Samenvatting van het boek "Psychologie van de adolescentie" van Wim Slot en Marcel van Aken, 25e druk. Dit is een complete samenvatting van het hele boek. De samenvatting is 150 pagina's lang.
Samenvatting Psychologie van de adolescentie - Slot & Van Aken, 25e druk
Inhoudsopgave
1. Inleiding ........................................................ 3 5.3 De Piagetiaanse benadering ...................... 32
1.1 Adolescentie: een eerste typering ............... 3 5.4 De informatieverwerkingsbenadering ....... 36
1.2 Puberteit en adolescentie ............................ 3 5.5 De psychometrische benadering ............... 38
1.3 Een moeilijke leeftijd?.................................. 4 6. Emotionele ontwikkeling.............................. 41
1.4 Een ontwikkelingspsychologisch 6.2 Functionalistisch perspectief op emoties .. 41
uitgangspunt ...................................................... 4 6.3 De ontwikkeling van emotionele
1.5 De opzet van dit boek: adolescentie als competentie .................................................... 42
periode van transities ........................................ 7 6.4 Emoties in de adolescentie ........................ 44
2. Theorieën over de adolescentie ..................... 8 6.5 Schaamte ................................................... 46
2.1 Inleiding........................................................ 8 6.6 Emotieregulatie en probleemgedrag in de
2.2 De rol van theorieën over de ontwikkeling . 8 adolescentie..................................................... 47
2.3 Drie typen van theorieën over de 7. Ontwikkeling van het zelf en de identiteit..... 51
adolescentie ..................................................... 10 7.1 Inleiding ..................................................... 51
2.4 Contextuele theorieën ............................... 12 7.2 Zelfpsychologie .......................................... 52
2.5 Toegepaste ontwikkelingspsychologie en 7.3 Ontwikkeling van het zelf .......................... 52
positieve ontwikkeling van jongeren ............... 14 7.4 De ego-ontwikkelingstheorie van
3. Lichamelijke ontwikkeling en rijping ............ 15 Loevinger ......................................................... 55
3.1 Inleiding...................................................... 15 7.5 De identiteitstheorie van Erikson .............. 56
3.2 De lichamelijke veranderingen tijdens de 7.6 Ontwikkeling van de identiteitsvorming ... 58
adolescentie ..................................................... 15 8. Autonomie-ontwikkeling.............................. 61
3.3 Rijping en lichamelijke ontwikkeling en het 8.2 Het paraplubegrip autonomie:
functioneren van adolescenten ....................... 19 onafhankelijkheid versus vrijwillig
3.4 Verklaringen voor de invloed van de functioneren .................................................... 61
lichamelijke ontwikkeling op het functioneren22 8.3 Ontwikkeling van autonomie..................... 64
3.5 Besluit......................................................... 24 8.4 Autonomie als bron van welbevinden en
4. Hersenontwikkeling .................................... 25 basis voor latere ontwikkeling ......................... 65
4.1 Inleiding...................................................... 25 8.5 Contexten die bijdragen tot de ontwikkeling
4.2 Hersenontwikkeling ................................... 25 van autonomie, of die ontwikkeling juist
4.3 Puberteit .................................................... 26 hinderen .......................................................... 66
4.4 Hersenontwikkeling en gedrag .................. 26 9. Morele ontwikkeling .................................... 68
4.5 Executieve functies .................................... 27 9.2 Morele ontwikkeling .................................. 68
4.6 Risico's en beloningen ................................ 28 9.3 Morele oordelen en andere oordelen ....... 68
4.7 Gezichten en emoties ................................ 28 9.4 De biologische basis van het vermogen tot
4.8 Sociale interacties ...................................... 29 moreel oordelen .............................................. 68
4.9 Besluit......................................................... 30 9.5 Morele ontwikkeling en de ontwikkeling van
5. Cognitieve ontwikkeling .............................. 31 moreel affect ................................................... 69
5.1 Inleiding...................................................... 31 9.6 Morele ontwikkeling en morele
