Privaatrecht = de overheid handelt als een privépersoon
Het privaatrecht regelt zakelijke en familierelaties.
- Het privaatrecht geldt voor burgers onderling.
- Het privaatrecht geldt voor burgers en bedrijven.
- Het privaatrecht geldt voor burgers en de overheid (wanneer de overheid regelt vanuit
algemeen belang).
Rechtspersoonlijkheid = als menden d.m.v. een juridische constructie deelneemt aan het
rechtsverkeer. Wanneer de (publiekrechtelijke) rechtspersoon privaatrechtelijke handelingen uitvoert.
De overheid mag de privaatrechtelijke weg kiezen als het publiekrecht geen mogelijkheid
biedt en de burger hierdoor niet in een slechtere positie komt.
Natuurlijke personen = mensen
Rechtspersonen = juridische constructies van natuurlijke personen
Onder het privaatrecht valt het vermogensrecht is gericht op het vermogen van de natuurlijke
persoon en de rechtspersoon. Te vinden in boek 3-8 BW.
Vermogen = het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten die iemand op een bepaald
moment heeft.
Onder het vermogensrecht valt het goederenrecht en het verbintenissenrecht.
Goederecht = geeft regels voor de relatie tussen persoon (natuurlijk of rechtspersoon) en goed (zaak
of vermogensrecht). Te vinden in boek 3 en 5 BW.
Verbintenissenrecht = gaat over rechtsverhouding tussen personen (natuurlijk of rechtspersoon). Te
vinden in boek 6 t/m 8 BW.
- Het verbintenissenrecht gaat voornamelijk over overeenkomsten en wanneer er recht is op
schadevergoeding.
3 beginselen van het privaatrecht:
1. Contractsvrijheid je bent vrij om een overeenkomst aan te gaan met wie en welke inhoud
jij wilt. Er zijn wel uitzonderingen die een beperking of aanvulling aangeven. VB: de maximale
hoogte van huurprijzen.
2. Vormvrijheid je mag zelf kiezen op welke manier een overeenkomst tot stand komt,
mondeling of schriftelijk. Bij sommigen overeenkomsten is een speciale vorm vastgelegd.
3. Pacta sunt servanda ‘overeenkomsten moeten worden nagekomen’. Wat je bent
overeengekomen moet je ook nakomen, belofte maakt schuld. Redelijkheid en billijkheid
moet ook nagekomen worden art. 6:248 BW en art. 6:2 BW.
Dwingend recht = Van het dwingend recht mag nooit van worden afgeweken, deze regels gaan voor
ongeacht de afspraken die er gemaakt zijn. Meestal als er een sterkere en zwakkere partij is.
Aanvullend recht = vullen de regels van het dwingend recht aan.
VB: trouwen onder huwelijkse voorwaarden.
,Absoluut karakter = het werkt ten opzichte van iedereen
Relatief karakter = alleen met de partij waarmee je de verbintenis aan bent gegaan.
Objectief recht = alle wetsbepalingen, geldt voor iedereen.
Subjectief recht = Het recht wat je hebt als individu of als groep.
Materieel recht = gaat over de inhoud, regels die je dagelijks gebruikt.
- Rechten, plichten, geboden en verboden.
Formeel recht = rechten om het materieel recht te handhaven. Hoe handhaaf je het inhoudelijke
recht, gaat over procedures.
- Wanneer een gebod niet is uitgevoerd of een verbod is overtreden.
Het internationaal recht heeft invloed op ons nationale recht.
Feiten zonder rechtsgevolg = hebben geen juridische consequentie
Rechtsfeit = bestaat uit blote rechtsfeiten en menselijke handelingen, deze hebben wel een
rechtsgevolg.
Blote rechtsfeiten = zijn op een bepaald moment ontstaan maar er zijn geen handelingen geweest.
VB: geboren worden (het rechtsgevolg = je krijgt het recht op een naam) of overlijden (het
rechtsgevolg = dat een arbeidsovereenkomst wordt ontbonden).
