B. Wat “doen” naamvallen? 5
C. De vormen van de naamvallen 6
D. Stappenplan 8
2. De verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord 10
Stappenplan 13
Hoofdletter of kleine letter? 13
3. Het zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoord 14
De namen van de talen 16
4. Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden 17
5. De bijstelling 18
6. De trappen van vergelijking 19
7. De voorzetsels 23
8. De voornaamwoorden 29
9. Het zelfstandige naamwoord 34
A. De geslachtsregels 34
B. Het zwakke zelfstandige naamwoord 38
10. De werkwoorden 41
A. Zwakke werkwoorden 41
B. Sterke werkwoorden 43
C. Onregelmatige werkwoorden 46
Lijst van sterke werkwoorden met stamtijden 55
1 Naamvallen
In dit hoofdstuk wordt eerst uitgelegd, wat naamvallen precies zijn (onderdeel A), daarna wat ze
“doen” (onderdeel B) en hoe ze er in het Duits uitzien (onderdeel C). Tenslotte wordt aan de hand
van een stappenplan duidelijk gemaakt, hoe je in het Duits het beste met de naamvallen kunt
omgaan (onderdeel D).
A. Wat zijn naamvallen?
,3 Basisgrammatica Duits
Een naamval geeft de functie van een bepaald zinsdeel aan (bijvoorbeeld een onderwerp, een
lijdend voorwerp). Bij elke naamval hoort dus een bepaald zinsdeel. In het Nederlands gebruik je
veel minder naamvallen dan in het Duits. In het Nederlands hoor je nog naamvallen in ouderwetse
uitdrukkingen als “de heer des huizes”, “in naam der koningin”, “in het zweet zijns aanschijns”, ”in
de loop der jaren” en “de dag des Heren”.
Alleen bij de persoonlijke voornaamwoorden gebruik je in het Nederlands nog echt naamvallen. Zo
is “mij” bijvoorbeeld de 3e en 4e naamval van “ik”. Je zegt “Ik sla de man”, maar “De man slaat
mij”. In de eerste zin is “ik” onderwerp en dus 1e naamval, in de tweede zin is “mij” lijdend
voorwerp en dus 4e naamval. Hoewel het in beide zinnen om dezelfde persoon gaat, is de vorm
verschillend. Dat noem je een naamval.
Om met die naamvallen te kunnen werken, moet je dus ontleden.
Dat ontleden kan het beste in een bepaalde volgorde gebeuren. Die volgorde wordt bij het
behandelen van de naamvallen aangehouden.
Naast het kunnen ontleden moet je bepaalde vormen uit je hoofd leren. Anders zal het niet lukken.
Bij de naamvallen horen de volgende zinsdelen:
1e naamval
Onderwerp
Je vraagt: Wie/wat + werkwoord?
Naamwoordelijk deel van het gezegde
Een naamwoordelijk deel van het gezegde heb je als er een koppelwerkwoord in de zin staat.
Voorlopig is het belangrijk om te onthouden, dat je een naamwoordelijk deel hebt bij een vorm
van de werkwoorden “sein”, “werden” en “bleiben”. Als er een vorm van zo’n werkwoord in de
zin staat, dan is het zinsdeel, dat je normaal als lijdend voorwerp zou benoemen het
naamwoordelijk deel van het gezegde.
Voorbeelden:
De man eet een appel. (Der Mann ißt einen Apfel.)
ww
Vraag: Wie eet?
Antw.: De man = onderwerp
Deze man is de leraar. (Dieser Mann ist der Lehrer.)
ww
Vraag: Wie is?
Antw.: Deze man = onderwerp
Vraag: Wat is deze man?
Antw.: de leraar
,4 Basisgrammatica Duits
Normaal zou dus "de leraar" lijdend voorwerp zijn (zie 4e naamval), maar, omdat er een vorm
van het werkwoord "sein" in de zin staat, noem je dit zinsdeel het naamwoordelijk deel van het
gezegde en krijgt het dus de 1e naamval.
4e naamval
Lijdend voorwerp
Je vraagt: Wie/wat + werkwoord + onderwerp
Tijdsbepaling zonder voorzetsel
Na bepaalde voorzetsels (zie het onderwerp voorzetsels)
Na bepaalde werkwoorden (zie het onderwerp werkwoorden)
Voorbeelden:
De man eet een appel. (Der Mann ißt einen Apfel.)
onderwerp ww
Vraag: Wat eet de man?
Antw.: een appel = lijdend voorwerp
Zij heeft deze avond veel gedanst.(Sie hat diesen Abend viel getanzt.)
tijdsbep. z. voorz.
“deze avond” = tijdsbepaling zonder voorzetsel
Hij rijdt tegen een boom. (Er fährt gegen einen Baum.)
voorzetsel
“gegen” is een voorzetsel met de 4e naamval (zie het onderwerp voorzetsels).
3e naamval
Meewerkend voorwerp
Dat deel van de zin, waar je “aan” of “voor” voor kunt zetten of weg kunt laten.
Na bepaalde voorzetsels (zie het onderwerp voorzetsels)
Na bepaalde werkwoorden (zie het onderwerp werkwoorden).
Voorbeelden:
De vrouw geeft de man een brief. (Die Frau gibt dem Mann einen Brief.)
, 5 Basisgrammatica Duits
Voor het zinsdeel “de man” kun je “aan” zetten. Dit is dus het meewerkend voorwerp.
Hij praat met de man. (Er redet mit dem Mann.)
“mit” is een voorzetsel met de 3e naamval (zie het onderwerp voorzetsels).
Hij helpt de man. (Er hilft dem Mann.)
ww +3
“helfen” heeft in het Duits de 3e naamval (zie het onderwerp werkwoorden).
2e naamval
Bijvoeglijke bepaling
Een bijvoeglijke bepaling geeft een soort bezit aan. In het Nederlands gebeurt dat met het woord
“van”.
Na bepaalde voorzetsels (zie het onderwerp voorzetsels)
Na bepaalde werkwoorden (zie het onderwerp werkwoorden)
Voorbeelden:
Dat is de hoed van de man. (Das ist der Hut des Mannes.)
Je zegt hier iets bepaalds over "de hoed" en dat voeg je er dan bij, vandaar de naam
bijvoeglijke bepaling.
Ondanks het slechte weer. (Trotz des schlechten Wetters.)
“trotz"” is een voorzetsel met de 2e naamval (zie het hoofdstuk voorzetsels).
Coldplay geniet grote populariteit. (Coldplay erfreut sich einer großen Beliebtheit.)
“sich erfreuen” heeft in het Duits de 2e naamval (zie het onderwerp werkwoorden).
B. Wat “doen” naamvallen?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller student5678. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.45. You're not tied to anything after your purchase.