Complete samenvatting van het vak Recht 2 in blok 4. Bij het maken van de samenvatting heb ik het boek en de hoorcolleges erbij gehad en tentamen in één keer gehaald.
(obligatoire) Overeenkomst (1):
• Overeenkomst = Contract (identieke begrippen).
• Bindende afspraak tussen 2 personen.
• Obligatoir: de overeenkomst schept niet vrijblijvende verplichtingen (schulden) = Als je die
afspraken maakt, dan zijn die afdwingbaar door een rechter.
• Deze verplichtingen kunnen door de rechter worden afgedwongen.
• Die een geldwaarde hebben; je kan er altijd een geldbedrag aanhangen.
Sommige afspraken zijn niet afdwingbaar en kan je niet op geld afdwingen: als mensen
samen afspreken ergens heen te gaan en er komt iemand niet opdagen.
De overeenkomst (2):
• Wat voor de één een plicht (schuldenaar / debiteur) is, is voor de ander een recht is
(schuldeiser / crediteur).
• Bv. Koop, Huur, Bruikleen, Ruil, Arbeid. Enkele voorbeelden:
Je koopt een laptop: koopovereenkomst.
Recht: levering van de laptop. Plicht: betalen van de koopprijs.
Je huurt een kamer: huurovereenkomst.
Recht: huurgenot. P licht: betalen van de huurprijs.
Je neemt een bijbaantje: arbeidsovereenkomst:
Recht: loon. P
licht: werken.
3 grondbeginselen van AO: a) Contractvrijheid. b) Pacta sunt servanda. c) Consensualisme.
a) Contractvrijheid: • Partijen mogen afspreken wat ze willen.
– Binnen grenzen van de wet – De openbare orde – En de goede zeden.
• Bij de arbeidsovereenkomst geldt dus: je mag in beginsel elke arbeid afspreken.
• Maar bv. geen huurmoord → omdat dit in strijd is met de wet.
b) Pacta sunt servanda: • Overeenkomsten zijn niet vrijblijvend.
• Dienen te worden nagekomen.
• Naleving van de verplichtingen kan zo nodig door de rechter worden afgedwongen.
c) Consensualisme: Betekenis:
1. Mondelinge afspraak is voldoende, het hoeft niet per sé op papier te staan. Als je iets
mondeling afspreekt, geldt dit ook. Nadeel: je kan het niet bewijzen als er problemen komen.
2. Dat wat partijen van elkaar willen zoals blijkt uit de feiten bepaalt de inhoud van de
overeenkomst (ook als uit het papier iets anders zou blijken).
Uitzondering: formele overeenkomst (bijv. koop van onroerende zaak) deze moeten wel op
papier omdat ze echt heel belangrijk zijn.
,Werken voor een ander:
De wet regelt 3 soorten overeenkomsten:
1. Arbeidsovereenkomst. (regels die we verder in het vak gaan behandelen zijn alleen van
toepassing op de arbeidsovereenkomst.)
2.Overeenkomst tot Aanneming van Werk.
3.Overeenkomst van Opdracht.
De arbeidsovereenkomst (1): Overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer zich
verbindt in de dienst van de andere partij, de werkgever tegen loon gedurende zekere tijd
arbeid te verrichten.
De arbeidsovereenkomst bevat de volgende elementen:
a) Persoonlijke b) Verplichting c) tot arbeid d) tegen loon e) onder gezagsverhouding f)
gedurende zekere tijd.
a) Persoonlijke karakter van de verplichting:
• Werknemer kan niet zelf bepalen dat een ander de arbeid verricht. Je moet zelf dat werk
uitvoeren, je kan niet je buurman een keer vragen om voor jou te werken.
• Bijv: Krantenjongen heeft geen AO: hij kan vragen of zijn broer/zus de kranten rondbrengt.
Hetzelfde geldt voor het vouwen van folders thuis. Maakt niet uit wie dat doet. Deze
overeenkomst heeft geen persoonlijk karakter. Dus als iemand een AO heeft en diegene
sterft; dan stopt de AO ook.
b) Verplichting: • ‘Pacta sunt servanda’: je bent verplicht om te komen.
• Oproepovereenkomst: is geen keiharde verplichting want als je niet wilt komen, kom je niet.
Dan geldt er dus geen arbeidsovereenkomst.
• Kan de werknemer (lichtvaardig) weigeren aan een oproep gehoor te geven, zonder
geldige reden? dan is het geen arbeidsovereenkomst.
c) Arbeid: • Arbeid = werken. • Stand by dienst: mensen die pas hoeven te werken als ze
opgebeld worden. als er wél wordt gewerkt, is er sprake van een AO. anders niet.
d) Loon: • Loon = beloning voor de arbeid. • Loon meestal in geld, hoeft niet.
