Samenvatting in de vorm van vragen Rechtsfilosofie UvA
2 views 0 purchase
Course
Rechtsfilosofie (3013RFX1VY)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Deze samenvatting kan worden gebruikt om jezelf te toetsen aan de beheersing van de stof, doordat er per week vragen worden gesteld over de belangrijke onderwerpen die in die week aanbod komen.
Week 1: De verhouding tussen recht en rechtvaardigheid
Vraag 1: Wat zijn de twee belangrijkste rechtsfilosofische theorieën en wat stellen deze?
Het natuurrecht stelt dat de gelding van wetten af hangt van beginselen die samenhangen met de
menselijke natuur. Indien wetten in strijd komen met deze beginselen, zijn ze niet bindend en moet
de rechter deze buiten toepassing laten.
Het rechtspositivisme stelt dat de gelding van wetten afhankelijk is van formele kenmerken zoals
uitgevaardigd door een bevoegde instantie, op juiste wijze bekend gemaakt en niet afhankelijk van
de (morele) inhoud. Hierdoor kunnen ook onrechtvaardige wetten geldend zijn. Rechtszekerheid is
erg belangrijk binnen het rechtspositivisme. Als wetten steeds door rechters buiten toepassing
zouden kunnen worden gelaten, dan zou het geldende recht ophouden voorspelbaar te zijn. Wet is
wet. Radbruch constateert dat het wetspositivisme Duitse juristen weerloos had gemaakt t.o.v. het
nazisme: zij pasten de wetten van de nazi’s kritiekloos toe, zonder de moraliteit ervan te beoordelen
Vraag 2: Wat zijn normatieve en descriptieve theorieën?
Deze theorieën bestaan binnen het natuurrecht en het rechtspositivisme.
De normatieve theorie gaat over de vraag hoe het recht idealiter behoort te zijn en de descriptieve
theorie beschrijft het recht zoals het feitelijk is.
Vraag 4: Radbruch stelt in zijn artikel; ‘Statutory Lawlessness and Supra-Statutory Law’ dat het
positieve recht zijn grondslag vindt in drie beginselen. Welke beginselen zijn dat? P. 6
3. Doelmatigheid: wetten moeten effectief bijdragen aan het publieke belang/doelen.
2. Rechtszekerheid: wetten moeten strikt worden toegepast en voorspelbaar zijn.
1. Rechtvaardigheid: betekent bij Radbruch in de kern gelijkheid gelijke gevallen gelijk, ongelijke
gevallen ongelijk
Normaal heeft de rechtszekerheid voorrang boven de doelmatigheid en rechtvaardigheid, maar in
geval van extreem wettelijk onrecht heeft rechtvaardigheid voorrang boven de andere twee
beginselen, want de andere beginselen zijn betekenisloos zonder enige vorm van rechtvaardigheid.
Vraag 5: Wat stelt de formule van Radbruch? P. 7
1. Wetten zijn geldend en dienen te worden toegepast, ook als zij onrechtvaardig zijn.
Uitgangspunt is dat bij een conflict tussen rechtvaardigheid en rechtszekerheid, de
rechtszekerheid voorrang heeft.
- Rechtszekerheid leidt namelijk tot rechtvaardigheid, want rechtszekerheid is een vereiste
voor rechtvaardigheid. Dit zorgt ervoor dat de wet overal op dezelfde manier wordt
toegepast en alle gelijke gevallen gelijk behandeld worden.
- Als wetten steeds door rechters buiten toepassing zouden worden gelaten, dan zou het
geldende recht ophouden voorspelbaar te zijn en zou iedere keuze doorkruist kunnen
worden door een rechterlijk oordeel. Door rechtszekerheid kunnen wij ons gedrag
aanpassen.
- In de democratische rechtsstaat is het niet aan de rechter, maar aan de wetgever om de
moraliteit van wetten te beoordelen.
2. TENZIJ: het conflict tussen rechtszekerheid en rechtvaardigheid onverdraaglijk is, moet de
wet buiten toepassing worden gelaten in dit concrete geval.