5.2 Benaderingen van cognitieve internalisatie .................................................... 69
ontwikkeling ..................................................... 31 9.7 De ontwikkeling van moreel leren............. 70
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 1
, 9.8 Moraliteit en sekse..................................... 72 13.4 Problemen of stoornissen in de
9.9 Moraliteit en cultuur .................................. 73 levensloop...................................................... 114
9.10 Moreel gedrag: relaties met oordelen, 13.5 Angststoornissen ................................... 115
affect en identiteit ........................................... 74 13.6 Stemmingsstoornissen .......................... 119
10. Psychosociale ontwikkeling: de rol van het 13.7 Eetstoornissen ....................................... 121
gezin............................................................... 75 14. Crimineel gedrag en externaliserende
10.2 Gezinnen met adolescenten .................... 75 stoornissen.................................................... 123
10.3 Opvoeding in de adolescentie.................. 76 14.1 Inleiding ................................................. 123
10.4 Opvoeder-kindrelatie: gehechtheid en 14.2 'Normale' jeugdcriminaliteit .................. 123
conflicten ......................................................... 78 14.3 De omvang van jeugdcriminaliteit ......... 123
10.5 Het gezin als systeem van relaties ........... 80 14.4 Wordt jeugdcriminaliteit een groter
10.6 Gezin en maatschappij ............................. 82 probleem? ..................................................... 123
10.7 Gezinnen van allochtone afkomst ........... 83 14.5 Deviante ontwikkelingstrajecten ........... 124
11. Psychosociale ontwikkeling: de invloed van 14.6 Afnemende criminaliteit na de
leeftijdsgenoten.............................................. 87 adolescentie................................................... 127
11.1 Inleiding.................................................... 87 14.7 Factoren die het stoppen met crimineel
11.2 Vriendschappen van adolescenten: gedrag bevorderen ........................................ 127
kenmerken, dynamiek, effecten en invloeden 87 14.8 Meisjescriminaliteit ............................... 128
11.3 Vriendengroepen: kenmerken en 14.9 Seksuele delicten ................................... 129
invloeden ......................................................... 91 14.10 Externaliserende stoornissen .............. 129
11.4 Groepen op school: sociale status, sociale 14.11 Risico's ................................................. 130
verwerping en pesten ...................................... 94 14.12 Alcohol-, tabak- en drugsgebruik in de
11.5 Ouder-adolescentrelaties ........................ 97 adolescentie................................................... 134
12. Psychoseksuele ontwikkeling ....................100 15. Hulpverlening aan adolescenten ............... 137
12.1 Inleiding.................................................. 100 15.2 Ontwikkelingstaken en problemen van
12.2 Ontwikkelingen in het denken over jongeren......................................................... 137
seksuele ontwikkeling .................................... 100 15.3 Waar zoeken jongeren hulp? ................. 137
12.3 Genderidentiteit en genderrol ............... 101 15.4 Hulp in verschillende soorten en maten 138
12.4 Soloseks.................................................. 103 15.5 Wat vinden jongeren belangrijk als ze hulp
12.5 Relatievorming ....................................... 104 krijgen? .......................................................... 140
12.6 Seksuele contacten met anderen .......... 105 15.6 Wat werkt? ............................................ 140
12.7 Opvattingen over seksualiteit ................ 106 15.7 De basis: werkrelatie en motivatie ........ 141
12.8 Seksuele oriëntatie ................................ 106 15.8 Informatie verzamelen en analyseren en
12.9 Problemen tijdens de seksuele doelen stellen ................................................ 143
ontwikkeling ................................................... 108 15.9 Programma's voor jongeren met
12.10 Seksuele opvoeding en vorming .......... 112 externaliserende problemen ......................... 144
13. Internaliserende problematiek .................113 15.10 Programma's voor jongeren met
13.3 Normale ontwikkeling angst, verdriet en internaliserende problemen .......................... 146
lichamelijke klachten ..................................... 113 15.11 Andere vormen van hulp ..................... 148
