100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Nieuwste tijd mckay 20-25 $5.92   Add to cart

Summary

Samenvatting Nieuwste tijd mckay 20-25

1 review
 226 views  12 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

een samenvatting van de hoofdstukken 20-25 van het boek Mckay voor Nieuwste tijd I

Preview 4 out of 37  pages

  • Unknown
  • July 3, 2018
  • 37
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: joerivandenheuvel81 • 6 year ago

avatar-seller
Nieuwste tijd I Mckay
Hoofdstuk 20 de revolutie in industrie en energie
De industriële revolutie in Groot-Brittannië
In 1707 ontstond Groot-Brittannië door het samengaan van Wales , Schotland en
Engeland. GB was de eerst die industrialiseerde en ze waren de pioniers op gebied
van industriële technologie, sociale relaties en urbane levensomstandigheden. Net
als Frankrijk de eerste was met de radicale politieke revolutie was GB dat met de
industriële revolutie vandaar de focus op GB.
De industriële revolutie komt voort uit de wetenschappelijke revolutie en de
verlichting, er kwam steeds meer onderzoek en experimenten. Maar de economische
factoren speelden mee, GB had veel export naar Europa maar ook handel in de
Atlantische economie (Navigatie akte) en handel met China en India zorgden voor
economische welvaart. Het agressieve mercantilistische beleid had gezorgd voor een
sterk koloniaal rijk, ook hadden ze een goede positie in de slavenhandel waarmee ze
goedkoop raw materials tot hun beschikking hadden. Ook de agrarische revolutie
speelde een rol, Engeland was na Nederland het land met de meeste landbouw
opbrengsten in 1700 gevolg was goedkoper voedsel en proletarisering nog maar
50% van de mensen werkten in de landbouw  arbeidersreservoir. De lonen waren
hoog in Engeland omdat Engelse producten erg gewild waren, daarom hielden de
meeste mensen geld over tevens omdat het voedsel goedkoop was dit was het begin
van de consumptierevolutie  er was dus ook een afzetmarkt. Ook had Engeland
rijke natuurlijke bronnen zoals steenkool en ijzer en een goede infrastructuur doordat
het een eiland was en alles via zee kon, tevens kwamen er vanaf 1770 steeds meer
kanalen. De laatste factor was de sterke overheid die ondanks liberaal te zijn hevige
belastingen vroeg aan de bevolking, ze haalden twee keer zoveel op als de absolute
staten hiermee bouwden ze en sterk leger en vloot, tevens beschermde de overheid
hun eigen economie  protectionisme en mercantilisme  zoals bv. Navigatie akte.
De oorzaken voor het beginnen van de industriële revolutie in GB waren dus in het
kort  1.wetenschappelijke revolutie en verlichtingsdenken 2. Handel met Europa,
China en India 3. Sterk koloniaal rijk dat zorgden voor genoeg raw materials 3.
Agrarische revolutie zorgde voor goedkoop voedsel en een Proletarisatie voor een
arbeidersreservoir 4. Hoge lonen  opkomst van de consumentencultuur
(afzetmarkt) 5. Rijke natuurlijke bronnen zoals steenkool en ijzer 6. goede
infrastructuur doordat er overal zee was en door rivieren en kanalen. 7. Sterke
overheid met hevige belastingen en mercantilistische en protectionistische politiek.
Technische innovaties en de vroege fabrieken
Omdat er steeds meer geproduceerd moest worden kwam er gelijk een belangrijke
uitvinding  de machine fabrieken in de katoen industrie. Er kwam arbeid rondom de
productieve machines. Katoen bleek door machines te spinnen, er kwam een
machine uitgevonden door James Hargreaves genaamd de spinning Jenny dit was
een vrij simpele machine die met de hand bestuurd werd maar productie wel
versnelde vrijwel tegelijk kwam Richard Arkwright met de waterframe deze machine
kon enkele honderden spinners aandrijven maar had enorm veel energie nodig

