Volledige samenvatting van de cursus handleiding van Theoretical Psychology. Grotendeels in het Nederlands geschreven, maar veel ook in het Engels, met name moeilijke/belangrijke termen.
Historical perspective on theorizing about the structure of the mind
Outline
In de vroege 19e eeuw waren wetenschappelijke investigaties gedreven door een controversie over
mentale localisatie versus holisme in het brein, het biologische organisme van de “mind”. Deze
posities waren gerepresenteerd door Gall’s phrenology en de ideeën van Flourens. Vroege
wetenschappelijke psychologie faced competitie van pseudowetenschappelijke benadering van de
“mind” zoals physiognomy, mesmerisme, spiritualisme en mental healing. Ontdekken zoals de
localisatie van mentale functies in het brein (Broca) en de snelheid van nerve transmission en mental
processing (Helmholtz, Donders) en psychophyisics (Weber, Fechner) zette een wetenschappelijke
benadering voor de mind. Langzamerhand kwam een empirische foundatie beschikbaar voor
Wernicke’s taal model. De pre-wetenschappelijke ideeën van associationisme en phrenology hebben
rise gegeven aan moderen wetenschappelijke theoriën van connectionisme (Rumelhart, McCleilland)
en modularity (Fodor, Kanwisher).
Pre-scientific approaches
Aristotle nam aan dat de mind inhoud miste bij de geboorte, genoemd de tabula rasa en gevuld is
met perceptie. Hij behield dat de gevoelens van zich, geur, aanraking, horen en smaken modality-
specifieke sensory images geeft die samenkomen in een supra-modal mentale faculiteit, genaamd de
common sense. Hier kunnen associaties gevormd worden tussen modality-specific images, zoals
smaak en de vorm van een appel. Hierna, kunnen de geassocieerde images gebruikt worden voor
denken en andere mentale processen or in memory gezet worden. Dus maakt Aristotle een
onderscheid tussen modality-specific sensory images en supra-model mental faculties, die werken op
de images en associaties. Associationism is de theorie die houdt dat de mentale processen doorgaan
via associaties. Een voorbeeld hiervan is de Law of Contiguity: als twee dingen herhaald samengaan
dan zal de plaats vinding van één ding ons herinneren aan het andere.
De associatie theorie van Aristotle was niet verbeterd over twee eeuwen heen. Hierin nam religie de
overhand. Tussen 1500-1800 was er echter de Renaissance en de Enlightment
- Enlightment (17e eeuw – 18e eeuw): omarmde reden en wetenschap, gekarakteriseerd door
Kant “durf te begrijpen”. Moderne wetenschappelijke psychologie is hierop gebaseerd.
- John Locke (1632-1704): de mind is een blank slate (tabula rasa) bij de geboorte en alle
kennis is behaald via de senses genaamd empiricism. Deze associatie theorie maakt vier
asumpties
o Blank slate assumption: Wanneer we geboren zijn is de mind leeg
o Sensoristic assumption: onze senses geven elementaire mentale images
o Atomistic assumption: elementaire sensory images zijn de bouwblokken (atomen)
voor de constructie van meer complexe mentale inhoud
o Associative assumption: Constructie is gedaan door associatie
- Renate Descartes (1596-1650) en Plato (427-347 BC): nativism (neemt innate mentale
mogelijkheden en kennis aan)
Donald Hebb (1904-1985): speculeerde over de neurale basis van de Law of Contiguiy.
- Long-term potentation: Synaptische veranderingen vinden plaatsen wanneer neuronen
tegelijkertijd vuren, brein onderzoek bevestigt dit
Connectionism: associationism in contemporary psychology
, - David Rumelhart (1942-2011) en James McClelland (1948)
- Een toevoeging op de klassieke associationism is het formaliseren van associatieve netwerken
en processen door wiskundige equaties in computer programs
o Computer simuation bepalen of theoretische assumpties bestaande empirische
bevindingen uitleggen en hebben precieze voorspellingen die getest kunnen worden
in nieuwe experimenten
Aristotle en Locke nemen aan dat mentale functies modality-general en domain-general zijn, oftewel
dat ze op dezelfde manier opereren in verschillende modaliteiten en inhoud domeinen.