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 2
, 1. Inleiding
1.1 Adolescentie: een eerste typering p. 15-17
adolescentie
- wordt gebruikt voor de periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid
- centrale ontwikkelingstaak is het ontwikkelen van een eigen identiteit (Erikson, 1968)
- identiteit: de persoon beleeft zichzelf als iemand met een eigen herkenbare levensstijl die,
ondanks veranderingen, consistent is en voor mensen om hem heen als zodanig herkenbaar is
- er is een discrepantie tussen enerzijds geacht worden al vroeg zelfstandig te zijn, maar
anderzijds pas laat echt de middelen hiervoor te hebben
- sommige theoretici (o.a. Moffitt, 1993) veronderstellen dat dit tot probleemgedrag leidt
- anderen (o.a. Arnett, 2007) menen dat jonge twintigers het juist niet onprettig vinden dat zij
nog geen volwassen rollen op zich moeten nemen en ruimte hebben om te experimenteren;
men spreekt in dit verband weleens van verlengde adolescentie (of emerging adulthood)
leeftijd
- het idee dat de leeftijdsgrens van 18 jaar niet zonder meer betekent dat iemand volwassen is,
wordt steeds breder geaccepteerd
- mannen kunnen tot 23 jaar volgens het jeugdstrafrecht vervolgd worden als er tekenen zijn
dat zij nog niet echt op een volwassen niveau functioneren
- in de lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg wordt benadrukt dat er sprake moet zijn
van transitional care, waarbij 'jeugd' wordt gedefinieerd als de periode tussen 15 en 24 jaar
- de vroege adolescentie ligt tussen 10-13 jaar, de middenadolescentie tussen 14-18 jaar, en de
late adolescentie tussen 19-22 jaar; de emerging adulthood eindigt pas als volwassen rollen
zijn opgenomen, hetgeen bij de meesten rond het 25e jaar wel gebeurd is
1.2 Puberteit en adolescentie p. 17-19
puberteit
- heeft betrekking op het proces van geslachtsrijp worden, inclusief de hormonale ontwikkeling
die de geslachtsrijping en tal van andere rijpings- en ontwikkelingsprocessen aanstuurt
- als gevolg van deze processen treedt er verandering op in gedrag/stemmingen: het puberen
adolescentie
- fase waarin jongeren de veranderingen gaan integreren die zich ten gevolge van rijping en
ontwikkeling voordoen
- wat er in deze periode gebeurt, wordt enerzijds beïnvloed door wat er in de kinderjaren heeft
plaatsgevonden en anderzijds door het perspectief dat de volwassenheid biedt
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 3
,- het einde van de periode wordt meestal getypeerd als het bereiken van de volwassenheid; er
zijn verschillende vormen en momenten van volwassenheid denkbaar, al naar gelang de
persoonlijke, maatschappelijke of culturele ontwikkeling
- de verschijningsvorm kan per tijdperk en cultuur sterk verschillen: in de Westerse samenleving
zijn we geneigd om bij een begrip als identiteit vooral aan 'eigenheid' en autonomie te
denken, terwijl in andere culturen het zekere gevoel om deel uit te maken van een groep, een
breed vertakte familie of een stam een belangrijker aspect van identiteit vormt
- ook sekseverschillen zijn van invloed op de wijze waarop de ontwikkeling zich manifesteert
1.3 Een moeilijke leeftijd? p. 19-21
problemen tijdens de adolescentie
- adolescentie lijkt in werkelijkheid meer een periode die voor iedereen wel wat stress oplevert,
maar waar ook bijna iedereen uiteindelijk goed doorheen komt
- het is belangrijk om onderscheid te maken tussen eenmalige stemmingen of gedragingen en
meer langdurige patronen: (1) experimenteren met alcohol, drugs en kleine antisociale
gedragingen is meestal onschadelijk en leidt niet per se tot langdurige problemen; (2) snelle
stemmingswisselingen met hoge toppen en diepe dalen zijn niet noodzakelijkerwijs gekoppeld
aan een depressie of een eetstoornis
- er moet dus onderscheid worden gemaakt tussen spanningen en de daarmee gepaard gaande
onevenwichtigheden die jongeren in het algemeen ervaren wanneer zij voor nieuwe taken
worden gesteld, en spanningen die we moeten beschouwen als signalen dat de ontwikkeling
gestoord dreigt te raken
- er moet onderscheid worden gemaakt tussen problemen die echt uit de adolescentie
voortkomen en problemen die hun wortels hebben in de periode vóór de adolescentie; bij
jongeren bij wie de problemen niet tijdens de adolescentie overgaan, blijkt vaak ook de
periode vóór de adolescentie al enige problematiek met zich te hebben meegebracht
1.4 Een ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt p. 21-28
intra-/inter-individuele veranderingen
