Samenvatting - Fysiopathologie van de voortplanting
36 views 1 purchase
Course
Fysiopathologie van de voortplanting
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Uitgebreide samenvatting van de lessen fysiopathologie van de voortplanting gegeven door Joris Vriens. 3e bachelor biomedische wetenschappen. Punt behaald met deze samenvatting 15/20. Samenvatting van 109 pagina's
WAT IS VOORTPLANTING
Reproduceren = alternatief woord voor voortplanting = produceren nakomelingen
Nakomelingen gaan we re-produceren = huidig generatie vervangen door nieuwe
Dat is iets anders dan vermenigvuldigen = kweken => niet bekijken hier!
BASISPRINCIPES
In een stabiele ecologische omgeving => voedsel aanwezig
1) Twee ouders produceren twee ouders
Stabiliteit van dierenpopulaties => omgevingsfactoren
Aangepaste voortplanting strategieën
2) De meeste nakomelingen planten zich niet voort
De meeste ouderparen produceren meer dan 2 nakomelingen bv: muizen: meestal 8 nakomelingen
3) Het meeste juveniele afsterven is selectief
Juveniel (jong dat nog niet geslachtsrijp is) afsterven is niet zuiver toevallig
Een differentieel overleven binnen een competitieve omgeving (survival of the fittest)
REPRODUCTIEVE STRATEGIE ËN BIJ ZOOGDIEREN
Bij de verschillende species bestaan grote verschillen in “reproductieve strategieën”.
Omvat factoren als:
- zwangerschapsduur
- grootte van de worp
- geboortegewicht bv: beer w klein geboren => hierna snel in gewicht toenemen kalf groot geboren
- leeftijd bij puberteit
- “mating system” (polygynie, polyandrie)
- lengte van de (oestrus) cyclus
- seizoensgebondenheid
- geboorte-interval en lactatieduur
- reproductieve levensduur
Staat in relatie tot de ecologische “niche”
Deze factoren (verschillend bij diersoorten) bepalen hoeveel nakomelingen er zitten in dat gebeid => zegt iets
over intensiteit (aantal nakomelingen) en snelheid (opeenvolging van generaties) van voortplanting
Formule: zegt iets over grootte van populatie ifv tijd => groei populatie => afhankelijk van r (groeisnelheid)
N = aantal dieren
K aantal dieren dat er max in die omgeving kan overleven
• Bij lage populatie-densiteit (aantal dieren laag wnr n klein is)
is de groei zuiver exponentiëel met groeisnelheid r
• Bij hoge populatie-densiteit stabiliseert de populatie rond een waarde K die bepaald wordt door de
draagcapaciteit (“carrying capacity”) van de omgeving (bepaald door biologische factoren zoals
voedsel- voorziening, interactie met competitoren, predatoren, parasieten…)
,R en K strategisten:
• Bij R-strategisten is de populatie-toename maximaal, waardoor een nieuwe omgeving gemakkelijk kan
gekoloniseerd worden (opportunisten of kolonisten).
• Bij K-strategisten staat de populatie-toename in evenwicht met de “carrying capacity” van de
omgeving. Kolonisatie in stabiele omgevingen.
R-strategisten K-strategisten
Onvoorspelbare omgeving Stabiele omgeving
• Kleine dieren • Grote dieren
• Korte levensduur • Lange levensduur
• Korte zwangerschap • Lange zwangerschap
• Grote worpen • Eén jong per worp
• Snelle ontwikkeling • Trage ontwikkeling
• Korte geboorte-intervallen • Lange geboorte-intervallen
Mens = 9 maanden
• Mens is dus een K strategist => labos => muizen en ratten als proefdieren om bepaalde aspecten van
voortplanting te analyseren
• Maar we gaan r strategisten gebruiken om voortplanting van K strategisten te onderzoeken
• Muis is dus niet altijd het ideale proefdier om een bepaalde pathologie te bekijken
WAAROM SEKSUELE VOORTPLANTING
Bij een seksuele voortplanting hebben we een meiotische celdeling of een reductiedeling, waarbij er twee
opeenvolgende celdelingen zullen plaatsvinden, maar waarbij het genetisch materiaal maar eenmaal zal
verdubbelen => uitwisseling van genetische materiaal
Eindresultaat = een cel dat maar de helft van het aantal chromosomen zal dragen (23 chr) = haploide cellen
Aseksuele voortplanting Seksuele voortplanting
▪ Géén uitwisseling van genetisch materiaal. ▪ Uitwisseling van genetisch materiaal
▪ Eéncellige organismen, sommige planten en ▪ Meercellige organismen
fungi ▪ Voortplantingscellen van moeder en vader
versmelten => diploide cellen
Genetische diversiteit :
Interindividuele variabiliteit + omgevingsfactoren => natuurlijke selectie
• Doordat ieder van ons uniek is & eigen gen mat heeft => komt terecht in bepaalde omgeving & afh van
welke positieve eigenschappen er zijn gaat er een positieve selectie zijn en in ander geval een
negatieve selectie => zo kan evolutie ontstaan
Haploide cellen (n): eicel
Eicel = grootste cel in menselijk lichaam met diameter 100-200µm
Haploide cellen (n): zaadcel
Morfologie is anders
Enkel kern bevat genetisch materiaal & is belangrijk
,GAMETOGENESE
Groot verschil tussen spermatogenese proces en oogenese
Man Vrouw
- stamcel geeft aanleiding tot 4 zaadcellen iedere oocyt geeft aanleiding tot 1 dochtercel
- iedere 72 dagen maakt man nieuwe zaadcel Aantal eicellen dat er is => bij de geboorte
- per seconde maakt de man 1500 zaadcellen aan meegegeven
UITWISSELING GENETISCH MATERIAAL
Doel van het leven: uitwisseling van genetische materiaal => nadat zaadcel eicel
binnendringt, op moment dat er fusie is van beide pronuclei ontstaat er genetische
recombinatie
WAAROM VIVIPARE VOORTPLANTING
Alle zoogdieren (behalve monotremata) zijn vivipaar
Monotremata = vogelbekdier & mierenegel => eerste fase ontwikkeling is intra-uterien => dan gaat die eieren
leggen en die extern nog uitbroeden
MAAR
Embryonale ontwikkeling begint reeds in de uterus
• 28 dagen in utero
• 10 dagen externe incubatie
• kip: 1 dag in eileider & 21 dagen externe incubatie
Waarom?