, - Criterium: mate van onverdraaglijkheid
3. OF: als gelijkheid, de kern van de rechtvaardigheid, bij uitvaardiging van de wet bewust
wordt ontkend (statutory lawlessness) wet is nooit geldend geweest en moet buiten
toepassing worden gelaten in alle gevallen.
- Niet elke rechter kan wetten ongeldig verklaren, slechts hogere rechters of de
wetgevende macht.
- VERLOOCHENINGSCRITERIUM
Vraag 6: Wat stelt Radbruch over het Nazirecht? P. 8
Radbruch stelt dat een groot deel van het Nazirecht niet als recht te beschouwen is, aangezien dit
recht bij de uitvaardiging bewust tegen de gelijkheid was gericht. Statutory lawlessness.
Vraag 2: Wat stelt Hart m.b.t. onrechtvaardigde wetten?
Hart stelt dat er geen noodzakelijk verband is tussen recht en rechtvaardigheid, de juridische gelding
van het recht staat los van morele oordelen over de inhoud. Ook onrechtvaardigde wetten, zoals
bijvoorbeeld het Nazirecht, kunnen geldend zijn.
Vraag 3: Wat is volgens Hart de smalle en de brede conceptie van het recht?
Smalle conceptie stelt dat slechts de regels die overeenstemmen met de fundamentele eisen van
rechtvaardigheid, dienen aangemerkt te worden als rechtsregels.
Brede conceptie van recht stelt dat alle regels die formeel tot stand zijn gekomen, dienen
aangemerkt te worden als rechtsregels, ook als zij onrechtvaardig zijn.
Vraag 4: Wat zijn de theoretische reden en twee praktische redenen voor het aanhangen van de
brede conceptie van het recht door Hart?
Theoretische reden: Hart stelt dat wanneer het smallere concept wordt toegepast, dergelijk moreel
aanstootgevende regels direct uitgesloten worden van het zijn van een wet. Hierbij kan de
rechtswetenschap zich niet bezig houden met welke delen van de wet tegen het moraal ingaan, hoe
het recht kan worden misbruikt voor onrechtvaardigde doelen/om een negatief moreel beleid te
realiseren en wat de reactie van de samenleving is op deze wet.
Praktische reden:
1. De brede conceptie van het recht maakt mensen bewust om kritisch naar de inhoud van het
recht te kijken en draagt bij aan de rechtszekerheid. Als je je er bewust van bent dat er een
verschil is tussen wet en rechtvaardigheid, kun je je beter verzetten tegen onrechtvaardige
wetten.
2. De smalle conceptie van het recht kan het denken over bepaalde vragen uitsluiten. Als er
gemakkelijk wordt gezegd dat iets geen geldend recht is, dan wordt het morele dilemma
ontkent. De Brede conceptie van recht doet meer recht aan de complexe morele
vraagstukken die verbonden zijn in situaties, waarin burgers in overeenstemming met
extreem onrechtvaardigde wetten hebben gehandeld.
Vraag 5: Hoe wordt er volgens Hart gehoorzaamd aan de wet?
Door het hanteren van de brede conceptie krijgt men de mogelijkheid om te oordelen welke wetten
als moreel kunnen worden beschouwd en welke niet. Wanneer wetten gelijk worden uitgesloten
krijgt het volk deze bevoegdheid niet. Of mensen zich aan onrechtvaardige wetten houden/rechters
onrechtvaardige wetten toepassen, is een morele vraag, die ieder voor zichzelf moet beantwoorden.
De morele plicht tot gehoorzaamheid kan niet uit de juridische geldigheid worden afgeleid. Radbruch
, stelt daarentegen dat bepaalde wetten nooit geldend zijn geweest en dat de burger daarom zich niet
aan die wetten moet houden.
Vraag 6: Wat voorn kritiek levert Hart op het normatieve natuurrecht?