- intra: veranderingen die zich binnen de persoon in de loop van de tijd voltrekken
- inter: verschillen die zich daarbij in verloop van de ontwikkeling tussen individuen voordoen
ontwikkelingspsychologisch gezichtspunt
- het bestuderen van intra-individuele veranderingen; worden vaak opgevat als een
opeenvolging van stadia of fasen
- fase: (1) gedragswijzen en attituden zijn typerend voor een bepaald niveau van psychische
ontwikkeling; (2) ontstaan in de loop van een proces dat een vaste volgorde vertoont; (3) het
karakteristieke functioneren in een bepaalde fase hangt samen met structurele veranderingen
en met de structuur van het denken; (4) overgangen tussen fasen zijn duidelijk waarneembaar
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 4
,karakteristiek voor adolescentiefase
- vormen van een eigen identiteit en het bereiken van autonomie t.o.v. de ouders
- manieren van omgaan met bepaalde innerlijk beleefde conflicten (bv. i.v.m. ambivalente
gevoelens t.o.v. de ouders)
- bepaald niveau van cognitief functioneren (bv. wat betreft denken over morele vraagstukken)
kanttekeningen bij fasenindeling
- het onderscheiden van deze niveaus hoeft niet te betekenen dat het gedrag van individuen
met eenzelfde ontwikkelingsniveau over de hele linie uniformiteit vertoont
- niet iedereen van dezelfde leeftijd zit in dezelfde fase en in een bepaalde fase zitten niet
alleen individuen van dezelfde leeftijd
ontwikkelingstaken (ontwikkelingsniveaus)
- de eisen en verwachtingen die binnen een cultuur voor een bepaalde leeftijdsgroep gelden
- het vervullen ervan wordt als een belangrijke voorwaarde gezien voor een goed verloop van
de verdere ontwikkeling
- sommige hebben een universeel karakter: ze gelden voor iedereen; andere hangen meer
samen met de concrete maatschappelijke verwachtingen
ontwikkelingstaken voor de adolescentie (Slot, 1994)
- (1) vormgeven aan veranderende relaties binnen het gezin; (2) zorgdragen voor gezondheid
en uiterlijk; (3) zinvol invullen van de vrije tijd; (4) vormgeven aan intimiteit en seksualiteit; (5)
participeren in onderwijs of werk; (6) vriendschappen en sociale contacten onderhouden; (7)
omgaan met autoriteit
- geformuleerd t.b.v. de hulpverlening voor jongeren met antisociaal gedrag, met de bedoeling
hulpverleners, die geneigd zijn de aandacht hoofdzakelijk op problemen te richten, ertoe te
bewegen bij diagnostiek en behandeling meer vanuit een ontwikkelingsperspectief te denken
definities van continuïteit
- 1. heeft betrekking op processen en mechanismen; men denkt hier aan variabelen die op
verschillende leeftijden weliswaar dezelfde functie hebben, maar zich wat betreft de vorm
verschillend uiten, al naar gelang de leeftijd; de hypothese van continuïteit houdt in dit geval
in dat, ook al is de vorm van het gedrag verschillend, in feite dezelfde psychologische
mechanismen een rol spelen; continuïteit zit hier meer in de kern van een psychologisch
verschijnsel, de gedragingen aan de oppervlakte kunnen verschillen
- 2. veronderstelt een voorspelbaar patroon van relaties tussen gebeurtenissen en ervaringen
in een eerdere levensfase en een bepaalde uitkomst later; continuïteit zit hier meer in de kern
van de persoon: vroegere ervaringen van een persoon voorspellen het latere functioneren;
over deze vorm is veel discussie, vooral over de vraag in hoeverre ervaringen uit de eerste
levensjaren het verloop van de verdere ontwikkeling bepalen
protectieve factoren
- 1. sociale ondersteuning: goede relaties binnen het gezin, positieve schoolervaringen
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 5
,- 2. persoonlijkheidskarakteristieken: een positief zelfbeeld of een gemakkelijk humeur
- blijken individuen te wapenen en te beschermen tegen ervaren moeilijkheden gedurende de
ontwikkeling en hen tegelijkertijd te helpen een nieuwe koers uit te zetten
- vertrouwen in eigen mogelijkheden hangt samen met het 'toevallig' ontmoeten van iemand
die deze mogelijkheden weet aan te reiken en die in staat is zin aan het leven te geven om zo
een positiever zelfbeeld te bewerkstelligen
life events/trajectories
- live events (levensgebeurtenissen): kunnen op diverse momenten in de levensgeschiedenis
een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van jongeren (bv. echtscheiding ouders,
verhuizen, krijgen van een vriendje of vriendinnetje)
- life trajectories (levenslooptrajecten): nagaan welke samenhang tussen opeenvolgende
gebeurtenissen in een mensenleven te traceren valt (bv. welk gedrag ontwikkelen jongeren
die naast gedragsproblemen ook aandachtstekorten en hyperactiviteit vertonen?)
