Dit is een volledige samenvatting van de onderwerpen die in de les aan bod kwamen. Hierin vind je zowel de inhoud van de dia's als mijn persoonlijke notities.
Ik behaalde voor dit examen een 17/20.
Tip: ga naar de werkboeken (wpo's) en naar de les; het begrijpen van de inhoud is het belangrijkst!
MICRO-ECONOMIE VOOR
BEDRIJFSKUNDE
Doel van de cursus : economie herkennen het zit overal !
1. TEN PRINCIPLES OF ECONOMICS
Definitie v/ economie : er is geen einde aan wat we zouden willen (vb. kind in
supermarkt) maar onze middelen zijn beperkt in kapitaal (K), arbeid (L), natuur
(N),… Daardoor zijn we verplicht om keuzes te maken. Deze zijn : wat produceren
? Hoe produceren ? Voor wie produceren ?
Economie onderzoekt :
- Hoe mensen beslissingen nemen
- Hoe mensen interageren met elkaar
Dit is micro-economie : bestudeert de manier waarop huishouders en
bedrijven beslissingen nemen en hoe ze in specifieke markten met elkaar
omgaan
- Invloeden op economie als geheel
Dit is macro-economie : bestudeert fenomenen die de gehele economie
bestrijken, bestudeert de macro-economische werkelijkheid. Vb. inflatie,
economische groei, werkloosheid.
10 principes :
1. Principe 1. Mensen moeten keuzen maken
2. Principe 2. De kosten van iest worden bepaald door datgene wat we opgeven
om het te krijgen
3. Principe 3. Rationele mensen denken in de marge
4. Principe 4. Mensen reageren op prikkels
Dit is hoe mensen beslissingen nemen
5. Principe 5. Handel kan in ieders belang zijn
6. Principe 6. Markten zijn vaak een goede manier om economische activiteiten
te organiseren
7. Principe 7. Overheden kunnen de resultaten v/ de markt soms verbeteren
Dit is hoe mensen met elkaar interageren
8. Principe 8. De levensstandaard v/ een land hangt af v/ de mate waarin het
land producten en diensten kan produceren
9. Principe 9. Prijzen stijgen als de overheid teveel geld drukt
10.Principe 10. De samenleving staat voor een afweging op korte termijn tussen
inflatie en werkloosheid
,
,Illustratie v/ de principes : Marginale baten Marginale kosten
Principe 1. “Ik ga 1u naar de les” (of niet) 28€ - 0€ -22€ =
28€ 6€
Om een keuze te maken kijkt de mens naar de voordelen/wat het hem waard is
(marginale baten) en nadelen (marginale kosten). Als iemand 27€ geeft om niet
naar de les te gaan dan ga je toch gaan want het is het je 28€ waard. Daarnaast
beslist de mens ook ‘in marge’, elke seconde maakt hij een beslissing. Vb je komt
een lokaal binnen en gaat ergens zitten.
Onder de marginale kosten heb je de expliciete en impliciete kosten.
-Expliciete kosten zijn wat je effectief moet betalen om het te doen. Naar de
lessen gaan heeft een expliciete kost van 0€ (je betaald wel
inschrijvingsgeld maar als je gaat of niet gaat veranderd dat niets aan je
inschrijvingsgeld). Naar de voetbal gaan heeft daarentegen wel een
expliciete kost (10€ huur voor het terrein). Resultaat
- Impliciete kosten zijn de waarde van het beste alternatief waaraan je
verzaakt/dat je niet nakomt (zonder geldstroom). Resultaat (naar de les
komen is dus het meest voordelig)
Opportuniteitskost = wat je moet opgeven = expliciete kost + impliciete kost
Dit toont het principe 2 : de kosten van iest worden bepaald door datgene wat we
opgeven om het te krijgen.
MAAR, volgens principe 4 : reageren mensen op prikkels kan dit een ander
resultaat opleveren. Als de kosten veranderen, kan het resultaat ook veranderen.
In volgende situatie heeft dit als gevold dat de student zal kiezen om naar de
voetbal te gaan want dat is voor hem het meeste waard.
Marginale baten Marginale kosten
Principe 1. “Ik ga 1u naar de les” (of niet) 28€ - 0€ -31€ =
28€ -3€
De markt is een verzameling van kopers en verkopers van een bepaald product.
Er bestaan 4 verschillende marktvormen, die hangen af v/ het aantal bedrijven in
de sector :
A. MONOPOLIE
Monopolie : markt maar met enkel 1 bedrijf. Vb diamantensector, enkel 1
bedrijf : De Beers Group. Het is niet altijd zo evidend om te weten als
monopolie of niet, voorbeeld bij Coca Cola die heeft de monopolie op coca
cola maar niet op cola zelf.
B. OLIGOPOLIE
Ologopolie = Sommige bedrijven in een bepaalde sector zijn het grootst.
Voorbeeld Apple, HP en Dell hebben een ologopolie op de markt v/ laptops. Er
zijn zeer veel merken die laptops verkopen maar deze enkele bedrijven
steken er met kop uit. Ze verkopen homogene of heterogene goederen
C. MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE
Monopolistische concurrentie : meeste kleine bedrijven (bakker, friethuis,
slager). Ze verkopen heterogene goederen.
D. VOLMAAKTE/ZUIVERE CONCURRENTIE
o Veel vragers en veel aanbieders
o Perfecte informatie
o Vragers en aanbieders zijn prijsnemer : ze hebben niets te zeggen over de
prijs, die wordt gedicteerd door de markt. (belangrijkste kenmerk)
o Homogene goederen
o Vragers en aanbieders handelen onafhankelijk
o Vragers en aanbiedres nemen alle kosten en baten in aanmerking
Homogene goederen = verkopen hetzelfde (zeer letterlijk nemen). Vb : blikjes
cola kan je in de gang kopen maar ook in de colruyt -> in onze ogen is dat
niet hetzelfde product, 80% gaan dat hier in de gang kopen. Als dat hetzelfde
product zou zijn zou 50% in de gang kopen en 50%in colruyt. De plaats waar
het verkocht wordt maakt een verschril in het product = volmaakte
concurrentie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mathildeVUB20232024. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.78. You're not tied to anything after your purchase.