Samenvatting - Minor Opvoedvraagstukken (FSWE-MINOR-1E)
100 views 4 purchases
Course
Minor Opvoedvraagstukken (FSWEMINOR1E)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Ik heb een 9,0 gehaald met het leren van deze samenvatting!!
Extreem uitgebreide samenvatting van de Minor Opvoedvraagstukken aan de EUR. De samenvatting is extreem uitgebreid dus je kan hem ook als leidraad gebruiken voor je eigen samenvating.
Er missen in totaal maar 1 hoofdstuk en twee ar...
Van der Horst 2020 Hoofdstuk 2 Literatuur week 2
Gezinshistorische benaderingen en gebruik van historische bronnen
Er zijn drie gezinshistorische benaderingen met verschillend gebruik van bronmateriaal:
1. De demografische benadering
• De demografische benadering houdt zich bezig met het verzamelen en interpreteren van
kwantitatieve, demografische gegevens.
• Met deze gegevens probeert deze benadering een beeld te vormen van leef en
opvoedingsomstandigheden van ouders en kinderen.
• Met de verkregen gegevens worden contouren (omlijningen) geschetst van het gezin en het
gezinsleven (met inzicht in gezinssamenstelling, huwelijk, geboorte en sterfte), zonder dat er
werkelijk zicht wordt verkregen op de belevingswereld van de individuele gezinsleden.
Met andere woorden wordt er meer naar de buitenkant gekeken en wordt er een beeld gevormd
van hetgeen wat zichtbaar is mbv kwantitatieve bronnen.
2. De affectieve benadering
• Bij deze benadering wordt er vooral aandacht gegeven aan menselijk gedrag, persoonlijke
beleving en motieven.
• Dit wordt gedaan door gebruik te maken van kwalitatieve bronnen zoals:
• Dagboeken
• Brieven
• autobiografieën
• memoires
• schilderijen
• kinderkleding
• gebruiksvoorwerpen
• speelgoed
De affectieve benadering gaat dus dieper in op de zaken waar de demografische benadering niet op
in gaat mbv kwalitatieve bronnen.
3. Historische wetenschappen
• Deze benadering beschrijft de invloed van sociaaleconomische, cultureel-
maatschappelijke en technologische ontwikkelingen op veranderingen in het gezin.
• Door het bestuderen van wetgeving, erfrecht, gezags- en eigendomsverhoudingen wordt
geprobeerd uitspraken te doen over:
• de samenhang tussen gezinsstructuren
• individuele gedragingen en belevingen
• sociale relaties
• maatschappelijke instituties
De historische benadering gaat dus over invloed van de verschillende ontwikkelingen op de
verandering van het gezin. Dit wordt onderzocht door gebruik o.a wetgeving, erfrecht en gezags- en
eigendomsverhoudingen.
❖ Een combinatie van de bovengenoemde benaderingen zal het meest complete beeld geven van
de complexe historische werkelijkheid van het gezinsleven.
,Het gebruik van historische bronnen
❖ Bij het gebruik van historische bronnen is het belangrijk dat de bronnen in zowel kwalitatief als
kwantitatief opzicht representatief zijn.
➢ Wordt er een werkelijk beeld weergegeven of een gefilterd beeld is de vraag.
➢ Een bron kan bijv alleen de intellectuele elite representeren, waardoor er minder bekend is
over de elite dan over de ongeletterden.
❖ Ook regionale verschillen (geografisch, geologisch of verschil in gebruiken, wetgeving en cultuur)
kunnen zorgen voor grote verschillen waarin het gezinsleven wordt vormgegeven.
Bij het gebruik van historische bronnen moet ook aan het volgende worden gedacht:
• Wie heeft de bron geschreven?
• Voor wie is de bron bedoeld?
• Met welk doel is de informatie geschreven?
