Samenvatting Hoofdstuk 12 van Biology a Global Approach 11th edition
Samenvatting Hoofdstuk 8 van Biology a Global Approach 11th edition
Samenvatting Hoofdstuk 7 van Biology a Global Apprach 11th edition
All for this textbook (58)
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Biologie
Fylogenie
All documents for this subject (2)
1
review
By: htelli • 5 year ago
Seller
Follow
MathynRijkers
Reviews received
Content preview
Oefententamen Fylogenie
1. Het rangschikken van de biodiversiteit dateert van zeer lang vóórdat het woord
biodiversiteit bedacht werd. Welke Griekse wijsgeer van voor het begin van onze
jaartelling was de eerste die een bruikbare indeling van het dierenrijk
publiceerde?
a. Xenophon
b. Socrates
c. Theophrastos
d. Aristoteles
2. Welk van de volgende reeksen taxonomische categorieën is in de juiste
hierarchische volgorde geplaatst?
a. Orde, Soort, Familie, Genus
b. Familie, Orde, Genus, Soort
c. Orde, Familie, Genus, Soort
d. Soort, Orde, Genus, Familie
3. Wat wordt in de biologische nomenclatuur verstaan onder typificatie?
a. Het determineren van soorten
b. Het aanwijzen van een unieke referentie om een taxonomische categorie
mee vast te leggen; een specifiek epitheton wordt bijvoorbeeld vastgelegd
m.b.v. een type-exemplaar
c. Het bij een taxonomische beschrijving aangeven van unieke kenmerken
waaraan het taxon ondubbelzinnig herkend kan worden
d. Het bepalen van de DNA-barcode van een soort
4. Welke definitie van evolutie wordt door populatiegenetici gehanteerd?
a. Verandering (van de ene generatie op de volgende) in de frequentie van
allelen in een populatie
b. Het ontstaan van nieuwe soorten
c. Het ontstaan van nieuwe erfelijke kenmerken
d. Het veranderen van het uiterlijk van een individueel organisme gedurende
zijn leven
5. Twee populaties leven in verschillende gebieden. Hoewel de mannetjes van de ene
populatie in principe levensvatbare en vruchtbare nakomelingen kunnen verwekken bij
vrouwtjes van de andere populatie en vice versa, gebeurt dit nooit, omdat beide populaties
verschillende broedseizoenen hebben. Dit is een voorbeeld van:
a. Het genotypisch clusterconcept
b. Postzygotische reproductieve isolatie
c. Prezygotische reproductieve isolatie
d. Speciatie met gene-flow
, 6. Welk van de onderstaande criteria is niet essentieel voor het bestaan van
evolutie door natuurlijke selectie op kenmerk A
a. Kenmerk A is erfelijk bepaald
b. Indidivuen met kenmerk A hebben een andere fitness dan individuen
zonder kenmerk A
c. Er worden meer nakomelingen geboren dan kunnen overleven
d. Individuen met kenmerk A zijn aantrekkelijker seksuele partners
7. Een apomorfe kenmerkstoestand:
a. ontstaat later dan plesiomorfe toestanden van hetzelfde kenmerk
b. ontstaat eerder dan plesiomorfe toestanden van hetzelfde kenmerk
c. kan niet gebruikt worden voor het herkennen van monofyletische groepen
d. kan niet gebruikt worden voor het herkennen van clades
8. De landslak Cepaea nemoralis vertoont een genetisch polymorfisme voor de
kleur van het huisje. Wanneer door predatie de frequentie van het allel dat
middelmatig donkere huisjes veroorzaakt overal afneemt, en die van de allelen
voor extreem lichte en extreem donkere huisjes overal toenemen, spreekt men
van:
a. directionele selectie
b. stabiliserende selectie
c. disruptieve selectie
d. seksuele selectie
9. Open vraag) Geef minstens één reden waarom we tegenwoordig denken dat het
onwaarschijnlijk is dat veel speciatiegebeurtenissen zonder selectie, dus door
genetic drift of andere “toevalsprocessen” plaatsvinden.
bv. omdat de klassieke gevallen waar dit een rol zou hebben gespeeld zóveel
“oude” genetische variatie bezitten dat hun populatie nooit erg klein geweest kan
zijn.
bv. omdat pogingen om (een deel van) het proces in het laboratorium na te
bootsen tot nu toe geen resultaat (=reproductieve isolatie) hebben opgeleverd.
10. In 2010 werd het fossiel van een kleine plantenetende dinosaurus beschreven, waarvan
niet alleen de botten maar ook sporen van pigment-deeltjes bewaard gebleven waren. De
verdeling van de pigmentdeeltjes liet duidelijk zien dat er hier sprake moest zijn van
countershading: met een donkere rug en een lichte gekleurde buik hef je de schaduwwerking
een beetje op. waardoor je beter gecamoufleerd bent. Veel landzoogdieren hebben
tegenwoordig ook zo’n kleurstelling. Als de counter shading bij dinosaurussen al bekend
was, dan mag je counterschading bij de huidige zoogdieren een voorbeeld noemen van:
a. Seksuele selectie
b. Parallelle evolutie
c. Parallelle selectie
d. convergente evolutie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MathynRijkers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.