• Wet Minimumloon; als werkgever moet je het minimumloon betalen.
• Loon in natura: scholing, huisvesting, bedrijfskleding, voedsel. • Meer hierover in week 2.
e) Gezagsverhouding: • Werkgever KAN (mogelijkheid is genoeg!) aan werknemer
REDELIJKE instructies geven over de wijze waarop de arbeid moet worden verricht.
bijv. over bepaald gedrag, over kleding die moet worden gedragen.
• Welke instructies zijn niet (meer) redelijk? - Bv. gevaarlijke instructies. - Bv. instructies tot
strafbare feiten. - Bv. instructies die stuiten op gewetensbezwaren.
f) Zekere tijd: • Relatie moet zekere bestendigheid hebben.
• Arbeidsovereenkomst van 1 dag kan! • Probeer maar eens arbeid te verrichten anders dan
gedurende zekere tijd! Als je ergens gaat werken, werk je er snel toch al een dag. Er wordt
al snel aan dit criterium voldaan! • Rechter ziet in duurcriterium vaak aanknopingspunt om
arbeidsovereenkomst aan te nemen.
, De arbeidsovereenkomst (2):
• Eisen zijn cumulatief. • Is aan alle eisen voldaan: arbeidsrecht van toepassing.
• Werkgever kan daar niet onder uit:
– Bv. Loondoorbetaling bij ziekte – Bv. ontslagrecht – Bv. recht op WW / WIA.
• Doel arbeidsovereenkomst: bescherming van de (zwakke) werknemer; je bent financieel
afhankelijk van je werkgever. Je wilt niet op de een op andere dag je inkomen verliezen.
• Dit heet ook wel de ondergeschiktheidscompensatie.
• Basis arbeidsrecht in industriële revolutie.
De arbeidsovereenkomst (3):
• Hoe stel je vast dat een arbeidsrelatie een arbeidsovereenkomst is?
• Consensualisme: – Je kijkt of je uit de feitelijke situatie kunt opmaken dat aan alle criteria is
voldaan – En niet (zo zeer) naar de schriftelijke overeenkomst, als die iets anders zegt dan
de feiten.
Arbeidsrecht (1): Rechtsbronnen (waar te vinden?):
• BW → Burgerlijk Wetboek. (Boek 7, titel 10, art. 7:610 e.v.): staat op de vaksite.
• Overige wetten (Arbowet, Wet Minimumloon) .
• Jurisprudentie • CAO’s (overeenkomsten tussen wg- en wn- verenigingen).
• Internationale verdragen (m.n. arbo)
• Ongeschreven rechtsbronnen (goed werkgeverschap en werknemerschap 7: 611 BW).
Arbeidsrecht (2):
• Bevat veel dwingend recht. • Volledig dwingend: partijen mogen niet of niet ten nadele van
de wet afwijken (bv. proeftijd 7:652 BW).
• ¾ - dwingend recht: afwijking mag bij cao (2 en 3 – regel, bv. Art. 7:668a BW).
• Semi-dwingend recht: afwijking mag bij schriftelijke iao (bv. 7: 628 BW:
loondoorbetalingsverplichting bij gebrek aan arbeid).
• Overig: regelend of aanvullend recht (niets anders afgesproken, dan geldt de wet).
CAO = Collectieve Arbeidsovereenkomst.
• Vreemde eend in de bijt van het recht: bv. niet bij huur of koop; is alleen specifiek bij
arbeidsrecht.
• Overeenkomst tussen (verenigingen van) werkgever(s) en verenigingen van werknemers.
• Bedoeld om rechtsposities van werknemers te regelen.
• Werknemers kunnen in georganiseerd verband (vakbond) een vuist maken → komt ook uit
tijd van industriële revolutie; samen sta je sterk in plaats van alleen tegen een WG optreden.
• Poldereconomie. • Wet staat hier en daar toe dat wg en wn niet individueel maar wel op
cao-niveau van de wet mogen afwijken.
Aanneming van werk:
• Aannemer aan ene kant en aanbesteder aan andere kant.
• Betreft arbeid van stoffelijke aard → bijv. bouwen van een huis.
• Geen gezagsverhouding. de aannemer heeft veel meer deskundigheid dan jij.
• Aannemer heeft Resultaatsverplichting (oplevering) i.p.v. inspanningsverplichting. Als hij
ziek wordt betaal je ook geen loon aan hem, jij betaalt voor het huis.
• Arbeidsrecht is niet van toepassing. • Voorbeelden: aannemer in de bouw, reparatie van je
auto. Als de auto of het huis klaar, stopt deze overeenkomst ook.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller CharlotteCox137. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.83. You're not tied to anything after your purchase.