Deze samenvatting is gemaakt vanuit de cursus die gebruikt wordt tijdens de les. Dankzij mijn samenvatting behaalde ik een 18/20 voor het examen in januari.
1. Basisbegrippen:
1.1 BEHOEFTEN:
Behoeften = is iets wat jezelf nodig acht, iets wat je wenst te hebben.
Een behoefte of verlangen is een tekort dat een mens ervaart. Dat tekort wil hij verhelpen door het
leveren van inspanningen.
Economische behoeften = behoeften die je kan bevredigen door geld uit te geven.
Niet-economische behoeften = behoeften die je niet door middel van geld kan bevredigen.
We kunnen de behoeften indelen in drie categorieën:
Primaire behoeften of levensnoodzakelijke behoeften
Voedsel, kledij, onderdak, …
Secundaire behoeften of niet-levensnoodzakelijke behoeften
Cultuur, sport, (dure) merkkleding, …
Tertaire behoeften of luxebehoeften
Wereldreis, Bently, …
Het onderscheid tussen secundaire en tertaire behoeften is niet altijd even eenvoudig. Internet kan voor
de ene persoon een luxebehoefte zijn en voor de andere persoon niet. Hiermee tonen we aan dat
behoeften persoonsgebonden zijn.
De eigenschappen van behoeften:
Behoeften zijn persoonlijk
Behoeften zullen verschillen naargelang iemands leeftijd en voorkeur
Behoeften zijn tijd- en plaatsgebonden
De tijd, de plaats en de omstandigheden waarin iemand leeft zal de behoeften
beïnvloeden.
Behoeften zijn oneindig
Wanneer je behoeften is vervuld zullen nieuwe behoeften ontstaan. Een behoefte die is
vervult kan ook terugkeren.
Behoeften leiden tot keuze
Je kunt je behoeften niet allemaal in één keer vervullen, hiervoor heb je niet voldoende
tijd en geld. We zullen dus keuzes moeten maken.
1
,1.2 G OE D E R E N E N DI E N S T E N :
Behoeften worden bevredigd door bepaalde zaken te kopen. Sommige zaken waar je geld aan uitgeeft
kan je aanraken zoals een gsm, sommige dingen spendeer je ook geld aan maar kan je niet aanraken
zoals een bezoek aan de tandarts.
Goederen= zijn tastbaar en kan je een voorraad van aanleggen.
Diensten = zijn niet-tastbaar en hiervan kan je geen voorraad aanleggen.
Wanneer je geen verschil wil maken tussen goederen en diensten spreken we over producten.
Economische goederen = zijn beperkt aanwezig en je moet ervoor betalen.
Vrije goederen = zijn in overvloed aanwezig en gratis.
Economische goederen kunnen we opsplitsen in:
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen/ productiegoederen
Consumptiegoederen kunnen we opsplitsen in:
Gebruiksgoederen
verbruiksgoederen
De goederen die we als consument gebruiken om onze behoeften te bevredigen zijn consumptiegoederen.
Investeringsgoederen/ productiegoederen = goederen die gekocht worden door ondernemingen om
andere producten te produceren.
Individuele goederen = producten die jij koopt, kan niemand anders aankopen (frieten van de frituur)
Publieke of collectieve goederen = producten die zowel door jou als door anderen gebruikt worden (leger).
1.3 P R O D U C E R E N E N C O N S U ME R E N :
Voordat we goederen en diensten kunnen nuttigen om al onze behoefte te bevredigen moeten
ondernemingen deze goederen eerst produceren. Nadien kunnen we ze consumeren om onze
behoeften te bevredigen.
Produceren = het voortbrengen van goederen en diensten door ondernemingen, bedrijven en de
overheid met behulp van productiefactoren.
Consumeren = het kopen van goederen en diensten door consumenten met als doel hun behoeften te
bevredigen.
Om de behoeften te kunnen bevredigen hebben dus telkens twee groepen:
producenten
consumenten
2
,De consument verbruikt of gebruikt goederen en diensten die worden gemaakt en geleverd door de
producent.
1.4 PRODUCTIEFACTOREN:
Natuur of natuurlijke grondstoffen:
Natuurlijke grondstoffen bevatten alle middelen die ontgonnen worden en die in natuurlijke toestand
bestaan. Alle middelen die tot deze productiefactoren behoren zijn begrensd.
Voorbeelden:
Water
Gas
Olie
Ijzererts
Arbeid:
Arbeid omvat de geestelijke en lichamelijke inspanning die mensen leveren voor de productie van
goederen of diensten. Ook hier is de productiefactor beperkt.
Kapitaal:
Kapitaal is een afgeleide productiefactor, dit houdt in dat kapitaal moeten worden geproduceerd met de
vorige productiefactoren.
Voorbeeld: de machines en werktuigen die in het productieproces worden ingezet om het eindproduct
te maken.
Ondernemerschap:
Alle productiefactoren moeten goed met elkaar samenwerken. De ondernemingsactiviteiten die alles op
elkaar afstemmen worden daarom de 4 de productiefactor genoemd.
Voorbeelden:
Directie
Boekhouding
Logistiek
Vaak wotdt er vermeld dat productie in functie staat van arbeid en kapitaal P = f (A,K)
3
, 1.5 S CH A A R S T E :
De consument kan behoeften bevredigen door goederen en diensten aan te kopen. De consumenten
hebben een inkomen nodig om die behoeften te kunnen bevredigen. Maar consumenten zullen niet
alles kunnen kopen wat ze willen en zullen dus niet al hun behoeften kunnen vervullen, er zullen keuzes
gemaakt moeten worden.
Schaars = zeldzaam en nuttig
Schaarsteprobleem = als de behoeften groter zijn dan de middelen.
1.6 WELVAART EN WELZIJN:
Welvaart = de mate waarin mensen hun behoeften vervullen.
Welzijn = de maat waarin mensen zich goed voelen.
Voor sommige dingen heb je geld nodig om aan een behoefte te voldoen, zoals naar een pretpark gaan.
Je kan dan een bepaalde mate van welvaart bereiken. Toch heb je niet voor alle dingen geld nodig je kan
dus met andere woorden gelukkig zijn zonder geld uit te geven. In de zon liggen of een wandeling
maken kost geen geld maar maakt je leven aangenaamer hierbij spreken we over welzijn.
Het vervullen van behoeften draagt daarom dus ook bij tot de welvaart en het welzijn van de mensheid.
1.7 ECONOMIE:
Economie = de activiteit van mensen om behoeften te bevredigen met schaarse middelen.
Economische actoren:
Consumenten
Producenten
In het economische systeem spreken we van gezinnen als het gaat over consumenten en bij
ondernemingen spreken we van producenten. Gezinnen en ondernemingen sstaan niet los van elkaar, ze
hebben elkaar nodig om te functioneren in het economisch systeem.
Waarom hebben ondernemingen gezinnen nodig:
Gezinnen kopen goederen en diensten aan bij de onderneming hierdoor geven ze de onderneming
een inkomen.
Gezinnen gaan werken bij ondernemingen en leveren op die manier de productiefactor arbeid.
Waarom hebben gezinnen ondernemingen nodig:
Gezinnen gaan werken bij ondernemingen en krijgen in ruil hiervoor een inkomen.
Gezinnen kunnen hun behoeften vervullen door goederen en diensten aan te kopen bij
ondernemingen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller janacaremans. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.65. You're not tied to anything after your purchase.