- acceleratie: een ongunstig verlopende ontwikkeling die zich onder invloed van bepaalde
factoren versneld in een negatieve richting voortzet
ontwikkelingspsychopathologie
- richt zich op onderzoek naar de condities waaronder stoornissen in de ontwikkeling optreden,
in stand blijven of verdwijnen en naar de individuele verschillen die daarbij voorkomen
- de condities zijn onder meer situaties die een verhoogd risico inhouden
- dynamisch interactionisme (Magnusson, 1990): benadrukt dat mensen hun eigen omgeving
vormgeven, maar ook door hun omgeving worden vormgegeven (transactionele modellen)
persoonomgeving interactie (beïnvloeden van je eigen omgeving, Caspi & Shiner, 2006)
- passieve interactie: het individu krijgt de omgeving die door biologische verwanten, namelijk
de ouders, wordt aangeboden; hierbij is er uiteraard niet duidelijk sprake van het beïnvloeden
van de omgeving door de persoon
- evocatieve interactie: het individu beïnvloedt de omgeving door reacties die men bij anderen
oproept; bepaalde kenmerken van de persoon (bv. verlegenheid of juiste extraversie) hebben
bepaalde reacties van de omgeving tot gevolg; de omgeving verandert dus als gevolg van de
reacties die de persoon uitlokt
- actieve interactie: het individu selecteert een omgeving; individuen zoeken bijvoorbeeld
vrienden die bij hen passen, of een werkkring waarin zij zich thuis voelen; de omgeving
verandert dus als gevolg van bepaalde acties van de persoon
- tijdens de adolescentie vindt er een verandering van passieve naar actieve interacties plaats;
dit komt omdat het belang van acties of keuzes van een individu over de levensloop toeneemt
omgevingseffecten vs. persoonskenmerken
- diathesis-stress model: jongeren met een bepaald soort temperament op persoonlijkheid zijn
extra vatbaar voor negatieve omgevingsinvloeden
- differential susceptibility model: diezelfde kwetsbare jongeren zijn ook vatbaarder voor
positieve omgevingsinvloeden
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 6
, 1.5 De opzet van dit boek: adolescentie als periode van transities p. 28-29
domeinen van verandering
- biologische domein: de adolescentie is een periode van (snelle) veranderingen in het uiterlijk
en van seksuele ontwikkeling
- cognitieve domein (het denken van jongeren): in vergelijking met jongere kinderen kunnen
jongeren abstract en in hypothetische termen denken; ze kunnen daarbij ook beter het
perspectief van anderen nemen, daardoor anderen beter begrijpen, maar ook eerder de
acties van anderen goed- of afkeuren
- sociale domein: jongeren verwerven een andere sociale status omdat ze van rol veranderen
(bv. deelname aan het arbeidsproces), maar ook omdat ze, als gevolg van biologische,
cognitieve, of emotionele veranderingen, andere interesses krijgen in hun relaties (bv. de
behoefte aan romantische of seksuele relaties) of andere eisen stellen aan hun relaties (bv.
