verzorgd achterlaten.
Of als beloning voor geboden steun je bent zo blij dat iemand jou verzorgt dat
je iemand iets wil geven. Dan is het een beloning voor geboden steun en is er iets wat
jij met dat vermogen wil. Als belastingheffing in het spel komt kan dat invloed
hebben op de manier waarop jij gaat handelen want belastingheffing levert minder
op voor die verkrijgende persoon. Dat kan dus het gedrag van de belastingplichtige
beïnvloeden.
, - Je zegt we moeten het belastingsysteem zo inrichten dat het optimaal is voor de
gezamenlijke welvaart in nl. de sociale welvaart van een persoon wordt bepaald door
hoeveel goederen en diensten je kan consumeren x hoeveel vrije tijd je hebt. Over
het algemeen gaat deze leer ervanuit dat als je vermogen hebt en je het kan
besteden op de manier waarop jij dat wil dat je dat besteed op een manier waarop je
jouw nut het meest verhoogt. In hoeverre heeft het invoeren van een
belastingheffing invloed op de manier waarop een persoon besluit te handelen. We
hebben erfbelasting, in hoeverre beïnvloed dat de handelingen van de
belastingplichtige en gaat die daarmee andere dingen doen met dat vermogen dat
belast wordt door de erfbelasting. Je wil eig degene zijn die er zo min mogelijk voor
zorgt dat iemand anders gaat handelen door die belastingheffing.
Particularistische principe versus universalistische principe (=iedereen heeft recht op
gelijke kansen en het is terecht als er verschillen zijn in de wereld maar dat moet wel
eerlijk zijn. Als jij een rijke papa hebt en daar zonder wat voor te doen veel geld voor
krijgt is dat niet eerlijk dus dat zou een argument kunnen zijn om veel te belasten.
- In eerste plaats nalatenschap bestemd om mijn nabestaanden een goede toekomst
te geven vs. niet alleen voor de nabestaanden zorgen maar ook voor de maatschappij
als zodanig
Herverdelings- en budgettaire functie
- Eerlijk de last verdelen onder alle burgers
- Budget nodig voor de overheid
Heffing in het algemeen over;
- Verkrijging krachtens erfrecht Versterf, makingen, legaten, lastbevoordeling;
- Fictieve verkrijgingen krachtens erfrecht fictief; je krijgt niet iets krachtens eb
maar het wordt wel op deze manier belast. Dat wordt dus met fictie gelijkgesteld.
Artt. 6,8,9,10,11,12,13 en 13a zijn de fictieve verkrijgingen krachtens erfrecht;
- Verkrijging krachtens schenking;
- Fictieve verkrijgingen krachtens schenking bijv art 11 lid 1 en art 15 SW.
Definitie schenking volgens art 1 lid 7 SW: Schenking voor SW gedefinieerd als gift
Wat is een gift? 7;186 lid 2 BW. Zitten veel dezelfde elementen in maar het verschil is om
niet; een gift hoeft niet om niet te zijn. Schenking is dus een ovk; een tweezijdige
rechtshandeling en een gift kan ook in een andere handeling dan een schenking verstopt
zitten. Bijv ik verkoop jou mijn wettenbundel die 50 eu waard is en ik vraag er 25 eu voor. De
titel is dan koop maar er zit een materiele bevoordeling in voor jou en dan is het een gift. Je
moet wel de bedoeling hebben met die rechtshandeling om iemand te verrijken ten koste
van je eigen vermogen = wilsbevoordeling. Iedere schenking is een gift, maar niet iedere gift
is een schenking.
Woonplaats van erflater/schenker ten tijde van overlijden/schenking in NL
- Belang van woonplaats, art. 4 AWR Naar “de omstandigheden” beoordeeld
Inschrijving in basisregistratie is vaak niet relevant
- Criteria bepaling woonplaats
- Fictieve woonplaats; 2 ficties;
1 is genoemd in artikel 2 Successiewet. Als Hoekstra besluit om naar Brussel te
verhuizen, zijn zij dan nog inwoner van NL, nee ze wonen in Brussel. Kun je dan
, zeggen dat ze niet meer onderworpen zijn aan de belastingheffing, nee als jij als
Nederlander wordt uitgezonden voor een politieke functie dan word jij nog steeds
aangemerkt als iemand die in NL woont. Als jij dan komt te overlijden kan NL nog
steeds eb heffen.
andere fictie; artikel 3 lid 1 en 3 lid 2 Successiewet. Let op: Als jij verhuist naar
België en je laat naturaliseren naar een Belg, dan stopt die 10 jaar termijn want dan
houdt je Nederlanderschap op.
- Je gaat kijken waar is de centrale levensplaats van de persoon; waar is je gezin, je
werk, je sociale clubjes, hoeveel dagen ben je op welke plek. Over het algemeen heeft
iedereen 1 woonplaats die moet worden beschouwd als zijn juridische woonplaats. Er
zijn uitzonderingen mogelijk waarbij mensen 2 woonplaatsen hebben.
Verkrijgersbelasting we kijken naar de verkrijger, die is belast. Maar om te kijken of er
überhaupt geheven moet worden, wordt er gekeken naar de woonplaats van erflater of
schenker.
Tijdstipbelasting wordt vastgesteld op moment van overlijden of schenking. Invloeden
voor en na dat tijdstip zijn in beginsel niet relevant
Verkrijging krachtens erfrecht
Versterferfrecht
Testamentair erfrecht
- Erfgenaam (iemand die meedeelt in de geheel nalatenschap)/(sub)legataris (iemand
die een bepaald goed o.i.d. krijgt)
- Lastbevoordeelde; wat als ik wil dat erfgenaam wel vermogen krijgt maar vind dat hij
een deel moet afstaan aan goede doelen. Dan kan je of een sublegaat opleggen en
daarin het goede doel benoemen of je kan zeggen ik leg jou de last op om een deel
van je verkrijging op te leggen aan een goed doel, dan mag de erfgenaam kiezen welk
goed doel dat is.
Het juridische verschil tussen last en een legaat: een legataris krijgt een
vorderingsrecht. Als iemand een legaat niet uitvoert kan een belanghebbende
daartegen opkomen en dan kan een vervallenverklaring worden aangevraagd en dan
vervalt die verkrijging aan wie het legaat is opgelegd. Een last is geen vorderingsrecht
dus diegene kan niet naar de erfgenamen lopen en zeggen betaal maar.
persoonlijke en onper|”soonlijke last; bij een persoonlijke last kan iemand worden
aangewezen die voordeel heeft uit die last en bij een onpersoonlijke last kan dat niet.
Een onpersoonlijke last is dus als niemand is aan te wijzen die voordeel heeft uit die
last. De onpersoonlijke last is dus geen belaste verkrijging.
Testamentsvormen
- Wettelijke verdeling/ouderlijke boedelverdeling
- Vruchtgebruiktestament
- Tweetrapstestament
- Ik-opa/ik-vader
Omvang nalatenschap
- Art. 5 jo art. 20 SW; Aftrek van verplichtingen
Rechtens afdwingbare schulden erflater ex art 20 lid 3 SW;
Die bestaan t.t.v. overlijden of worden opgeroepen door overlijden erflater
Uitzondering: uitvaartkosten ex art 20 lid 1 en 2 SW zijn uitdrukkelijk wel
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AK01. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.22. You're not tied to anything after your purchase.