Vaak is het ook niet duidelijk of er sprake is van:
• Prescriptie → Hoe men werd geacht te handelen
• Descriptie → hoe er feitelijk werd gehandeld
Pedagogische stromingen: Humanisme, verlichting, romantiek
Humanisme 1400-1650 (Erasmus)
Het humanisme is een elitebeweging die werd gevormd door christelijke denkers die de klassieke
cultuur wilden revitaliseren (herstructureren).
• Het doel van de humanistische opvoeding was de vorming van de klassieke homo universalis
(universele mens). Humanisten gingen daarbij uit van de vrijheid van de menselijke wil.
• De humanistische pedagogiek kenmerkt zich door een individualistische benadering waarbij
werd ingewerkt op eergevoel en werd aangespoord tot competitie → lijfstraffen waren
hiermee dus overbodig.
• Humanisten leggen vooral nadruk op leren → mens wordt verheven door studie
• Goed en precies denken was erg belangrijk en dit werd aangeleerd door het analyseren van
moeilijke klassieke teksten.
De humanistische opvattingen van Erasmus (1466-1536):
• Volgens Erasmus is het doel van opvoeden het synthetiseren van klassieke cultuur en
christelijke vroomheid. → onwankelbaar Godsvertrouwen
• Het volgen van onderwijs is vooral van belang voor jonge kinderen om onhebbelijk gedrag t
voorkomen
• Kinderen hebben natuurlijk verlangen naar kennis en hun maakbaarheid
• De taak van het opvoeden hoort bij de vrouw (niet bij de man) → de vrouw is voor de
verzorging en de man is voor karaktervorming
• De taak van de onderwijzer (docent) is ook belangrijk → Erasmus zet zich af tegen een
“heersende onderwijspraktijk” wat wordt gekenmerkt door lijfstraffen (slaan etc).
• Erasmus gaat uit van nieuwsgierigheid en intrinsieke motivatie van de leerling.
• In de opvoeding moet aandacht zijn voor beleefdheid, ingetogenheid, bescheidenheid en
nette manieren.
, • Erasmus geloofd in de erfzonde (elk kind is geboren met zonde van Adam en Eva) en dus van
nature neigde naar kwaad maar kind kan gevormd worden tot iets goeds.
• Kinderen leren vooral via imitatie dus een goede opvoedomgeving is van belang.
De verlichting (1650-1800)
De verlichting is een intellectuele stroming die uitgaat van de menselijke rede als criterium bij het
zoeken naar de waarheid.
• Kennis en rede kunnen volgens verlichtingsdenkers de mens behoeden voor onwetendheid,
bijgeloof, onbeschaafdheid en armoede.
• Verlichtingsdenkers zien God als veroorzaker van alles, maar sinds de schepping zou Hij op
geen enkele wijze ingrijpen in het proces van natuurwetten. → wordt deisme genoemd
• Verlichtingsdenkers hebben groot vertrouwen op de zelfstandigheid van de mens.
• Voor opvoeding is kennis niet genoeg, er moet ook een opvoedingsdoel zijn.
• Verlichtingsdenkers strijden voor tolerantie, vooral op religieus gebied.
• Legt nadruk op mens als individu
• Aandacht vooral voor de volwassene die van het kind wordt gemaakt
Verlichtingsopvattingen van John Locke (1632-1704):
• Belangrijkste boek: some thoughts concerning education
• Doel van opvoeding volgens Locke is het verwerven van vrijheid en zelf bestuur
• Opvoeding dient te leiden tot deugd, godvruchtigheid, welgemanierdheid en kennis
• Belangrijkste uitgangspunt van John Locke: kind komt ter wereld als ‘tabula rasa’
onbeschreven blad. Dit beeld komt overeen met het beeld van Erasmus van het kind als
“vormloze klomp” en het beeld van Jacob Cats van het kind als “wit papier”. → deze
uitspraak van Locke had vooral betrekking op ervaring, niet op karakter.