Menselijke handelingen = zijn op een bepaald moment ontstaan en er zit een menselijke handeling
aan vast. VB: een aanrijding leidt tot de verplichting van het betalen van schade.
Menselijke handelingen bestaan uit rechtshandelingen en feitelijke handelingen.
Rechtshandeling = menselijke handelingen met een beoogd rechtsgevolg. Een handeling waarbij er
een doel is voor een rechtsgevolg. VB: als je een huis wilt verkopen is het verkopen van het huis een
bedoeld rechtsgevolg. Om een beoogd rechtsgevolg vast te kunnen leggen moet de wil van de
partijen door een verklaring worden openbaard. Je geeft aan het huis te willen verkopen.
Eenzijdige rechtshandeling = met 1 handelende persoon.
Meerzijdige rechtshandeling = met minimaal 2 personen.
Feitelijke handeling = handelingen die ontstaan zijn uit een wet.
VB: Je mag niet stelen, daaruit ontstaat de handeling dat je moet betalen voor je spullen.
Wanprestatie = toerekenbare tekortkoming in de nakoming, de rechtsgevolgen zijn ontstaan omdat
een partij zich niet aan de overeenkomst heeft gehouden.
Gewoonterecht = het geheel van ongeschreven regels.
- Het gewoonterecht wordt van generatie op generatie overgegeven.
- Het kan een bindende werking hebben op een overeenkomst.
, Het gewoonterecht mag gebruikt worden als rechtsbron minstens het:
1. Als een bepaald gedrag een langere tijd bij een bepaalde groep is gevolgd.
2. Als het gedrag algemeen geaccepteerd wordt.
Jurisprudentie = Het geheel aan rechterlijke uitspraken.
Schakelbepaling = een artikel wat een ander artikel verduidelijkt en nader uitlegt of aanvult.
Verdrag = een internationale overeenkomst
Verdragen hebben een rechtstreekse werking, deze staan boven het nationaal recht. Als je
het niet eens bent met het nationaal recht kun je beroep doen een internationaal verdrag.
Hoofdstuk 5: Vermogensrecht
Onder het privaatrecht valt het vermogensrecht is gericht op het vermogen van de natuurlijke
persoon en de rechtspersoon. Te vinden in boek 3-8 BW.
Vermogen = het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten die iemand op een bepaald
moment heeft.
Onder het vermogensrecht valt het goederenrecht en het verbintenissenrecht.
Goederecht = geeft regels voor de relatie tussen persoon (natuurlijk of rechtspersoon) en goed (zaak
of vermogensrecht). Te vinden in boek 3 en 5 BW.
- Het goed staat centraal.
- Regelt wie welke rechten mag uitvoeren m.b.t. een bepaald goed
- Veel dwingend recht = er mag niet van worden afgeweken
- Absoluut karakter = het werkt ten opzichte van iedereen
- Gesloten systeem = de rechten op goederen zijn de enige rechten in het goederenrecht.
Onroerende goederen = goederen die vast zijn, kunnen niet verplaatst worden
Roerende goederen = alle goederen die niet onroerend zijn.
Verbintenissenrecht = gaat over rechtsverhouding tussen personen (natuurlijk of rechtspersoon).
Te vinden in boek 6 t/m 8 BW.
- Het verbintenissenrecht gaat voornamelijk over overeenkomsten en wanneer er recht is op
schadevergoeding.
- Geldt tussen 2 of meer personen. Schuldeiser en schuldenaar.
- Kan ontstaan uit een overeenkomst, rechtmatige of onrechtmatige daad.
- Veel aanvullend recht
- Relatief karakter = werkt alleen tegenover de partij waarmee je de verbintenis aan bent
gegaan.
- Open systeem = het aantal verschillende verbintenissen is onbeperkt.
Niet ter goede trouw art. 3:11 BW = iemand die wist of behoorde te weten dat de situatie
rechtsgevolgen met zich mee zou brengen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller katiewentholt. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.84. You're not tied to anything after your purchase.