meer autonomie in de relatie met ouders)
- al deze veranderingen leveren een bijdrage aan de ontwikkeling van het zelf en de identiteit,
waarbij de beleving een unieke persoon te zijn centraal staat
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 7
, 2. Theorieën over de adolescentie
2.1 Inleiding p. 31
ontwikkeling
- alle veranderingen in het menselijk gedrag die samenhangen met de leeftijd
- ontwikkelingspsychologen die deze veranderingen in kaart willen brengen, proberen drie
dingen te doen:
- 1. zij willen de veranderingen die zich voordoen in de loop van de ontwikkeling beschrijven
- 2. zij willen deze veranderingen verklaren door aan te tonen welke gebeurtenissen aan de
basis liggen van een bepaald verloop van het ontwikkelingsproces
- 3. zij willen, zodra het verloop van de ontwikkeling en de onderliggende oorzaken daarvan
bekend zijn, de ontwikkeling ook optimaliseren (bv. door inzet van interventieprogramma's)
geschiedenis van de ontwikkelingspsychologie
- eerste fase (1900-1970): er werden een aantal klassieke theorieën geformuleerd over de
ontwikkeling tijdens de adolescentie, maar het onderzoek bleef meestal beperkt tot de
beschrijving van de ontwikkeling
- tweede fase (1970-2000): er werd dieper ingegaan op een specifiek element dat weinig
aandacht krijgt in de klassieke theorieën over de adolescentie: de invloed van de omgeving of
de context op de ontwikkeling
- derde fase (2000-): onderzoekers proberen in nauwe samenwerking met collega's uit de
praktijk tot een toegepaste ontwikkelingspsychologie te komen die de klemtoon legt op de
positieve kwaliteiten van jongeren en hen wil helpen om op deze mogelijkheden verder te
bouwen om zo hun ontwikkeling te optimaliseren (positive youth development beweging)
2.2 De rol van theorieën over de ontwikkeling p. 32-35
theorieën over ontwikkeling
- maken door middel van een schematische voorstelling of een analogie, een benadering van de
werkelijkheid; deze schematisering maakt het mogelijk de uitkomsten van wetenschappelijk
onderzoek in een verband te zien en een betekenis aan deze uitkomsten te geven
- richten zich op de volgende vier hoofdvragen:
- 1. wat is de onderliggende opvatting over de ontwikkeling en het onderliggende mensbeeld?
- 2. is de ontwikkeling vooral kwantitatief of kwalitatief van aard?
- 3. op welke manier dragen individu en omgeving (nature/nurture) bij aan de ontwikkeling?
- 4. wat is het eigenlijk dat zich ontwikkelt?
theorie van de ontwikkelingstaken
- de taken verwijzen naar een reeks van opgaven die zich aandienen op een bepaald tijdstip in
het leven en die de persoon moet volbrengen in relatie tot zijn omgeving
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 8
,- dit houdt in dat de persoon zich vaardigheden moet eigen maken om de taken te vervullen
- als deze taken goed worden vervuld, voelt de opgroeiende persoon zich tevreden over
zichzelf, krijgt hij positieve reacties vanuit de omgeving en heeft hij meer succes bij het
aanpakken van taken die zich later in het leven aandienen
- als diezelfde taken niet goed worden aangepakt, voelt de opgroeiende persoon zich
ongelukkig, krijgt hij negatieve reacties vanuit de omgeving en wordt de kans groter dat hij het
ook met latere taken moeilijk zal krijgen
- een persoon moet zich voortdurend nieuwe vaardigheden eigen maken als
ontwikkelingstaken zich aandienen
- de veranderingen die aan de taken ten grondslag liggen kunnen positief zijn en kansen bieden
invloeden (ontwikkelingstaken kunnen voortkomen uit)
- lichamelijke ontwikkeling van jongeren: ze zijn biologisch 'ergens aan toe', zoals het bereiken
van geslachtsrijpheid in de puberteit
- verwachtingen van de omgeving: die vindt dat de jongere ergens aan toe is, zoals de
voorbereiding op het latere leven als volwassene
- de persoon zelf met zijn eigen waarden en aspiraties: naarmate de persoon zich ontwikkelt,
wordt deze derde bron steeds belangrijker
antwoorden op de vier hoofdvragen
- 1. biologie en maatschappij bepalen in wisselwerking het verloop van de ontwikkeling; dit
leidt tot een mensbeeld waarbij de persoon actief bijdraagt tot zijn eigen ontwikkeling
- 2. de ontwikkeling is kwalitatief van aard; in elke fase dienen zich telkens andere
ontwikkelingstaken aan; iedere fase is kwalitatief verschillend van de vorige en opvolgende
- 3. zowel het individu (nature) als de omgeving (nurture) dragen bij aan de ontwikkeling
- 4. richt zich niet op de ontwikkeling van één bepaald aspect van de persoon; de biologische
