Bedrijfseconomie samenvatting alle eindexamen stof VWO LWEO
3 views 0 purchase
Course
Bedrijfseconomie
Level
VWO / Gymnasium
Dit is een samenvatting van alle eindexamen stof bedrijfseconomie VWO. Deze samenvatting bestaat uit verschillende samenvattingen van kaartenkaternen van de methode LWEO.
1.1 Welke opleiding?
● Bij het kiezen van een opleiding heb je 5 aspecten waar je naar kan kijken.
Aantrekkingskracht, interesses, talenten, arbeidsmarktperspectief en beloning.
- Aantrekkingskracht > niet-financieel, naar welke opleiding voel je tot toe
getrokken.
- Interesses > niet-financieel, waar liggen je interesses en wat vind je wel en
niet leuk?
- Talenten > niet-financieel, waar ben je goed in en waar ben je minder goed in.
- Arbeidsmarktperspectief > financieel, hoe groot is de kans dat je een baan
vind met die opleiding? En verandert de arbeidsmarkt als je klaar bent met de
opleiding?
- Beloning > financieel, verdiend de baan die je na je opleiding goed? Of doe je
het niet alleen voor het geld maar iets waar je echt in bent gepassioneerd.
Een opleiding is een investeringsvraagstuk. Het hoofdstuk heet ook studeren is investeren.
Het investeren in een opleiding doe je, omdat je met de kennis van de opleiding en de
diploma later een baan kan gaan kiezen waar je gaat solliciteren en daar het bedrag van de
opleiding mee terug betaalt en vaak meerdere keren verdubbelt.
Een opleiding doe je individueel, maar ook voor de samenleving. Je doet het voor jezelf om
er later geld mee te kunnen verdienen met een goed betaalde baan, en stopt daar je eigen
tijd, geld en energie in, maar studeren is niet alleen belangrijk voor het individu, maar ook
voor de samenleving. Nederland wil namelijk tot de sterkste kenniseconomieën ter wereld
behoren. Hiervoor is het noodzakelijk dat steeds meer jongeren een hogere opleiding of
überhaupt een opleiding gaan volgen.
Verzekeren is het voorkomen van een risico. Als je je verzekerd, betaal je maandelijks
premie en wordt het schadebedrag vergoed als hetgeen gebeurd waarvoor jij maandelijks
premie betaalt zodat jij niet het hele schadebedrag hoeft te betalen. Aan verzekeren zitten
wel een paar voor en nadelen. Een voordeel van een verzekering is dat, stel je fiets wordt
gestolen en je hebt een fietsverzekering, je niet een geheel nieuwe fiets moet kopen, maar
je een verzekerd bedrag krijgt, waarmee jij een nieuwe fiets kan kopen. Een nadeel is dat
stel je fiets wordt nooit gestolen je betaalt voor niks. Aan elke specifieke verzekering hangen
wel voor en nadelen.
risico = kans x gemiddelde schadebedrag
,1.2 Schadeverzekeringen en levensverzekeringen
Er zijn twee soorten verzekeringen. Je hebt schadeverzekeringen en levensverzekeringen.
Een schadeverzekering kan zowel een persoon als een object verzekeren en een
levensverzekering kan alleen een persoon verzekeren, en heeft te maken met het leven en
het overlijden van een persoon.
Schadeverzekeringen
● Zorgverzekering. Een zorgverzekering is vanaf je 18de verplicht en vergoed de
ziektekosten. Dit kan via je ouders of individueel. Bij je zorgverzekering krijg je ook
een zorgtoeslag. De zorgtoeslag is een tegemoetkoming van de overheid in de
kosten van de verzekering. Ieder jaar wordt het bedrag van de zorgtoeslag
aangepast, de hoogte en of je de zorgtoeslag krijgt hangt van je inkomen af.
● Inboedelverzekering. Een inboedelverzekering is een verzekering tegen schade
voor je spullen, inboedel, brand, water, inbraak of storm.
● Opstalverzekering. Een opstalverzekering is een verzekering die verplicht is voor
iedereen die een koopwoning met hypotheek heeft. De verzekering vergoed schade
aan de woning. Denk aan brand, inbraak of storm op de koopwoning.
● Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren, AVP. De AVP is een verzekering
die de verzekerde beschermt tegen het risico van
aansprakelijkheid/verantwoordelijkheid. Dit houdt in dat stel ik ben verzekerd door de
AVP en ik maak bijvoorbeeld iemand anders zijn fiets stuk en krijgt degene van wie
de fiets is geld van mijn verzekering.
Levensverzekeringen
● Uitvaartverzekering. Een uitvaartverzekering is een verzekering waarbij de
nabestaanden van de verzekering, overledene, een vast bedrag uitgekeerd krijgen
om hiermee de kosten van de begrafenis te dekken.
