Opzet blok = HC 1
Begrippen die we moeten kennen:
- Incidente = nieuwe gevallen over een bepaalde tjdruimte. Bij chronische iiektes kan de
incidente klein iijn, maar de prevalente toch groot. Bij griep andersom.
- Prevalente = voorkomen op bepaald moment van het aantal gevallen per duiiend of
honderdduiiend in een bepaalde populate.
- Sensitviteit = percentage terecht positeve uitslagen onder alle iieke mensen
- Specifciteit = percentage terecht negateve uitslagen onder de niet-iieke mensen
- Voorspellende waarde
o Positef = aantal personen met een positeve test dat aan de iiekte lijdt gedeeld door
alle personen met een positeve test
o Negatef = aantal personen met een negateve test dat niet aan de iiekte lijdt
gedeeld door alle personen die negatef scoren op de test.
Je wilt weten of de oudere voor je een hoog risico heef. Sommige oudere iijn vitaler dan andere.
Onderioek toont aan dat veel van de oudere boven de 70 na operate overlijden. Na 3 maanden was
10% overleden en na een jaar ielfs 20%.
Vanaf 1 maart worden alle ouderen die de spoedeisende hulp beioeken gescreend op vitaliteit, om
te weten hoe we deie oudere moeten behandelen.
Opzet van onderzoek = HC 2
- Belangrijkste epidemiologische onderioeksopieten benoemen
- Kenmerken van follow-up en case-control onderioek beschrijven
- In een beschrijving van een onderioek de gebruikte onderioeksopiet herkennen
2 x 2 tabel ja / nee en hoog / laag
Je iet de determinant links in de tabel en uitkomst boven.
Mensen volgen in de tjd = follow-up onderioek, noem je ook wel cohort onderioek
- Prospecteve van NU deelnemers selecteren die iijn gevallen dan kijken hoe het gaat in de
toekomst.
- Retrospectef vanaf jaar geleden, vaststellen of ie dan NU iijn gevallen
o Verschillen:
Bij retro ben je sneller klaar, want gegevens iijn er al en bij prospecteve
moet je wachten tot het er is.
Retrospecteve is efcicnter.
Sneller uitval bij prospecteve, omdat mensen bijv. verhuiien ect.
Bij prospectef kan je wel ielf bepalen wat je wilt onderioeken, want je hebt
geen gegevens vooraf nodig.
, 22 januari 2018
Case-control studie = bedacht door Gerard Kroning
Zo ontdekte hij correlate tussen roken en longkanker door patcntcontrole groepen.
Je vergelijkt een iieke groep met een geionde groep.
Bij follow up ga je deelnemers selecteren, dan risicofactor vaststellen en dan uitkomst. Bij case-
control doe je eerst de deelnemers, dan uitkomst vaststellen en dan pas gaan kijken van wat was de
risicofactor. Conclusie is wel het ielfde, dus net io goed. beide observatoneel.
Follow – up onderioek gaat niet bij longkanker, want er iijn helemaal niet io veel mensen die
longkanker hebben dus moet je hele grote groep hebben om later iemand in de groep te hebben met
longkanker. Door te kijken naar mensen die roken heb je meer kans om iemand met kanker in je
groep te krijgen en dan kan je meteen vergelijken bij de groep die niet rookt hoeveel daar kanker
hebben.
Case control studie is net io goed als follow-up, maar soms kan je bepaalde factoren niet meer
berekenen. Als je bij de case control alle factoren iou controleren heb je eigenlijk een retrospecteve
test, maar dit doe je bijna nooit dus is wel minder specifek. Bij follow-up heb je wel veel meer
mensen nodig dan bij case control.
Je kan geen absoluut risico uitrekenen bij case control studies.
Is het hard bewijs?