veranderingen en maatschappelijke verwachtingen (en daarmee ook de ontwikkelingstaken)
oefenen hun invloed immers uit op alle aspecten van het psychologisch functioneren
uitbreiding van de theorie (Baltes, 1980)
- 1. ontwikkelingstaken vormen niet alleen een opeenvolging van opgaven die gekoppeld zijn
aan de leeftijd, maar ook kunnen voortkomen uit andere invloeden, te weten:
- 2. invloeden die samenhangen met de historische context: zijn ook normatief, omdat ze
vergelijkbaar zijn voor alle mensen die behoren tot eenzelfde generatie (bv. epidemieën,
economische depressies, oorlogen, grote sociale veranderingen)
- 3. invloeden die voortkomen uit niet-normatieve levensgebeurtenissen: biologische of
omgevingsfactoren waar sommige mensen mee te maken krijgen en anderen niet (bv. een
ernstige ziekte, zware ongevallen, echtscheiding, werkloosheid)
invloedsgroepen vs. leeftijd
- 1. normatieve leeftijdsinvloeden: belangrijkst voor kinderen
- 2. normatieve historische invloeden: belangrijkst voor adolescenten en jong volwassenen
- 3. niet-normatieve levensgebeurtenissen: belangrijker naarmate de persoon ouder wordt
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 9
, 2.3 Drie typen van theorieën over de adolescentie p. 35-40
ontwikkelingstheorieën over de adolescentie
- stellen de vraag aan de orde of deze periode een eigenheid heeft en of de gedragingen van
jongeren overeenkomen met het stereotype beeld dat de leek daarvan heeft (dat beeld is dat
jongeren een grote mate van emotionele onrust (Storm and Stress) vertonen)
- worden in drie categorieën opgedeeld: (1) psycho-analytische theorieën; (2) sociaal-culturele
theorieën; (3) cognitieve theorieën
- richten zich op twee van de vier vragen waarover ontwikkelingstheorieën handelen: zij geven
aan wat er zich ontwikkelt in de adolescentie (vraag 4) en wat de bijdrage daarvan is van het
individu en van de omgeving (vraag 3)
- het gaat om normatieve opgaven die samenhangen met de leeftijd en dus in principe voor alle
adolescenten gelden
psycho-analytische theorieën (Sigmund Freud)
- wat zich ontwikkelt tijdens de adolescentie zijn de emoties
- de ontwikkeling wordt gestuurd door onbewuste strevingen of driften; deze driften komen
voortdurend in conflict met beperkingen vanuit de sociale omgeving
- gedurende de eerste jaren van het leven (orale en anale fase) ervaren kinderen verschillende
soorten van primitieve vormen van lustbeleving; in de vroege adolescentie treedt de
volwassen (genitale) vorm van seksualiteit naar voren; al de vroegere seksuele impulsen
moeten dan worden ondergebracht onder de heerschappij van de volwassen seksualiteit
- kent een bijzondere betekenis toe aan de kleuterperiode (oedipale fase) waarin het kind
seksuele impulsen ontwikkelt die gericht zijn op de ouder van het andere geslacht en
agressieve impulsen die gericht zijn op de ouder van hetzelfde geslacht; deze gevaarlijke
gevoelens worden tijdens de basisschoolperiode (latente fase) onderdrukt, maar worden
opnieuw tot leven gewekt door de biologische veranderingen van de puberteit
- het gevaar dat deze impulsen in daden worden omgezet, is nu veel reëler omdat de jongere
zijn volledige seksuele volwassenheid en lichamelijke kracht heeft bereikt; daarom moeten er
sterke afweermechanismen in werking treden om deze impulsen in te tomen en te verdringen
ascetisme en intellectualisering (Anna Freud)
- ascetisme: adolescenten ontzeggen zichzelf alle plezier uit angst om de controle over hun
seksuele impulsen te verliezen (bv. opleggen strikte studieplanning, intens aan sport doen)
- intellectualisering: belangrijke emotionele en persoonlijke conflicten worden ontdaan van elke
emotie en krijgen zo een abstract of zelfs een filosofisch karakter (bv. jongens die verklaren
dat alle tirannen over de hele wereld moeten worden afgezet, terwijl het in feite gaat om een
gespannen relatie met hun vader die ze te streng vinden)
relationele visie
- de ontwikkeling wordt gestuurd door interne voorstellingen die we opbouwen van de
belangrijke personen in ons leven en van de ouders in het bijzonder; met deze interne
_____________________________________________________________________________________
Psychologie van de Adolescentie - Slot & Van Aken (25e druk) | versie 1.1 - oktober 2018 | Jasper Verkroost 10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Pupske. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.57. You're not tied to anything after your purchase.