- Domain-general functions: horizontal faculties
Franz-Joseph Gall (1758-1828): Stelde voor dat de mind bestaat uit alleen maar domein-specifieke
functies
- Dus geen functie als memory, maar verschillende memory functies voor verschillende
domeinen zoals taal
- Domain-specific function: vertical faculties
- Localizationism: Gall ging er van uit dat elk domein-specifieke functie een specifieke locatie in
het brein heeft. Alle functies zijn bilateraal gelokaliseerd.
- Phrenology: Hoe goed een functie is ontwikkeld kan bepaald worden door de grootte van de
bump op de schedel. Dit ontstaat doordat het meer ruimte in de brein inneemt.
Pseudo-scientific approaches: populaire ideeë en praktijken waren niet gebaseerd op solide empirisch
bewijs en ze waren moeilijk empirisch te testen, zoals de thoeire van gall
- Physiognomy: het geloof dat een karakter van de persoon gereflecteerd is door de
eigenschappen van het gezicht
- Mesmerism: omarmt het geloof dat magneten mentale stoornissen helen.
- Spiritualism: geloof dat specifieke persoon contact kunnen hebben met dode geesten
- Mental healing: Het geloof dat mentale ziektes kunnen helen door correct denken
Neuroanatomy, time and psychophysics
Pierre Flourens (1794-1867): voorstel dat domein-specifieke mentale functies gelokaliseerd zijn in
specifieke delen van het brein was tegen beargumenteerd wat leidde dat een controversie over
localitionism versus holism
- Flourens probeerde een beslissing te maken door empirisch onderzoek: lesioning van de
brain stem resulteerde in verminderde functies in simpele beweging, in cerebellum tot verlies
van coördinatie en in cerebral cortex tot verslechterde hogere level functie zoals beweging
initiatie, perceptie en memory. Maar hij was niet in staat specifieke corticale regions te
vinden voor deze functies, dus de functies zijn gedistribueerd door de gehel celebral cortex
(holism).
- Maar de participanten waren duiven en konijnen, dus het is niet duidelijke of de holistische
conclusies gelden voor mensen.
Paul Broca (1824-1880): op patient Leborgne een observatie gemaakt, die de mogelijkheid om spraak
te produceren was verloren, maar nog wel spraak begreep. Hierbij was sprake van schade in de
posterior left inferior frontal gyrus. Hij noemde dit deel Broca’s area en steunde hierbij de assumptie
dat higher mental functions are localized.
,Modern MRI brain imagining liet echter zien dat niet alleen Broca’s area beschadigd was, maar ook de
onderliggende fiber tracts, inclusief de arcuate fasciculus.
Carl Wernicke (1848-1905): left superior temporal gurus resulteerde in speech comprehension
problems, Wernicke’s area.
Terwijl Wernicke’s area meer auditoire images van woorden opslaat slaat Broca’s area meer motor
images op. De brein area’s zijn verbonden met een fiber tract. Wat de associatie tussen auditore en
motor images medieert. Een gehoord woord kan ook de betekenis activeren, wat gerepresenteerd is
door concept images volgens Wernicke. Concept images zijn de geassocieerde sensory images van de
object waar het woord naar refereert (bv de kleur en de smaak). Embodied cognition is het beeld dat
het concept alleen bestaat uit perceptual features en motor features. Deze concept images zijn
gelokaliseerd in verschillende area’s van de brein volgens Wernicke.
Wernicke legt hierbij ook de verschillende types van aphasia uit. Aphasia houdt taal disrupties in na
brain damage.
- Broca’s aphasia: moeite met speech produceren en gehoorde woorden herhalen.
- Wernicke’s aphasia: moeite met het begrijpen van spraak en gehoorde woorden herhalen
- Conduction aphasia: herhaling van nieuwe woorden of pseudowoords is verslechterd, maar
productie en comprehensie is bespaard als de fiber connectie tussen Wernicke’s area en
Broca’s area beschadigd is.