Volgens Hart kan uit iemands menselijke natuur geen geldende rechtsregels worden afgeleid. Het
recht kan volgens Hart in principe elke inhoud hebben, hoe onrechtvaardig die inhoud ook mag zijn.
Wel stelt Hart dat voor het voortbestaan van een samenleving er minimale regels moeten bestaan
die voortkomen uit de menselijke natuur. Het natuurrecht houdt slechts datgene in wat in een
samenleving geregeld is met het oog op overleven. Dit zijn regels met betrekking tot geweld,
eigendomsscheiding en het schenden van afspraken beperken. Het natuurrecht heeft volgens Hart
dan ook een verklarende werking. Het verklaard het bestaan van bijvoorbeeld het geweldsgebod,
want dit zorgt voor het streven naar zelfbehoud. De menselijke natuur verandert, dus het
natuurrecht ook. Mensen kunnen zo evalueren dat sommige verboden niet meer nodig zijn:
contingent (niet noodzakelijk, had ook anders kunnen zijn).
Vraag 7: Waarom heeft het natuurrecht volgens Hart geen normatieve, maar slechts een
beschrijvende/verklarende werking?
Human vulnerability/menselijke kwetsbaarheid: het geweldsverbod bestaat, omdat mensen
kwetsbaar zijn voor lichamelijke aanvallen. Verklaring voor het bestaan voor het
geweldsverbod is het streven naar zelfbehoud.
Approximate equality/geschatte gelijkheid: niemand heeft individueel meer macht dan
anderen en niemand kan, zonder samenwerking van anderen, domineren voor een langere
tijd. Dit zorgt ervoor dat juridische en morele verplichtingen gebaseerd worden op
gezamenlijke verdraagzaamheid en compromissen.
Limited altruism/beperkte altruïsme: mensen zijn niet perfect, want dan zouden regels niet
nodig zijn, maar ze zijn ook niet slecht, want dan zouden regels onmogelijk op te leggen zijn.
Limited recources/beperkte middelen: middelen zijn schaars en daarom is het bestaan van
juridische eigendom noodzakelijk, niet per se individueel eigendom
Limited understanding and strenghth of will/beperkt begrip en wilskracht: in een
samenleving moeten regels bestaan om eigendom en beloftes te garanderen aan de burgers.
Dit zorgt ervoor dat duidelijk is waar de mensen recht op hebben.
Vraag 8: Wat beschouwt Hart als stabiele rechtsorde?
Hart stelt dat voor een stabiele rechtsorde nodig is dat een deel van rechtsdeelnemers de
rechtsregels vrijwillig aanvaardt (niet vanwege sancties). Aan het deel dat de regels niet vrijwillig
aanvaardt (intern perspectief), wordt het recht dan met dwang opgelegd. In elk geval is het nodig dat
ambtsdragers de rechtsregels aanvaarden. Zonder deze vrijwillige aanvaarding, mist de rechtsorde
het gezag dat nodig is om te kunnen functioneren. Kortom, Hart stelt dat een rechtsorde met
extreem onrechtvaardige wetten, stabiel kan zijn; slavernij en Naziregime.
Vraag 9: Wat stelt Hart over het nazirecht?
Hart levert kritiek op Radbruch door te zeggen dat het nazirecht geldend recht is, maar te
onrechtvaardig om toe te passen en niet dat het nazirecht geen geldend recht is. Het recht is
geldend, maar het is moreel verwerpelijk.
Vraag 10: Wat stelt Hart over het verband tussen recht en moraliteit?
Hart stelt dat er geen noodzakelijk verband bestaat tussen recht en moraliteit. Er kan volgens hem
wel sprake kan zijn van een stabiele rechtsorde, ondanks dat sommige leden van de samenleving niet
een systeem van wederzijdse verdraagzaamheid wordt geboden. Ondanks dat deze rechtsorde niet
erkent dat alle mensen recht hebben op een minimum aan bescherming en dus moraliteit toekomen,
kan deze alsnog stabiel blijven.
Lon Fuller (tussenpositie)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller djamilaappel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.46. You're not tied to anything after your purchase.