,namelijk in de vorm van grote watermolens, deze fabrieken hadden altijd minstens
1000 arbeiders en waren dus erg groot. In 1790 kwam er nog een machine bij van
Samuel Crompton die sterkere en betere draden kon spinnen al gauw kwam de
volledige katoenindustrie in deze fabrieken terecht. De omstandigheden in de
katoenfabrieken waren bar, de mensen gingen van huisnijverheid naar luide en
levensgevaarlijke fabrieken, de fabrieken zaten dan vaak ook vol met jonge wezen
enz. deze kinderen werden opgesloten in de fabrieken vanaf 5/6 jaar ze werkten 13
tot 14 uur per dag voor geen of heel weinig geld.
De stoommachine doorbraak
In deze tijd werd er nog steeds heel veel hout gebruikt en houtskool, dit waren vrijwel
de enige vormen van energie samen met watermolens. Hierdoor ging in 1740 de
Britse ijzerindustrie stagneren, en nam Rusland het over dankzij hun enorme bossen.
De Britten begonnen i.p.v. hout kool te gebruiken, echter moesten er hiervoor steeds
diepere mijnen komen die telkens onder water liepen, het water werd weggepompt
met pompen die werden aangedreven door paarden sommige mijnen hadden wel
500 paarden. Om dit beter te laten lopen ontwierpen Thomas Savery in 1698 en
naamgenoot Thomas Newcomen in 1795 de eerste primitieve stoommachines, deze
werkten op kool en deden het pompen, James Watt verbeterde de stoommachine en
vroeg een patent aan in 1769, de stoommachine van Watt werd na 20 jaar eraan
gewerkt te hebben een praktische en commercieel succes mede omdat dit de
mensen bijna oneindige kracht gaf. De stoommachine werd gebruikt voor de mijnen
en verving het waterrad in de fabrieken. De stoommachine werd ook gebruikt in de
herlevende Britse ijzer industrie, hierin werd nu coke gebruikt i.p.v. kool als brandstof
en zo kon er veel meer ruwijzer gesmolten worden hierdoor steeg de ijzerproductie
enorm van 1740 17000 naar 1806 240000 en 1844 3 miljoen, ijzer werd goedkoop en
de bouwsteen van de Britse economie. In 1816 werden er ook rails ontworpen die
een zware locomotief konden dragen , er kwamen experimenten met stoommachines
en rails  de eerste stoomtrein was van Richard Trevithick maar degene die er echt
glorie voor kreeg was de stoomtrein van George Stephenson genaamd Rocket deze
trein reed over de lijn van Liverpool naar Manchester met een snelheid van 39 km,
deze lijn was niet enkel een technologisch succes maar ook een financieel succes en
er kwamen al gauw bedrijven op die meer treinlijnen gingen aanleggen en binnen 20
jaar was het Britse spoornetwerk klaar, andere landen volgden snel zoals USA in
1830 en de zuid Amerikaanse staren en de Neo Europese staten in 1850. Door de
stoomtrein werden markten groter en vaak ook internationaler hierdoor kwamen er
weer grotere fabrieken die weer goedkoper konden produceren enzovoort. Ook de
stoomschepen kwamen op en hadden ongeveer dezelfde effecten.
In 1851 hield London een industriële beurs met als hoofdstuk het prachtige Crystal
Palace een paleis enkel van ijzer en glas, de beurs trok 6 miljoen mensen en liet
Engeland haar wereld leidende positie zien. Engeland produceerde 2/3 van de
wereldlijke kolen productie en de helft van ijzer en katoen productie. Het nationaal
product steeg explosief net als de bevolking van 9 naar 21 miljoen in 70 jaar tijd deze
groei was ook de sleutel tot het succes van de Industriële revolutie steeds meer
mensen betekende een groot arbeidersreservoir en lage lonen. Er waren echter wel
sceptici over deze groei zoals Thomas Malthus die beweerde dat er aan de groei een

,bepaald plafond zat, het Malthusiaanse plafond, dit kwam doordat de bevolking
exponentieel groeide en de voedselvoorziening regulier groeide en dus niet zo snel
daardoor kon deze groei volgens hem niet  Malthusiaanse plafond, iemand die hier
ook over sprak was David Ricardo hij bedacht de ijzeren loonwet dit betekende dat
omdat de bevolking groeide de lonen altijd laag bleven en er voor iedereen enkel
genoeg was om in levensonderhoud te voorzien, beide bleken onjuist te zijn in the
long run.
Industrialisatie buiten GB (Beyond Britain)
Als in GB de industriële revolutie op gang komt kijken andere Europese staten hierna
en beginnen als snel het Britse voorbeeld te volgen. De Europees staten begonnen
na de napoleontische oorlogen snel te ontwikkelen en aan het eind van de 19 e eeuw
had je vrijwel overal geïndustrialiseerde staten, buiten Europa ging het overal anders
er waren grote verschillen en sommige landen industrialiseerden helemaal niet tot op
de dag van vandaag, moderne studies concluderen dat er niet perse en Brits model
gevolgd hoefde te worden als het om industrialisatie ging er waren meerdere
modellen en dit is nuttig voor de landen die nu anno 2018 nog moeten
industrialiseren.
In 1750 waren alle naties qua productie nog ongeveer gelijk zelfs landen als India en
China liepen gelijk met de westerse landen, vanaf 1800 zien we de GB de absolute
leiding neemt dit wordt alsmaar meer totdat in 1860 de revolutie compleet is op dat
moment produceert Gb 64 producten per persoon, waar Frankrijk er 20 produceert
en China en India maar 3. In een eeuw was er dus enorm veel verandert, uit deze
tabel uit Mckay kun je wel zien dat de westerse landen het Britse model succesvol
overnamen echter gold dit niet voor landen als India en China. Vanaf 1860 kwamen
Duitsland en de VS op met enorme kracht en dit wordt ook wel de Tweede
Industriële revolutie genoemd, oost en zuid Europa was langzamer maar ook deze
staten begonnen vanaf 1880 zeker te groeien. Europa was vrijwel volledig
geïndustrialiseerd maar de rest van de wereld niet op Japan en de US na, dit zorgde
voor het begin van een ongelijke verhouding. Europese continentale staten hadden
aanvankelijk moeite om na 1815 te beginnen met industrialiseren, Stoommachines
waren erg duur geworden en de technologie was zo ingewikkeld dat vrijwel niemand
buiten GB dit begreep, toch lukte de staten het door het al bestaande putting out
systeem, door het lenen/stelen van technologie uit GB en ze hadden sterke
onafhankelijke overheden die industrie stimuleerden. De Britten probeerden hun
technologie zoveel mogelijk voor zichzelf te houden, zo was het tot1825 verboden
voor engineers om het land te verlaten en tot 1843 verboden om machines te
verschepen. Toch kwamen enkelen illegaal weg en verspreidden de technologie. De
overheden in continentaal Europa steunden en stimuleerden allen de industriële
revolutie, met bv. de Tarieven bescherming, hiermee kwamen er hoge importtarieven
op buitenlandse goederen zo beschermde men har eigen economie Frankrijk deed
dit bv, om te voorkomen da alle goedkope Engelse producten de markt zouden
vernietigen  Protectionisme. Ook bouwde de overheden een goed infrastructuur op
met kanalen, wegen en spoorwegen. Een derde factor voor het succes in
continentaal Europa waren de banken, er kwamen banken op die risico namen en
investeerden in industrie, deze banken zorgden voor spoorwegen in combinatie met

