IOR 2 – samenvatting
H1 internationaal ondernemen
1.2 Handelstheorieën
Eerste denkwijzen en theorieën: begin 16de eeuw
Werden door economen bekeken vanuit een landenomgeving
Later: bedrijven nemen het initiatief tot internationaal handeldrijven
2 categorieën van handelstheorieën
1. Klassieke of county-based theorieën
2. Moderne of firm-based theorieën
Theorie in dit geval
probeert een verklaring te vinden voor internationaal handeldrijven
(een theorie zal dus nooit de volledige, zeer complexe werkelijkheid kunnen bevatten)
1.2.1 Klassieke country- based theorieën
de verschillen die er tussen landen bestaan
1. Het mercantilisme
= het opbouwen van goud en zilver in een land
- Geen echte handelstheorie maar denkwijze
- In Europa
- 1500 – 1750
- een van de eerste pogingen om een economische verklaring te vormen voor het
internationaal handeldrijven
- KERNIDEE: de algemene welvaart van een land nam evenredig toe/af met de
voorraad edelmetaal (goud en zilver)
- Groei in welvaart van het ene land (uitvoerder die goud/zilver ontvangt) gaat steeds
ten nadele van een ander land (invoerder die goud/zilver uitgeeft)
Activiteit waardoor de goudvoorraad toenam werd als positief gezien
= UITVOER van goederen tegen betaling met goud of zilver
Activiteit waardoor de goudvoorraad afnam was negatief
(= INVOER van goederen tegen betaling in goud of zilver)
Invoer was in die tijd niet wenselijk
Toename van goud en zilver zorgde voor een evenredige afname in ander land
Goud= essentieel ( bv: legers bewapenen, betalen)
Overheid: uitvoer stimuleren en invoer afremmen door belastingen
= protectionisme tot vandaag actueel thema, bv: Trump die invoertarieven verhoogt
,Als invoer moest gebeuren: liever invoer van grondstoffen dan invoer van afgewerkte
producten want grondstoffen kosten minder dan afgewerkte producten
Economen die vandaag mercantilistisch denken = neo-mercantilisten
verzamelen van jobs: genereren van overschot op handelsbalans
Geloven dat:
- alles wat werkgelegenheid creëert moet aangemoedigd worden
- alles wat jobs kost, moet worden afgeremd
kritiek op denkwijze van mercantilisme:
Resultaat van handel = zero sum 1 land gaat er op vooruit
Later: Adam Smith en Ricardo handel geen zero sum activiteit
Maar een positive sum activiteit = beide landen gaan er op vooruit
Door uitvoer = goudreserve hiermee kunnen andere goederen worden aangekocht
goud verzamelen: mag geen doel worden !!! wel een middel om met dat goud andere
goederen te kunnen kopen
Adam Smith: eerste gefundeerde kritiek
2. Theorie der absolute kostenvoordelen: Adam Smith
- 1776 publiceert Adam zijn geschrift
In het geschrift:
- Promoot vrijhandel
- Vergelijkt nationale economieën met individuele huishoudens
Elke huishouden produceert beperkt aantal zaken voor eigen gebruik en de andere goederen
die ze nodig heeft koopt ze van ander huishouden. Kopen gebeurt met de opbrengst van de
eigen geproduceerde en verkochte goederen. Dus elk huishouden houdt zich bezig met dat
gene waarin hij het beste is = SPECIALISATIE
Beïnvloedt al eeuwen lang het Europese economische denken
- Probeert in te gaan tegen het protectionistisch denken
- Hij pleit voor specialisatie
Toegepast op landen:
Kernidee: arbeidsproductiviteit = de hoeveelheid goederen die een arbeider kan produceren
in een uur
Of: het aantal uren die een arbeider nodig heeft om een eenheid goed te produceren
Gaat uit van de arbeidswaardeleer: de waarde van een product afhangt van het aantal
uren die nodig waren om het product te vervaardigen !!!
,In geval van vrije handel: elk land moet zich toeleggen op datgene wat hij het beste kan =
waar hij een absoluut voordeel voor heeft
Een land gaat waar hij goed in is produceren surplus exporteren met opbrengst een
ander product invoeren
Land heeft een absoluut voordeel als:
- met dezelfde input MEER output genereert
- eenzelfde output genereert met minder input
Specialisatie zorgt voor globale toename van productie
Resultaat: positiv sum: beide landen worden beter van de vrijhandel
Conclusie: meer goederen ter beschikking door handel na specialisatie
! beperkingen:
- Er wordt enkel rekening gehouden met productiefactor arbeid
- Negeert schaalvoordelen
3. Comparatieve voordelen: David Ricardo
- 1823
- Theorie situeert zich in ruilhandel later: geld in theorie ingevoerd
- Kernidee: opportuniteitskost
De opportuniteitskost die een land zal betalen om meer van een bepaald product te
produceren = de hoeveelheid productie van een ander product die men daarvoor zal moeten
opgeven
- Vind niet dat het land enkel dat gene moet produceren waar ze goed in zijn
maar wel datgene moeten produceren waarvoor ze een opportuniteitskost voor
heeft
- Dus: landen moeten zich specialiseren in datgene waarin ze het minst slecht in zijn
!! comperatief voordeel
Ook al kan een bepaald land zo goed als alles wat het nodig heeft voordeliger produceren
(absoluut voordeel) dan zijn buurland, dan nog zullen beide landen er beter van worden om
toch onderling handel te drijven wanneer ze zich specialiseren in dat gene waarin me relatief
gezien nog net iets beter in is.
Resultaat handel: positiv sum
Strategie: protectionisme + specialisatie
Productiemogelijkhedencurve: alle verschillende combinaties van twee goederen die
geproduceerd kunnen worden = rechte lijn
, Conclusie: meer goederen ter beschikking door handel na specialisatie
Zwakte:
- vaste marginale kosten: kostenverhouding worden als onveranderd beschouwd
- negeert schaalvoordelen
- behoeftestructuur word als onveranderd beschouwd
- Houd alleen rekening met productiefactor arbeid
Welke factoren liggen aan de basis van verschillen tussen landen:
1. Relatieve beschikbaarheid van productiefactoren
2. Toekomende schaalvoordelen
3. Monopolistische concurrentie
4. Technologische voorsprong
5. Politieke beslissingen
Nog actueel?
Ja: Amerika gespecialiseerd in het maken van grote auto’s, Europa gespecialiseerde in het
maken van kleine wagens
4. Heckscher-Ohlin-Samuelson
- 1919-1970
- Marginale kost wordt meer realistisch als stijgend beschouwd
- Kernidee: factor proportions
- Strategie: protectionisme + specialisatie
- Zwakte: arbeidsproductiviteit
Productiemogelijkhedencurve: gebogen curve
(hoe meer we de productie van textiel willen laten toenemen hoe hoger de kosten van deze
uitbreiding zullen zijn)
De raaklijn aan de curve wordt steiler hoe meer we uitbreiden
- producten uit te voeren waarin veel productiemiddelen zitten waaraan het land
overschot heeft
- Producten invoeren waarin veel productiemiddelen zitten waaraan het land een
tekort heeft
Resultaat van handel: positive-sum (laden worden alle 2 beter door handel)
Nieuw in dit model: winnaars en verliezers !!!!
Sommige groepen in de maatschappij worden niet beter van vrije handel
Om te zien wie er wint en verliest: onderscheid korte en lange termijn
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cybelleweytjens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $18.81. You're not tied to anything after your purchase.