• Potentieel besparend voor de ontwikkeling van eicellen ?
• Een stabiel milieu voor de ontwikkeling van de foetus ?
• Bescherming tegen predatoren
PLACENTA
We kunnen maar komen tot vivipariteit wnr we beschikken over een placenta = essentieel voor intra-uteriene
ontwikkeling
• Evolutie: vanaf dat er placenta gevormd wordt => vivipariteit
• Placenta bevat genen afkomstig van virussen
Potentiaal problematisch voor de moeder
• Een substantiële energie-investering (fysiologische aanpassingen) vereist voor de intra-uteriene groei
en ontwikkeling van de foetus.
• De ontwikkeling van een invasieve placenta kan mogelijk problemen met zich meebrengen.
o Bv placenta acreta => ingroeien van trofoblastcellen diep in moederlijk weefsel = invasief
• Beide aspecten kunnen aan de basis liggen van complicaties tijdens de zwangerschap
Stabiliteit van het intra-uteriene mileu
• Veranderingen in het intra-uteriene milieu kunnen bepalend zijn voor de verdere levensloop van het
individu bv moeder voedseltekort => kind ontwikkelt in voedselarme omgeving => als die daarna in
omgeving met veel voedsel terecht komt => sneller ontwikkeling van diabetes of hart- en vaatziekten
Placentair onderzoek na geboorte => problemen voor kindje op lange termijn vermijden!
, 1.DE OVARIELE CYCLUS
De ovariele cyclus bestaat uit 2 grote fasen:
Fase 1 = folliculaire fase
• eicel nog omgeven door follikelcellen
• oestrogenen = !! rol
ovulatie = LH-piek => eicel gekatapulteerd in buikholte
Fase 2 = luteale fase
• overblijvende cellen vormen corpus luteum
• oestrogenen & progesteron
‘standaard’ cyclus
• Decidualisatie: differentiatie van endometrium
• Rond moment van ovulatie gaan meeste diersoorten
paringsgedrag toelaten of uitlokken
OESTRUSGEDRAG
= seksueel verlangen
= dieren zijn slechts bevruchtbaar rond de ovulatie en vertonen dan een typisch gedrag dat copulatie toelaat
Term oestrus afkomstig van dazen => die dieren eten/drinken niet => zijn er alleen om zich voort te planten
• Larven van dazen levend baren in neusholte van paard
• Oestrus gedrag: dieren gaan energie enkel steken in kunnen we ons voortplanten ja/nee
Kenbaar maken van vruchtbaarheid
• Wederzijdse aantrekking
o feromonen : geursignalen die een sociale respons uitlokken
bv: vlinder: geursignalen uitspreiden die tot op 10km gemerkt kunnen worden
o visuele prikkels: kleur, vacht (bv manen)
o auditieve prikkels: burlen => edelherten, brulapen
• Paringshouding (lordosis)
• Paringsrituelen => konijnen & hazen (paringsdans)
Mens: beschikt niet over detectiemechanisme voor feromonen
Tot op heden: geen enkel humaan feromoon geïdentificeerd
FEROMOONDETECTIE BIJ KNAAGDIEREN
Muizen: wel feromoondetectie
• TRPC2 ionenkanaal = !! in feromoondetectie
• Experiment muizen:
o Mannetje dat in kooi zit => ander mannetje erbij zetten: vechten
o Beide mannetjes castreren: vredig met elkaar leven
o Bij indringer (zelf gecastreerd): op rug urine doen van niet gecastreerd mannetje
o Als we in mannetje dat in kooi zat: R voor TRPC2 knock-out => en indringer wel urine op rug
van ander muis => dan gaat er copulatie gedrag optreden
o Mechnisme op volgende dia
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elisabaetens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.72. You're not tied to anything after your purchase.