Johannes Müller (1801-1858): processing gaat onmeetbaar snel in physiological tijd
Herman Helmholt (1821-1894: was skeptisch hierover en testte het empirisch. Door stimuleren van
een zenuw (nerve) van een dode kikker op verschillende afstanden van de spier, kon hij de snelheid
van de zenuw conductie meten, wat hij schatte als 30 m/per seconde in een kikker. Modern
onderzoek bevestigt dit. Helmholtz concludeerde dat de “conduction of the nerve impulse takes time
and can be measured”.
- Onderzocht dit later ook door mensen door een elektrische stimulatie en ze op een knop te
laten drukken als ze het voelde, maar dit varieerde. Waarschijnlijk kwam dat doordat het
eerst verwerkt moest worden door het brein
o In latere experimenten ook elektrische stimulatie en was een directe vinger reactie
ontstaan, wat ook een schatting van 30 m/per seconde inhield.
, Frans Donders (1818-1889): vond een substraction method uit om “the speed of mental processing”
te meten, oftewel de processes dat zo veel de variantie in de experimenten van Helmholtz
verhoogde. Hij gebruikte hiervoor drie types van taken van verhogende complexiteit
- Task A required a simple reaction: een participant moet reageren wanneer een stimulus
aanwezig is. Hierbij is perception en action betrokken.
- Task B required a choice reaction: een participant moet meerdere reacties geven zodra een
corresponderende stimulus aanwezig was. Volgens Donders waren de mentale stadia
perception, recognition, choice en action.
- Task C required a go/no-go reaction: een participant moet reageren door één reactie te geven
alleen wanneer één van de meerdere stimuli gepresenteerd was. Hierbij is perception
recognition en action nodig.
Duur van de recognition stage was ongeveer 50 milliseconds en hetzelfde geld voor de choice stage.
Donders trok de conclusie dat “mental processes take time, which can be measured”. Mental
chronometry is het meten van de tijd dat nodig is door mentale operaties om inzichten te krijgen in
de mind.
Saul sternberg (1933) stelde een gerelateerde chronometrical methode voor, genaamd de additive
factors method, dat er op gericht was niet de duur van stadia te schatten maar specifieke mentale
stadia van verwerking te identificeren. Als de mentale stadia betrokken in keuze reactie perceptie,
recognitie, keuze en actie zijn dan zou de gecombineerde experimentele manipulatie van
verschillende stadia additieve effecten op reactie tijd veroorzaken.
Weber en Fechner beschrijven precies de relatie tussen fysieke kwantiteiten en psychologische
ervaringen.
Ernst Weber (1795-1878) publiceerde een boek genaamd de Tactu, waarin hij zijn experimentele werk
en bevindingen op de sensatie van aanraking beschrijf
- Om de “just noticeable diference” in de perceptie van druk op de huid te voelen, plaatste hij
telkens twee gewichten in de handen van participanten, die niet naar de gewichten mochten
kijken tot ze wisten welke van de twee het zwaarst was. Weber concludeerde dat in het
observeren van de verdwijning tussen dingen die vergeleken zijn, zien we niet het verschil
tussen de dingen maar de ratio van deze verschillen naar de magnitude van dingen
vergeleken (Webers Law -> Delta R/R = k)
o R staat voor Reiz: het eerst gewicht
o Delta R: extra gewicht dat nodig is voor het tweede gewicht zo dat er een verschil
gezien kan worden
o K = constant
o Delta R /R = k kan herschreven worden als delta R = k x R. Als het eerste gewicht 30
gram is is deltra R 1/30x 30 = 1 gram dus het tweede gewicht is 31 gram.
Gustav Fechner (1801-1887) realiseerde dat Weber’s observatie van hoe waargenomen zwaarte
verhoogt met het gewicht van de stimulus impliceert dat alle just noticeable differences zijn
subjectief gelijk, wat wiskundig gezien een logaritmische relatie tussen stimulus intensiteit en
sensatie zou produceren. Dit is Fechner’s law genoemd, ook wel S= K log R
- R staat voor Reiz
- S voor sensation
- K = constant (verschillend voor elke sensatie)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lauraa2003. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.