● Lijfrenteverzekering. Een lijfrenteverzekering is een verzekering waarbij je voor een
extra inkomen kan zorgen als je in aanraking komt met de AOW en/of het pensioen.
● Overlijdensrisicoverzekering. Dit is een verzekering voor het risico op overlijden.
Hier keert de verzekering een bepaald bedrag uit indien de verzekerde overlijdt voor
een bepaalde datum. Overlijdt de verzekerde voordat de schuld is afgelost, komt de
schuld geheel of in delen te vervallen.
,Hoofdstuk 2 Lenen
2.1 Het consumptief krediet
Een consumptief krediet is een door de consument afgesloten lening voor consumptieve
doeleinden zoals het kopen van een fiets of auto, maar ook om te voorzien in het
levensonderhoud. Bij het afsluiten van zo'n rekening ga je naar de bank, hier kun je geld
lenen tegen een interestpercentage en moet de lening, meestal, terug worden betaald in
termijnen.
● Kredietnemer = leent het geld.
● Kredietgever = geeft het geld aan de kredietnemer, bijvoorbeeld aan de bank.
● Kredietkosten = totaal terug betalen bedrag - geleende bedrag
● Kredietlimiet = het maximale bedrag om te lenen, wordt gebruikt bij een doorlopend
krediet.
In de kredietkosten zitten ook de afsluitkosten, verzekeringskosten, administratiekosten etc.
Er zijn verschillende vormen van consumptief krediet, zoals persoonlijke lening, doorlopend
krediet, huurkoop en koop op afbetaling.
kredietkosten = betaald bedrag - geleend bedrag of (termijnbedrag x aantal termijnen) -
geleend bedrag.
2.1.1 De persoonlijke lening
Een persoonlijke lening is een lening aan een consument die een duurzaam
consumptiegoed wil aanschaffen. Duurzame consumptiegoederen zijn goederen die een
langere tijd meegaan zoals een auto. De grootte van de lening hangt van je inkomen, je
huur, woonlasten en andere financiële verplichtingen af. Elke maand betaal je een periodiek
gelijkblijvend bedrag, dat noem je de annuïteit, niet elke lening heeft vaste maandlasten. De
annuïteit bestaat uit het aflossingsbestanddeel, het terugbetalen van de lening, en het
rentebestanddeel, de prijs wat je betaalt voor het lenen van het geld. Omdat je maandelijks
een bedrag betaalt wordt de schuld kleiner en betaal je minder rente. Dus naarmate de
looptijd wordt het aflossingsbestanddeel groter en het interestbestanddeel kleiner.
2.1.2 Het doorlopend krediet
Bij een doorlopend krediet betaal je alleen rente over het opgenomen bedrag. Het aflossen
van het opgenomen bedrag kan op ieder moment, dit kan ook in termijnen. Het afgelosten
bedrag mag ook weer worden opgenomen. De rente kan bij een doorlopend krediet stijgen
en dalen, Als je meer geld opneemt dan dat er op je rekening staat moet je over dat bedrag
ook rente betalen.
rente van het doorlopend krediet = Rentepercentage over het opgenomen bedrag
, 2.1.3 Huurkoop en koop op afbetaling
Bij huurkoop wordt een krediet verstrekt voor de aanschaf van duurzame
consumptiegoederen. Bij huurkoop ben je onmiddellijk eigenaar van het product, en los je in
termijnen het krediet af. Wanneer je de laatste termijn hebt betaald, ben je de officiële
eigenaar. Bij koop op afbetaling wordt ook krediet verstrekt voor de aanschaf van duurzame
consumptiegoederen. Wanneer je iets koopt op afbetaling ben je meteen de eigenaar van
het product. Het grote voordeel van huurkoop en koop op afbetaling is dat je nu iets kunt
kopen zonder over het geld te beschikken. De nadelen zijn dat je ten eerste hoge of hogere
rente moet betalen en je soms jaren vastzit aan termijnbetalingen. En ten tweede zit je vast
aan de koop van een bepaald product.
2.2 Enkelvoudige interest
Wanneer de interest wordt berekend over het oorspronkelijke kapitaal of de schuld in een
bepaalde periode spreken we van enkelvoudige interest, er is ook samengestelde interest
maar dat komt in H5. Bij leningen heb je vaak te maken met enkelvoudige interest en bij
sparen samengestelde interest. Bij enkelvoudige interest krijg je altijd rente op het
beginbedrag.
i = interest
p = interestpercentage per periode
k = oorspronkelijke kapitaal
t = aantal perioden (jaren, maanden, dagen)
formule in jaren i = (p x k x t) : 100
formule in maanden i = (p x k x t) : (100 x 12)
formule in dagen i = (p x k x t) : (100 x 365)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ninagroothuizen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.90. You're not tied to anything after your purchase.