- Experimenteel onderioek: RCT = randomiied controlled trial. Iedereen moet deielfde kans
hebben om hier bij te komen
- Observatoneel: alleen maar kijken bij mensen die even iiek iijn. Je hebt dan de andere
factoren uitgesloten.
o Noem je restricte = uitsluiten
o Stratfceren = uitsluiten van stadia in de iiektes
Heel vaak komt het voor dat experimenteel onderioek niet mogelijk, maar bij medicijn onderioek
moet het. Je komt kunnen beargumenteren dat je de uitsluitng goed hebt gedaan.
Cross-sectoneel onderioek
Risicofactor en uitkomst meten op hetielfde moment
o Voorbeeld: bent u in de afgelopen maand gevallen? En wat was uw gemiddelde BMI
in de afgelopen maand?
Case report = Beschrijving van 1 of enkele patcnten
Case serie= Beschrijving van groepje patcnten
Dit iijn onderioeken waar je meer ideecn uit opmaakt dan het hard bewijs is.
Je hebt 7 epidemiologische onderioeksopieten:
- 1 experimenteel (RCT)
- 6 observatoneel
o Prospectef FU
o Retrospectef FU
o Case-control
o Cross-sectoneel
o Case report
o Case serie
Bij observatoneel ga je NOOIT iets toewijien, dus als dit gebeurd is het altjd experimenteel en als
het dan random is dan is het RCT.
Case-control is altjd vergelijken tussen 2 groepen mensen.
, 22 januari 2018
Beschrijvende statstek = HC 3 & 4
- Een kans is een proporte in een populate
- Een voorwaardelijke kans is een proporte in een deelpopulate
- De regel van bayes
o Toepassing bij diagnostsche testen
o Sensitviteit, specifciteit
o Positef en negatef voorspellende waarde
- De normale verdeling
o Gemiddelde = μ, bij standaard is deie 0
o Standaarddeviate = δ, bij standaard is deie 1
Normaal verdeelde populate ligt altjd 95% van de populate tussen
μ – 1.96 δ en μ + 1.96 δ (gebruiken soms ook 2 voor het gemak ipv 1.96)
dus dat betekent dat 2,5% ligt eronder en 2,5% ligt erboven want je deelt de 5% door 2.
Voor de 5% (en dus 90% binnen de normaal verdeling) is het getal 1,65 ipv 1,96)
Je neemt een steekproef om iets te ieggen over de populate.
Statstek = het aleiden van kenmerken van een populate uit kenmerken van een steekproef
Beschrijvende statstek = het beschrijven van kenmerken van de steekproef
Wet van de grote aantallen = als de steekproef steeds groter wordt iullen de kenmerken van de
steekproef steeds meer gaan lijken op de kenmerken van de populate
De steekproef is aselect = willekeurig. Let op als je ergens op straat gaat staan is het vaak niet aselect,
want sommige mensen komen niet op straat of je staat in Leidse dus je krijgt Leidse jongeren.
Steekproeven iijn wel variabel. De kenmerken van een steekproef iijn altjd alleen ongeveer
hetielfde. De conclusies over de populate iijn wel altjd onieker. Toetsende statstek = het
kwantfceren van die oniekerheid.
Patcnten gaan in de rijen en de variabele gaan in de kolommen. Wordt rechthoekig tabel meestal,
want je test in medische data heel veel variabele.
Categorische variabele
- Nominaal (ionder volgorde)
o Bijvoorbeeld beroep, geslacht, natonaliteit
- Ordinaal (met volgorde)
o Tumorstadium, 5 – puntschaal op enquête
Numerieke variabele
- Discreet (tellingen, alleen hele getallen)
o Pariteit, leefijd, apgar score
- Contnu (kan niet-gehele waarde aannemen)
o Lengte, gewicht, bloeddruk. Kan allemaal op decimalen
Categorische variabelen beschrijven we via een frequentetabel hoe vaak hebben we elke
categorie geiien. Om het dan te visualiseren is dan taartdiagram of staafdiagram (deie meest!!)
Numerieke variable beschrijven we via
- Locatematen
o Gemiddelde = alles optellen en delen door aantal getallen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniellew4. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.48. You're not tied to anything after your purchase.