, de overheid. Door al deze factoren was continentaal Europa in 1850 goed
gemoderniseerd en had het in 1870 het gat gedicht tussen GB en het vasteland, Gb
was nog steeds de leider maar kort erachter kwamen de USA en enkele continentale
Europese staten.
Buiten Europa was echter alles anders, de revolutie had vrijwel geen impact op
eerdergenoemd USA en Japan na. Zoals bv. in Rusland waar wel stoomtrienen en
schepen kwamen maar niet industrialiseerde mensen bleven hier horigen en Rusland
werd de belangrijkste distribiteur van raw materials als zoals hout en graan. Egypte
probeerde ook in katoen te industrialiseren maar ze konden niet met de ander staten
concurreren en werden tevens een distribiteur van raw materials in dit geval suiker
en dus katoen. In vele koloniën gebeurde hetzelfde het westen haalde de materialen
weg en kwam terug met afgewerkte producten ze werden een afzetmarkt 
negatieve ruilvoethandel. Veel andere regio’s werden door deze revolutie dus zwak
en afhankelijk waardoor imperialisme steeds beter mogelijk werd.
Nieuwe manieren van werken en leven
Fabrieken ontstonden in de het rurale gebied en verplaatsen zich naar de urbane
zone. De arbeiders werden hele gezinnen en niet enkel arme wezen meer, zelfs
vrouwen bleven nadat ze getrouwd zijn vaak werken in de fabrieken. De eerste
fabrieken waren de waterrad fabrieken naast rivieren, de katoenarbeiders kregen
hoge lonen maar moesten keihard werken met de snelle machines. De
omstandigheden waren slecht met name in contrast met de huisnijverheid, ze
moesten optijd komen lange dagen werken en als ze regels overtraden werd dit van
het loon afgetrokken. Dit was niemand gewend van het putting out system daar was
je je eigen baas, doordat veel arbeiders dit niet langer wilde gingen de
fabriekseigenaren steeds meer naar de weeshuizen om de wezen in de fabriek te
krijgen. Dit werd in 1802 officieel verboden, de fabrieken verhuisden naar de steden
en de arbeiders verhuisden mee, er ontstond nu voor het eerst een echte
arbeidersklasse. Families werkten vaak samen in mijnen en fabrieken, de vader
maakte een afspraak met de directeur en de rest van het gezin werkte onder de
vader die tevens het geld ontving. Vele arbeiders kwamen uit Ierland war weinig werk
was en tijdens de Ierse hongernood werd dit aantal al helemaal groot, in 1851 was
1/6 van de bevolking van Liverpool Iers. De werkdagen duurden twaalf uur lang voor
de hele familie die samenwerkte in de fabriek. Er kwam op een gegeven moment wel
een roep naar meer humane toestanden met vooral het oog op de kinderen in de
fabriek, zoals bv. Robert Owen hij wilde kinderarbeid onder 10 verbieden  zijn
protest en dat van andere leiden tot de Factory acts  van 1802 tot 1833 dit waren
meerdere wetten die de arbeidsomstandigheden verbeterden, er kwam een minimum
tijd voor kinderen en voorschriften voor veiligheid en hygiëne. Kinderen onder 9
mochten niet meer werken, van 9 tot 13 mochten ze 8uur werken en vanaf 14
mochten ze 12 uur werken, dit zorgde er echter ook voor dat er steeds minder
kinderen gingen werken omdat dit niet meer uit kon qua shifts met de ouders die wel
volle dagen maakten. Vanaf 1850 kwam er ook een verschil in geslacht en werk,
vrouwen kregen steeds minder goede banen en werden steeds meer geacht thuis
het huishoudelijk werk te doen terwijl de man de grote verdiener was. Deze verdeling
in sferen had meerdere aspecten 1. Alle studies tonen aan dat getrouwde vrouwen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gsbachelor. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.92  12x  sold
  • (1)
  Add to cart