• Ideeën zijn volgens Locke niet aangeboren
• Kennis wordt verkregen door ervaring → ideen sloegen daarom ook aan bij niet-eliten
(afkomst telt niet, alleen de opvoeding)
De Romantiek (1800-1850)
De romantiek kan gezien als een tegenbeweging en een reactie op de verlichting.
• De Romantiek wordt gekenmerkt door meer nadruk op gevoel en intuïtie in plaats van rede
en ratio.
• Meer aandacht voor diepere lagen van de menselijke ziel, het irrationele en het onbewuste.
• Maakbaarheid van de mens en maatschappij is dus grens gebonden, want die is niet alleen
afhankelijk meer van de rede maar ook van irrationele gevoelens en motieven.
• Ziet het volk als organische eenheid → mensen als individu is in zijn voortbestaan afhankelijk
van de gemeenschap
• Legt niet alleen focus op de volwassene die het kind moet worden (zoals bij de verlichting)
maar legt ook nadruk op de waardering van het kind zelf → idee komt van Rousseau
Romantieke opvattingen van Jean- Jacques Rousseau (1712-1778)
• Kennis en wetenschap zijn niet het enige wat vooruitgang van de mens bieden
, • Doel van opvoeding: het kind optimaal te laten ontwikkelen en dicht bij de onbedorven
mensen van de schepper te blijven
• Propageert voor de natuurlijke ontwikkeling van het kind
• Gaat net als Erasmus uit van de kneedbaarheid van het kind
• Is ervan overtuigd dat er door de mensen weinig te sturen valt in de opvoeding (die van
binnen uit komt) en dat er juist veel mis kan gaan
• Meest bekende boek: Emile ou de l’education → kind dient te leren door natuurlijke
opvoeding door een innerlijke stem die de opvoeding en ontwikkeling in de juiste richting zou
sturen
• Opvoeder moet alleen het kind beschermen tegen de maatschappij, “de zogenaamde
negatieve opvoeding”
• Mensbeeld van Rousseau is sterk positief; elk mensen is van nature goed
• Maatschappij beeld is sterk negatief; de invloed van cultuur is verderfelijk →Ziet het als een
probleem dat kinderen niet geïsoleerd van de maatschappij kunnen opgroeien
• Vader heeft een onderwijzende rol in de opvoeding (komt van een ander artikel maar dit
kwam wel in het tentamen)
Centrale vraag van Rousseau:
Hoe wordt een mens gelukkig en hoe gaat de mens om met de kloof tussen natuur en maatschappij?
• Morele ontwikkeling speelt volgens Rousseau een grote rol hierbij → deugdzaamheid en
morele ontwikkeling kunnen voorkomen dat iemand immoreel handelt
De grootste invloeden van Rousseau:
1. De ontdekkking van de eigen aard van de kinderlijke leefwereld → vom Kinde aus
2. De formulering van een opvoeding die de natuurlijke ontwikkeling van het kind volgt
3. De erkenning van het kind als een op zich waardevolle persoon
4. De cultivering van het gevoel en van de intrinsieke motivatie van het kind
Verschillen tussen Locke en Rousseau:
Locke:
• Opvoeding tot welgemanierdheid
• Geloofd in maakbaarheid en opvoedbaarheid van kinderen
• Belang voor rede is oneindig groot en zag rede als middel tot opvoeding
Rousseau
• Beperking van ouderlijke interventie en wil de natuurlijke ontwikkeling van het kind volgen
• Zag beperkte opvoedmogelijkheden
• Ontwikkeling van rede is doel voor opvoeding
Humanisme en reformatie
• Doel van opvoeden had als hoogste doel om zedelijk verval te voorkomen
Invloed van Locke (verlichting) en Rousseau (romantiek) op gezinsleven
Invloed Verlichting (Locke) gezinsleven:
• Christelijke lijfstraffen vervangen door geïnternaliseerde morele standaarden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller g.a1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $21.98. You're not tied to anything after your purchase.